Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE LBVAWT i).

II. De Strijd.

Men kan met alle zekerheid zeggen, dat het Christendom naar de Schriften thans vasten grond in de Levant heeft verkregen. Het heeft zich gevestigd op een degelijke basis, en wordt reeds een niet meer voorbij te zien bestanddeel in het leven der maatschappij en des volks.

Daarmee zijn natuurlijk de verhoudingen geheel anders geworden dan zij waren in den beginne.

De Islam begint te tasten en voelen, dat een vijand binnendrong die waard is te worden bestreden, min verachtelijk dan wel geduchti De Christelijke kerken beginnen te meenen dat veeleer een vriend dan een vijand voor hem staat. Alleen de Joden blijven dezelfde, naar 't schijnt, en door niets te bewegen. Vandaar dan ook, dat de Amerikaansche zendingen zich van hen hebben afgewend, om zich te keeren tot het kleine overblijfsel van oorspronkelijk heidendom dat tot nu toe, voor aller oog verborgen, voortleefde in de bergen, waar de bouwvallen van het eens zoo machtig rijk der Hittaten zoolang begraven lagen.

Men kan veilig zeggen, dat het vraagstuk der worsteling tusschen Christendom en Mahomedanisme op het oogenblik meer dan ooit te voren de aandacht der wereld trekt. Daar we ons hier tot het Oosten bepalen, dient wel opgemerkt hoe aldaar de zaak geheel anders staat dau in Indië of in Afrika. In het Zwarte Werelddeel kan de Islam naar believen en in volle vrijheid werken. Al de middelen, waardoor het vroeger slaagde, kan 't ook hier aanwenden. Daarbij staat het Mahomedanisme, als godsdienst, zeer ver boven het Fetichisrae en wanneer het alleen dit tegenover zich vindt, zal het ongetwijfeld steeds zegevierend uit den strijd komen.

In Indië heeft de Islam bijna onbeperkte bronnen waaruit hij kan putten. Hij vindt daar tegen zich een heidensche bevolking, wier weerstandsvermogen gering is. Bovendien wordt hij aan de eene zijde ook in-of afgesloten, er blijft altijd ruimte tot uitbreiding naar andere zijden over.

Doch in de Levant zelf, de burcht van den Islam, staat de zaak geheel anders. Daar heeft het Mahomedanisme geen kans meer op uitbrei ding; het tracht er ook niet naar, maar poogt slechts met alle macht te behouden wat het heeft, en dat wel tegen den vijand van buiten evenzeer als tegen het verderf dat van binnen dreigt.

Reeds hebben schrandere, vooruitziende mannen onder de belijders van den profeet erkend hoe de Westersche beschaving met onweerstaanbare kracht voorwaarts dringt; en zij zagen daarom uit naar middelen, om tusschen die beschaving en de voorschriften van den Koran een verzoening te vinden. Dat pogen echter is tot nog toe ijdel gebleken, en anderen, met scherper verstand wellicht, verklaren dan ook die twee eenvoudig voor onbestaanbaar met elkander.

De Islam moet de Westersche beschaving overwinnen of er door overwonnen worden.

Vandaar dan ook, dat er twee elkaar bestrijdende partijen zijn ontstaan: het oude Turkije streng Mohamedaansch, alle Westersche beschaving wantrouwend, hatend; het jonge Turkije dat hervorming in Westerschen geest goed, zoo niet noodig acht. De niet weinige ministerieele crisissen in Turkije krijgen zoo een geheel nieuwe beteekenis. Zij zijn geenszins enkel van staatkundig belang, maar de vrucht van geschillen en twisten, die langzamerhand het gebouw van het khalifaat te Konstantinopel ondermijnen.

Het weder opbloeiend Christendom, uit het Westen overgeplant, speelt in die twisten een belangrijke, zij 't ook niet altijd merkbare rol.

Het werkt natuurlijk nooit rechtstreeks in maar toch zekei. Op veel bekeerlingen kan het niet roemen. Nog altijd is zijn taak voorbereidend 't Is veeleer een leggen van loopgraven, een ondermijnen dan een rechtstreeksche aanval.

Geheel anders — 't is moeilijk uit te maken — i) We behouden voor 't vervolg dien naam, wijl »het Oosten, " vooral bij Nederlandsche lezers wellicht aanleiding lian geven tot verwarring, en we hier op een bepaalden omtrek doelen. z OU het wellicht zijn, als er godsdienstvrijheid V oor de Moslems bestond. Doch dit is feitelijk niet zoo. Wel heeft de Sultan, voor den drang van Europa zwichtend, gewetensvrijheid voor zijn onderdanen toegestaan, maar dit gold, volgens de bedoeling der regeering, slechts de Christelijke i sekten binnen het Turksche rijk, en men weet daarbij wat Christendom deze hebben. Totnutoe kan niemand den Islam vaarwel zeggen zonder gevaar te loopen alles te verliezen.

De taak der zending in zijn strijd met den Islam is alzoo op die wijs te werken, dat, valt eenmaal de groote slag - - en die moet komen — het Christendom alsdan in staat zal zijn staande te blijven. Daartoe nu moet het met snellen blik de goede gelegenheid zien, haar met wijsheid gebruiken, en — geduld oefenen zoolang de uitkomsten zeer gering zijn.

Geheel anders is weer de verhouding tot het bedorven Christendom der Oostersche kerken.

Verschillende tijdperken zijn te dezen opzichte doorloopen. Toen het Protestantsche Christendom eerst kwam, werd het van de zijde der Oostersche kerken met vreugd begroet. Men meende er 't welkom middel in te vinden tot bevrijding van den druk onder de Mahomedaansche heerschappij. Doch de waan duurde niet lang.

Al zeer spoedig toch bleek, dat dit zuiver Christendom uiteraard de priesterheerschappij ondermijnde, de invloed der hiërarchie zou breken. Geen wonder dat aanstonds al de macht der priesterschap zich tegen het Westersch Christendom keerde. Doch niet dit alleen.

Ook vele leeken betoonden zich al spoedig vijandig. Niet zoozeer uit saamstemming met of eerbied voor de geestelijkheid, als wel omdat in den loop der eeuwen in het Oosten het kerkelijk leven zoo is saamgeweven met het volksleven, dat die twee feitelijk een zijn geworden. Wie de kerk verliet trad uit zijn volk en elke ketter was daardoor tevens een verrader.

Voor den Westerling, die verre staat, is dit niet aanstonds duidelyk en toch dient men er zeer op te letten, wil men hen die de Protestantsche zending tegenstaan, niet te hard oordeelen. De Oostersche kerken zijn aldus krachtens geschiedenis en inrichting. De toestanden zijn daar in zekeren zin nog als in het oude Israël. Godsdienst en volk zijn een.

Men kan den eenen niet verlaten, zonder ook het andere vaarwel te zeggen — zoo meent men. Zelfs nog in ons spraakgebruik, duiden woorden als »T, urk'' en «Israëliet" zoowel het volk als den godsdienst aan.

De groote moeilijkheid voor het Christendom, dat weder vasten voet in het Oosten zocht te krijgen, was aan te toonen, dat iemand een Christen kan zijn naar den Woorde Gods, een geloovig en belijdend Protestant, en toch Amerikaan, Griek, Kopt of Bulgaar blijven. Nationaliteit en geloof te scheiden, was totnogtoe in het Oosten iets onbekends.

Vandaar de felle strijd die moest ontstaan, nu beproefd werd er feitelijk de mogelijkheid van aan te toonen, en uit alle taal en volk de kudde te vergaderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's