Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het verwringen van recht in onrecht door wie als rechters in de »Ned. Herv. Kerk" zitten, schrijft de N. Sprokkelaar niet ongeestig dit:

«Daar staat een overtreder der geschreven wet voor den rechter. Hij wordt beschuldigd van groote oneerlijkheid en de bewijzen voor zijne overtreding zijn van dien aard, dat er aan geen ontkennen te denken is. Hij poogt ook niet te ontkennen, en evenmin als hij leed toont over het gebeurde, is hij van plan zich voortaan van zulke vergrijpen te onthouden; toch wordt hij liever niet gestraft; hij vordert, hoe zonderhng het klinke, zelfs in zijn eer en goeden naam hersteld te worden. Hij heeft daarbij maclitige vrienden, medebroeders in het vak, en deze, niet minder vrijmoedig dan hij, durven zelfs aan den rechter vragen, om de aanklacht tegen hun vriend voor niet ontvankehjk te verklaren; ja, ze gaan verder en eischen van den rechter dat het wetsartikel, waarbij oneerlijkheid verboden wordt, worde geschrapt, opdat voortaan ieder vrij zal mogen stelen en toch eerhjk man blijven. De rechter — er zijn altijd nog rechters, die een eigenaardig begrip van recht hebben — heeft zeer veel lust aan dat verlangen te voldoen en dat lastige artikel, waarbij het stelen strafbaar gesteld wordt, uit de wet te verwijderen; maar er bestaat daarvoor een hinderpaal. Er zijn namelijk altijd nog menschen, ouderwetsch en bekrompen genoeg om te raeenen, dat oneerlijkheid een strafbaar kwaad is en die daarom dat wetsartikel wenschen gehandhaafd te zien. De rechter heeft met die bekrompen menschen eigenlijk bitter weinig op, en kon hij doen wat hij wilde, hij liet al die domme schepsels over de grenzen zetten; maar om verschillende redenen gaat dat niet, althans nog niet, en hij dient toch ook de eer van zijn toga en bef op te houden. Het gewraakte wetsartikel te schrappen, daarvan kan dus geen sprake zijn. Maar wat dan te doen, want vurig wenscht hij den overtreder vrij te spreken! — Daar komt een vriend, die licht ontsteekt in de duisternis._Deze adviseert den rechter, om de uitspraak over al of niet schuldig over te laten aan het geweten van den beschuldigde. Dat acht de rechter een subliem idee! Wat is meer betrouwbaar dan het geweten; wat daarom beter dan daarop een beroep te doen! Een kleine kleinigheid staat nog maar in den weg. Voor die bekrompen menschen, zooeven vermeld, is het geweten niet een altijd bevoegd rechter, en daarbij — want de schijn moet gered worden — het publiek meent nu eenmaal, dat het geweten van overtreders in den regel nog al ruim kan wezen; daarom de uitspraak over te laten aan het geweten: «Neen vriend " spreekt de rechter, »uw advies is uitstekend, het heeft mij uit pijnlijke moeielijkheid gered, maar we zullen, bij behoud van de zaak, een anderen vorm kiezen; we zullen aan den beklaagde vragen, of hij verklaren durft, zich niet meer gebonden te achten tot gehoorzaamheid aan de wet en dus strafbaar te zijn: zoo'n verklaring legt een fatsoenlijk man nooit at."

En hiermee was de zaak gezond: de beklaagde behoefde de beschuldigingen niet te ontkennen, hij behoefde zich voortaan ook niet te onthouden van datgene, waarvan hij beschuldigd werd, hij had volkomen vrij spel; hij had alleen maar zich gebonden te verklaren aan het betrachten van eerlijkheid, met andere woorden, hij mocht wel neen meenen, als hij maar fa zeide. Zoo geschiedde het en — luide en plechtig klonk het ONSCHÜI, DIG !!! door de gerechtszaal.

Het is ons een oorzaak'van vreugde, dat een orgaan als de N. Sprokkelaar met zulk een veerkracht tegen de gelegaliseerde rechtsverkrachting in het Synodaal genootschap opkomt.

Dit moet aan de conscientie der redactie, dunkt ons, beter zelfvoldoening geven, dan het eindeloos smalen op de Calvinistische broederen.

eindeloos smalen op de Calvinistische broederen. Toch voegen we aan haar teekening drie vragen toe.

De eerste is deze: «Getuigt het niet sterk tegen een kerkelijk genootschap, zoo het in de deugdelijkheid zijner rechtspraak niet boven de aardsche rechtsbedeeling staat, maar zoo diep hc' neden de wereldlijke rechtsbedeeling zonk? '' De tweede is: »Moet het niet afbreuk doen aan het geestelijk genadeleven der leeraren en ouderlingen in zulk een genootschap, wanneer ze aan zulk een rechtsverkrachting gewend worden ? " En de derde is: »Schaadt het de nationale conscientie niet, wanneer een zoo machtig kerkgenootschap, wel verre van het zedelijk peil te verhoogen, het derwijs verlaagt? " KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's