Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. Van Ronkels kerkelijk pamflet:

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. Van Ronkels kerkelijk pamflet:

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Waarom ik niet mededoleer? " bleef dezerzijds onbesproken.

Immers dit hartstochtelijk opstel zal niet één kind Gods van plichtsbetrachting op het stuk van de Reformatie der kerken terughouden. Het zal er meê gaan als met de sNabetrachting" en zoo menig ander strijdschrift van denzelfden auteur, die alle schier geheel zonder werking bleven. En dit is verklaarbaar. Wie toch in den loop van een goed jaar tot drie malen toe uit den hoek schiet, om tamelijk luid aan het volk te verkondigen, dat het dien en dien weg op moet, en dat men anders eens zien zal; en... het volk ziet dan niets dan nog altoos dezelfde drie fameuse puntjes, dan gaat het voorbij.

Eerst zou de Confessioneele Vereeniging plotseling wonderen gaan doen. Toen zou aan de Synode de eisch worden gesteld om met behoud van Art. I en XI de organisatie te wijzigen. En de laatste maal wierd ook het steunpunt in Art. XI losgelaten. En zie, het gaf wel rook in den stoomwagen, maar op de rails verroerde zich niets.

Reeds uit dien hoofde kan de bespreking van Dr. Van Ronkels kerkelijke strijdschriften veilig wachten tot men merkt dat de cylinders werken gaan.

Maar bovendien er is nóg een reden, waarom we dit pamflet niet aan critiek onderwerpen.

Als een kerkelijk publicist aan uw medestanders allerlei leelijke dingen in de bewegingen en overleggingen huns harten toedicht; geheel ontbloot blijkt van de gave der broederiijke waardeering; en zijn kracht zoekt niet in bondige redeneering, maar in scheeve voorstelling; dan verliest ge met zwijgen niets; terwijl spreken u allicht zelf bitter zou maken.

De heilige toon ontbreekt in dit opstel. Het spreekt in een geest, die zondigen hartstocht verraadt. Het ware voor de eere van zijn pen beter in die pen gebleven. Maar anders is het, als Dr. Van Ronkel den pijlkoker, waarvan de inhoud hem zoo vaak zelf wondt, aflegt, en in goede stellingen redeneert.

Dan. toch hebt ge in dezen schrijver met een man te doen, die én scherpte van onderscheiding, én scherpte van uitdrukking tot zijn beschikking heeft, en u het genot gunt dat ge naar hem kunt luisteren. Vandaar dat we wél nota nemen van zijne „voorafgaande stellingen over het kerkverband", en hier het onze van te zeggen hebben.

De eerste groep dezer stellingen luidt aldus:

I. Het onderling verband tusschen eene Kerk en de plaatselijke gemeente kan óf organisch (dat des levens, ), 6f mechanisch (werktuigelijk) óf confederatief (bondgenootschappelijk) gedacht worden.

II. Dat der Ned. Herv. Kerk met de plaatselijke Kerken mag noch als mechanisch noch als confederatief worden beschouwd.

III. Mechanisch verband is er, wanneer de dealen door eene tnacht van buiten, zonder hun eigen toedoen, tot eenig doelmatig geheel zijn verbonden.

IV. In dit geval is er gedwongen samenvoeging tot éénzelfde doel, maar geene wording of groei uit éénzelfde beginsel. V. Aldus is het hiërarchisch verband der Roomsche Kerk.

VI. Confederatief verband is daar, waar de deelen van eenig geheel door eigen vrijwillige toetreding, op voorwaardelijk verdrag, zich tot eenzelfde doel hebben aaneengesloten. VIL Dit verband geldt bovenal op het gebied van den Staat, of wanneer de rechtsverhoudingen tusschen Kerk en Staat worden geregeld ; als in een Concordaat en bij het Episcopaal, lerritoriaal of Collegiaal stelsel. VIII. Federatief is het verband van Amerika's Vereenigde Staten, Zwitserlands vereenigde Kantons en de vroegere Geünieerde Provinciën. Het is de vrijwillige aaneensluiting, op akkoord van voorwaardelijke gemeenschap.

Tegen deze eerste groep is onze bedenking niet aanmerkelijk. Slechts neme men er akte van, dat Dr. Van Ronkel niet spreekt van de kerk, maar van een kerk, en dus in zijn uitgangspunt als uitgemaakt aanneemt, wat bij de bespreking van het kerkverband juist betwist wordt, t. w., dat er in eigenlijken zin van eene kerk niet anders dan in plaatselijken zin kan en mag gesproken worden.

In historischen en collectieven zin is er

niets op tegen, om van de Zeeuwsche kerk, de Friesche kerk, de Luthersche kerk enz. en zoo ook van de Nederlandsche kerk, te spreken, maar dan treedt hierin niets voor ons dan een collectief begrip. De Luthersche kerk b. v. die over Duitschland, Denemarken, Rusland, Zweden en Noorwegen verspreid is, mist alle uiterlijke eenheid en mist een heel haar kerkgebied omvattend instituut.

Doch wat hier ook van zij, in geen geval had Dr. Van Ronkel zonder nader bewijs, in het uitgangspunt zijner stellingen iets mogen opnemen, wat rechtstreeks betwist wordt en heel het geschil beheerscht.

Hij is te goed dialecticus, om niet te weten, dat de regel der redeneerkunde dit verbiedt.

En ook, hij wist, dat hij hierin de Heilige Schrift tegen zich heeft. De Heilige Schrift spreekt nergens van een landskerk onder de bedeeling des Nieuwen Testaments. Zij bezigt voor kerk en gemeente slechts één woord, het woord Ecclesia, en dit komt uitsluitend voor 6i van de kerk als het lichaam van Christus, óf va.n de plaatseli/ke kerken.

In den brief aan de Galaten spreekt zij dan ook niet de landskerk van Galatië aan, maar de kerken in het meervoud.

Hier is dus uit dialectisch oogpunt een fout, en wordt iets gesteld, dat «? V? strookt met de Heilige Schrift.

De onderscheiding om het landsgeheel „kerk" en de plaatselijke vergadering der geloovigen »gemeente" te noemen, is dientengevolge geheel wilkeurig. De Heilige Schrift kent deze onderscheiding niet.

Doch dit daargelaten, hebben we tegen deze eerste groep niet te veel bedenking.

Onze bedenkingen bepalen zich tot deze drie: Vooreerst wraken we de benaming van mechanisch. Dit woord is in elk opzicht verkeerd gekozen. Reeds op zich zelf is het niet zoo, dat elke band, die door een macht van buiten aangelegd is, mechanisch zou zijn. De pijlen in een pijlbundel zijn door een macht van buiten verbonden, maar daarom nog volstrekt niet mechanisch. Mechanisch onderstelt dat de deelen onderscheiden zijn, elkaar aanvullen tot een geheel en op elkander werken; iets wat bij een pijlbundel niet zoo is.

Maar met name in zijn toepassing op landen en kerken wraken we dit woord. De voormalige provinciën van ons land zijn in den storm der Fransche revolutie uit haar confederatief verband losgerukt en tot één geheel gevormd. Dit geschiedde door den invloed van een macht van buiten. Toch is onze volkseenheid daarom geenszins mechanisch.

De Gereformeerde kerken hier te lande zijn in 1816 door den toenmaligen koning, handelende als souverein, en dus door een macht van buiten, in zeker kerkverband gebracht. Toch voegt hiervoor geenszins de naam van mechanisch. En zulks om de eenvoudige reden, dat mechanisch onderstelt, dat niet slechts het verband door een macht van buiten zij aangelegd, maar dat ook de deelen door een macht van buiten gemaakt zijn.

Mechanisch komt van mechane, hetzelfde woord als ons machine, en onderstelt altoos, dat eerst de deelen door u gemaakt of gefatsoeneerd zijn, en dat gij ze daarna hebt ineengevoegd.

Uit dien hoofde kan dit woord niet gebezigd van landen of kerken die reeds bestonden, en behalve dat ze bestonden, een eigen leven hebben.

De deelen van een machine zijn dood.

Kerken en landen leven.

Hieruit vloeit vanzelf onze tweede bedenking voort tegen de onjuiste stelling alsof de Roomsche Hiërarchie door een nietkerkelijke macht zou zijn opgelegd.

Dit moge "van enkele kleine deelen der Roomsche kerk, en in zekeren tijd, hebben gegolden, maar in het algemeen genomen behoorden alle stichters der Hiërarchie tot de kerk zelve en handelden in haar naam.

de kerk zelve en handelden in haar naam. Al hebben dan ook uitwendige omstandigheden en invloeden van buiten het opkomen der Hiërarchie bevorderd, toch kent ook Dr. Van Ronkel te goed zijn kerkgeschiedenis, om niet te weten, dat de innerlijke drijfkracht, die naar de Hiërarchie dreef, uit de zonde der kerk zelve en der geestelijken sproot.

En eindelijk onze derde bedenking geldt het woord collegiaal, hier gebezigd als kwam dit uitsluitend ter sprake bij de regeling van de verhouding tusschen Kerk en Staat.

Daar echter in ditzelfde nummer een artikelenreeks over dit collegiale stelsel geopend wordt, onthouden we ons op dit punt van nadere toelichting.

In hoofdzaak staan we, wat deze eerste groep betref t, zelven in de gedachte dezer stellingen, gelijk die jarenlang door ons ontwikkeld is : De actie waaruit het kerkverband ontstaat kan deels organisch zijn, en dus uit het leven der kerk zelf opkomen; deels kan ze door gemeen overleg zijn ontstaan en dan een bondgenoot£chappelijk karakter dragen; deels kan ze door dwang zijn opgelegd.

Dat accepteeren we. Tegen wat er in den opzet dezer stellingen M^^r inzit volgt ons protest vanzelf bij onze verdere critiek.

Nog minder bezwaar hebben we tegen de tweede groep, die van stelling IX tot stelling XII loopt en aldus is geformuleerd: IX. Het onderling verband tusschen de Kerk g en de plaatselijke gemeenten mag noch mecha­ h nisch, noch conjederatief, maar moet organisch zijn. v g k

X. Organisch is het verband des levens, waarbij de deelen of leden zich uit éen geheel als uit een ondeelbaar beginsel ontwikkelen door een daaraan eigen inwonende levensmacht, die zich van binnen naar buiten openbaart.

art. XI. Bij het organisch verband zijn al de deelen de leden van het geheel, die al te zamen uit één beginsel zijn geworden en tot één doel samenwerken.

één doel samenwerken. XII. Dat is het verband van het levende lichaam, als der plant, des diers, der Xerk.

lichaam, als der plant, des diers, der Xerk. Daar geldt slechts het natuurlijk verband der geleidelijke en samenhangende ontwikkeling.

Nog minder bezwaar, altoos onder tweeerlei voorbehoud.

Ten eerste dat men wel opmerke, hoe Dr. Van Ronkel nu opeens van de kerk en niet meer van eene kerk gewaagt en dus nu heel het lichaam van Christus op aarde noemt. Dit moest hij wel doen, om de geldigheid van het organisch verband in al haar kracht te laten schitteren. Had hij ook hier van eene kerk gesproken, dan zou hij terstond zichzelf op de onhoudbaarheid van zijn standpunt betrapt hebben. Immers dan 30u hij terstond hebben ingezien, hoe dit organisch verband van de kerk van Christus, zonder meer, het kerkverband van alle kerken op aarde geldt; en volstrekt niet het bijzondere verband van een der groepjes kerken die in Nederland liggen.

Ons tweede voorbehoud raakt zijn zeggen in stelling IX, dat het kerkverband „niet mechanisch noch confederatief mag zijn."

Juister gezegd bedoelt dit: „dat het kerkverband niet met dwang mag opgelegd noch bondgenootschappelijk van aard mag zijn."

Dit nu onderschrijven we, edoch voegen we er ter voorkoming van misverstand, bij, dat we het eerste volmondig, het tweede slechts met een reserve beamen.

Door dwang van buiten opgelegd, gelijk de Synodale organisatie van 1816, mageen kerkverband nooit zijn.

En evenzoo mag een kerkverband nimmer enkel bondgenootschappelijk of bondgenootschappelijk in tiitsluitenden zin zijn; maar wel moet het zijn organisch-cö«/^deratief.

Ziehier, wat dit inheeft.

Als men spreekt van bondgenootschapdan bedoelt men hiermede in den regel een verdrag of overeenkomst aangegaan tusschen twee olmtet onafhankelijke staXea of vorsten, die hun eigen heer en meester waren, en het dus doen of laten konden, naar het hun geviel; alsook het sluiten konden op al zulke voorwaarden als hun goed dacht.

En in dien zin nu; hier heeft Dr. Van Ronkel volkomen gelijk in; mogen de kerken nooit confederatief verband zoeken, en is een confederatief kerkverband een onding; vrucht van den waanzin die huist in het collegiale systeem.

Maar zoo is „confederatief kerkverband" dan ook dezerzijds nooit bedoeld, en kon het niet bedoeld zijn.

Het is nooit zoo bedoeld, want steeds is er onzerzijds bijgevoegd, dat de kerken bij het aangaan van haar accoord niet vrij waren; en het kon nooit zoo bedoeld zijn, omdat er sprake was van een confederatief verband van kerken, die dus steeds als ^^rken gebonden blijven aan de levensvoorwaarden van haar kerkelijk bestaan.

waarden van haar kerkelijk bestaan. Al hebben we strikt genomen dus niets tegen de IXde stelling, toch zij opgemerkt: zooals ze daar staat, schermt ze tegen windmolens; ea is ze daarentegen bedoeld in den zin, dat bij de organisch verbonden kerken confederatief accoord is uitgesloten, dan is ze door en door onwaar.

Dit alles verklare men echter bij Dr.

Dit alles verklare men echter bij Dr. Van Ronkel niet uit tekortschieting in redeneerkracht. Neen, al deze onjuistheden hangen sadm met wat we Ae onvolledigheid van zijn organisch begrip zouden willen noemen, en waaruit heel zijn dwaling ten opzichte van het kerkverband voortvloeit.

Let er eens op, hoe hij in stelling XII opeens van de plant en het dier op de kerk overspringt, en ge vat waar de fout schuilt.

Er is namelijk tweeërlei organisch verband, het ééne bloot natuurlijk, het tweede ook zedelijk van aard.

Ge voelt dit terstond, als ge vergelijkt het organisch verband van blad, tak, stam en wortel in den boom, met dat van vader, moeder en kinderen in het huisgezin.

Bij den boom is het verband organisch, en bij het gezin is het organisch, maar niet op dezelfde wijs Immers bij den boom is dit organisch verband bloot natuurlijk, en zoo geen storm of snoeimes den tak afscheidt, blijft de tak in het verband van dien boom tot hij verdort en afvalt.

Maar niet alzoo is het bij het gezin, omdat hier niet alleen een natuurlijke, maar ook een zedelijke band werkt. En zoo ziet men dan ook, helaas, telkens, hoe het verband tusschen de ouders en hun kinderen wel dikwijls sterk klemmen blijft, maar ook niet zelden geheel losraakt.

Waar ligt dat nu aan.' Antwoord: Aan de zedelijke gesteldheid van beiden. Is de zedelijke gesteldheid van de kinderen gelijk die zijn moet, dan blijft de organische band werken. Is daarentegen die zedelijke gesteldheid slecht, dan scheurt in het gezin de tak zich van den boom los.

Dit nu geldt van alle organisch verband onder menschen.

Dat ontging aan Dr. Van Ronkel, doordien hij opeens van de plant en het dier op de kerk oversprong.

Had hij er de schakel van het gezin, van de maatschappij, van de volken ingelascht, dan zou hij deze fout niet hebben kunnen begaan.

Immers, ook de kerk is geen plant en geen dier, maar een organisme in de menschheid, en alzoo van zedelijken aard.

Dit in het oog houdende, plaatsen we daarom tegenover Dr. Van Ronkels beweren deze stelling, die we een volgend maal bij onze verdere critiek toelichten: Stelling: De kerk van Christus is een organisch bestaand geheel, waarvan de deelen niet kerken, maar menschen zijn.

deelen niet kerken, maar menschen zijn. Alle openbaringen van dit organisch geheel der kerk hetzij in de personen, hetzij in plaatselijke kerken, hangen krachtens haar aard organisch met dit geheel en onderling saam. Deze organische samenhang legt én aan die personen én aan die plaatselijke kerken de verplichting op, om ook in het uitwendige leven die saamhoorigheid tot haar recht te laten komen. Voorzoover onoverkomelijk bezwaar dit niet belet, zijn alle plaatselijke kerken op aarde krachtens de organische eenheid der kerk gehouden verband te zoeken. Waar dit niet met alle kerken mogelijk is, blijft toch de eisch bestaan, dat dit verband zich zoo ver uitstrekke als het kan. Zoo echter dat de personen en kerken bij het sluiten van dit verband, niet als waren ze hun eigen meester handelen, maar optreden om te handelen in gebondenheid aan het Woord van hun Heere; waaruit volgt, dat dit verband te mijden in plaats van te zoeken is, waar zulk verband hen of haar tot ongehoorzaamheid aan den Koning der kerk zou verleiden. Dit aldus krachtens organische saamhoorigheid gelegde verband is voorzooveel het instituut der kerken aangaat, onder het bovengestelde voorbehoud, confederatief van aard.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Dr. Van Ronkels kerkelijk pamflet:

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's