Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,,Brood uit den hemel!''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Brood uit den hemel!''

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben dat levende brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeu wigheid leven. Ea het brood, dat ilc geven zal, is mijn vleesch lietwelk ik geven zal voor het leven der wereld. Toh 6:51

Alle goede gave is afdalende van den Vader der lichten, en in zooverre belijden we, dat al ons brood uit den hemel komt. De bede: »Geef ons heden ons dagelijksch brood" klimt op tot onzen Vader, die in de hemelen is, en uit dien hemel ons de verhooring van onze bede neerzendt.

God schept het, God zendt het, God schenkt het. En als in een vroom gezin des morgens of des avonds dat kostelijk brood weer genoten is, dan wierd het nimmer zonder dankzegging genoten.

Ook in het brood op onze tafel is God alleen groot.

Maar neemt dat weg, dat het in de woestijn van Paran toch iets anders was, toen tx geen tarwe groeide, en geen meel gemalen wierd en men geen deeg kneedde noch brood blek; maar het Manna van den grond opraapte en in zijn Gomer saamlas, en het o; ? gemalen en ö«gekneed en ongebakken at?

Dat Manna was veertig jaren voor Gods oude Bondsvolk het »dagelijksch brood"; stipt «dagelijks" hun toegemeten; waar ze hun disch meê verrijkten en waar ze hun kinderkens meê spijsden; en waar ook zij voor dankten als het genoten was.

In zooverre stonden ze dus met ons gelijk.

Hun overkwam en ons overkomt gelijke weldaad. Want zy waren en wij zijn uit ons zelven volkomen onmachtig, om ons leven te onderhouden. Zoomin als zij het Manna kunnen wij de tarwekorrel uit ons zelven voortbrengen. En dat zij zoowel als wij behalve dit „dagelijksch brood'' nog den zegen op dat brood behoefden, blijkt wel het duidelijkst uit het bedorven Manna in den Gomer ran wie te veel had saamgelezen. Dat Manna kon niet voeden, maar walgde omdat het stonk.

En toch hoe sterk ook de orereenkomst was tusschen hicn brood en ons brood, dat beide malen van den Vader der lichten nederdaalt, toch voelt elk dat er tusschen dat Manna en ons gebakken brood ook weer een aanmerkelijk verschil bestaat.

Immers, gebakken brood is een brood, waar onze arbeid aan kleeft. Daar moet de akker voor omgespit of omgeploegd; daarvoor moet geëgd en gewied, gemaaid en gedorscht, gemalen en gemengd, gebakken en gesneden; tot het dan nogmaals vermalen wordt door ons gebit.

Hun Manna daarentegen daalde geheel gereed uit den hemel neder. Daar viel niet voor te sloven noch te slaven, dat was gekneed noch gebakken. Daar was niets voor te doen, en zelfs geen geld bij inkoop voor uit te geven Het viel zoo uit den hemel.

Een ieder had het maar voor het oprapen.

En klein in zijn korrel als het was, smolt het, zonder de moeite des gebits zelfs, in den mond.

Al komt dus óók ons brood uit den hemel, het komt toch niet uit den hemel a/j brood.

En hierin alzoo was het Manna van ons brood onderscheiden, dat ons brood door den mensch zelven gekneed en bereid wordt uit wat God te zijner beschikking stelde; terwijl omgekeerd dat Manna een gereed brood uit den hemel was, waar de mensch niets aan af of toe had te doen.

Hierin nu ligt de symboliek van het Verbond dir ïverken en het Verbond der genade.

Als onze mensch in het Paradijs Satan terug had geslagen en door Gods wet te volbrengen, eeuwig leven had verworven, zou dat eeuwige leven toch een goede gave van den Vader der lichten zijn geweest; maar bij manier van ons dagelijksch brood.

Terwijl omgekeerd onder het Verbond der genade het eeuwige leven ons eveneens van den Vader der lichten toekomt, maar nu bij manier van het Manna in de woestijn.

Gerechtigheid is het voedsel der ziel, en alleen hem die naar gerechtigheid dorst en hongert, spreekt Jezus zalig.

Maar naar den Paradijsstand zou dit brood der gerechtigheid, evenals ons gewone brood, slechts verworven zijn door rustelooze inspanning. Door ook op den akker des zedelijken levens te arbeiden en te worstelen in het zweet des aanschijns. Om alzoo eerst na veel ploegens en veel malens en veel knedens de vrucht : der gerechtigheid te genieten voor den honger ' der ziel.

Maar zooals nu Israël in de woestijn plotseling niet meer ploegt, en niet meer zaait, en niet meer maalt, maar opeens het goddelijk Manna gereed vindt liggen als een brood dat uit den hemel is neergedaald, zoo ook gaat het onder het Genadeverhond toe.

Ook in het Genadeverbond staat Gods volk in een dorre, vale woestenij, en wordt tot dit Yolk gezegd, dat het niet meer ploegen noch maaien, malen noch kneden zal, en af zal zien van elke poging, om zichzelf een brood der gerechtigheid te verwerven; want dat God aan zijn volk een brood der gerechtigheid, dat geheel gereed is, uit den hemel jdoet nederdalen; een brood dat zij maar voor het opnemen hebben.

En nu komt de Christus en zegt: »De vaderen hebben het Manna gegeten in de woestijn, doch dit was slechts een zinnebeeld, want zij zijn toch gestorven."

Maar dan ook: »Ik ben het wezenlijk Manna.

Ik ben dat eigenlgke brood dat uit den hemel is nedergedaald. Want wie mij eet, zal niet sterven in der eeuwigheid."

Zoo is dus Jezus het brood der gerechtigheid, dat uit den hemel geheel gereed en toebereid voor u is nedergedaald.

En wie nu naar gerechtigheid hongert, kneedt en bakt geen brood van eigengerechtigheid meer, maar eigent zich door het geloof, als door den mond der ziel, dit »Brood uit den hemel" toe.

En zoo wandelen we dan met een »kleed der gerechtigheid, " dat nooit verteert, en met een »schoeisel der gerechtigheid" dat nooit veroudert, de woestijn van dit leven door, en ons Manna der gerechtigheid is ons eiken morgen gewis.

Zet uw zinnen op deze heerlijke beeldspraak, en leer er uit, hoe ge met dit Manna der gerechtigheid handelen zult, en hoe ge met dat Brood uit den hemel zult doen.

Immers daarmee, dat het Manna neerdroop in de woestijn, was Israël nog niet gespijsd.

Dat het daar in rijke golven op den bodem lag, voedde Israël nog niet en kon zijn honger niet stillen.

Neen, eiken morgen moest de Israëliet uitgaan en zijn Manna opzamelin, en thuis in zijn tente gekomen, dit Manna eten. En zoo eerst hield het zijn leven in stand.

Ook u helpt noch baat het dus, of het Brood der gerechtigheid in Jezus al uit den hemel is neergedaald, en voorwerpelijk, buiten u, geheel gereed ligt.

Neen, ook gij moet dat Manna der gerechtigheid opzamelen, tot u nemen^ en eten. »Tenzij dat ook gij het vleesch van den Zoon des menschen eet en zijn hXo& A.' drinkt, hebt ge geen leven in uzelven!" Het moet opgezameld door de kennisse van het Woord, en het moet gegeten en toegeëigend door den mond des geloofs.

En die geloofswerking moet er niet maar eens zijn; zoodat ge u herinnert eens voor jaren geloofd te hebben. Neen, eiken morgen moet ge als Israël uitgaan, om opnieuw voor dien dag het Manna der gerechtigheid in te zamelen en uw ziel te voeden met den Zoon des menschen.

Ge hebt-dat Manna lot u te nemen in uw Gomer, d. w, z. ge hebt eiken morgen den Christus weer u toe te eigenen naar uw nood voor dat oogenblik, naar uw behoefte voordien dag.

Niet een voorraad voor denkbeeldigen nood, maar te eten het vleesch en te drinken het bloed van den Zoon des menschen, naar den nood en den honger uwer ziel op elk oogenblik, in eiken strijd des levens, in elke aanvechting en in elke benausving.

Telkens honger, en telkens voor uw honger dat Brood uit den hemel u gewis.

Het leven en de welstand en kracht uwer ziele eiken dag opnieuw door de geestelijke sterking van dal Brood uit den hemel onderhouden.

Ja, meer nog.

Een Israëliet zamelde in de woestijn ook voor zijn gezin op. Liefde en roeping moest er in werken.

En zoo ook is het uw roeping, uit den Zoon des menschen op te zamelen, niet enkel voor uzelven, maar ook voor de uwen.

Ook waar bij anderen de honger nog niet sterk genoeg prikkelde, om op dat Manna der gerechtigheid uit te gaan, wil de eeuwige Liefde, dat ook gij in liefde anderer zieHnood gedenken zult.

Bovenal den nood der ziele bij uw eigen kroost.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

,,Brood uit den hemel!''

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1889

De Heraut | 4 Pagina's