Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Men mag den tijd gekomen achten, om het kerkelijk publiek meer opzettelijk bij den aard en het wezen van het Collegiaal stelsel te bepalen.

Dit stelsel of systema van kerkrecht is toch in den strijd der laatste jaren herhaaldelijk te berde gekomen en in het kerkelijk gesprek gemengd, zonder dat men den indruk ontving, dat nu juist alle hoorders en sprekers zich helder rekenschap konden gever; van wat toch eigenlijk met deze vreemde uitdrukking bedoeld wierd.

Van meer dan één, ook die er over schreef, kreeg men soms een vermoeden, alsof hij welbezien den klank zelfs van dit woord voor het eerst opving en er nu over redeneeren ging, als een blinde over de kleuren. Anderen hadden blijkbaar wel eens van Collegiaal systeem gehoord, maar zouden er toch liefst niet over geëxamineerd zijn. En zelfs waar niet enkel heugenis van deze uitdrukking, maar wel terdege ook een besef van het kwaad dat er in school aanwezig was, bleek toch vaak dat heldere, klare inzicht in het wezen van het Collegiale stelsel te ontbreken, dat alleen bekwaamt om het met vrucht te bestrijden.

Hierin nu ligt niets vreemds.

Kerkrecht is een vak waar dusver uitsluitend de godgeleerden van professie werk van maakten, en tot op korten tijd was zelfs onder hen de beoefening van dit studievak zoo erbarmelijk verwaarloosd, dat de professor het meest als doelloos bijvak beschouwde, en de studenten zich met de gedachte troostten, dat men het kerkrecht alleen in de practijk leert.

Feitelijk wierd er dan ook niets aan gedaan, en heel de studie die zich met den naam van kerkrecht sierde, bepaalde zich aan onze meeste scholen tot een vluchtige bestudeering van de Synodale Organisatie, voorafgegaan door een niets beduidende inleiding over wat sinds 1568 op onze Conventen en Synoden besloten wierd.

Dat lEg zoo in den geest van den tijd.

Er leefde geen kerkelijk besef.

Veelmin had men ook maar een flauw vermoeden, dat de kerk van Christus, als zelfstandige instelling, een eigen rechtssfeer te ontwikkelen had. De practische behandeling van zaken wierd in de Classis toch altoos aan enkele kerkelijke formalisten opgedragen. En voorts hield men in zijn eigen kerkeraad naar goedvinden huis.

De „Dominee" deed alles eii beschikte alles, naar eigen gril en inval, en noch de overige leden van den kerkeraad noCh de gemeenteleden kwamen ooit op de gedachte, dat hier rechten in het spel waren, en dat hun beminde leeraar niets minder deed dan in doorgaande rechtsverkrachting leven.

En nog hooger doordringen, en zich er rekenschap van geven, dat Christus zelf recht in zijn kerk bezat, ja, dat zijn recht op zijn kerk eigenlijk heel het kerkelijk leven beheerschen moest, wie ter wereld dacht d.'iaraan.' Voor het Koninkrijk Gods" strijden was schoon. Voor de »Waarheid" opkomen en getuigen was plichtmatig. Maar als de „beminde leeraar" den vollen raad Gods predikte en voorts voor alle goede dingen was, wat zou men op kerkelijk gebied dan nog van rechten spreken kunnen.

„Recht" was altijd zöo rechterlijk. Aan »rechten" te blijven hangen was eigenlijk iets laags en halsstarrigs. Neen, men stond hoog, men was geestelijk. Op „rechten" en „rechtsbetrekkingen" kwam het minder aan.

Zoo werkte toon en richting van het kerkelijk leven er toe mede, om bij leeraar en geloovigen alle besef voor wat in de Icerk recht is te verzwakken. Men sprak er niet van. Men wilde er niet van hooren.

Een boek over kerkrecht had elk leeraar wel, maar het was een van die boeken, die onopengesneden bij domineesjdood weer naar de auctie gingen.

Het kerkrecht boezemde geen belangstelling in. Men had er niet aan gedaan.

Men had er geen hart voor. Men wilde er niet van weten.

En hoe zou men dan op de hoogte geweest zijn, van wat eigenlijk Collegiaal kerkrecht is.'

Hoe zou men het te weten zijn gekomen.' Waar zou het vernomen zijn.' En zoo leefde men in zekere confuusheid voort. Allengs iets van dien boozen klank opvattend, maar zonder te gissen waar het kwaad school. En zoo is het gebeurd, dat sommige broederen met volle zeilen in de Collegiale haven binnen liepen, zonder ook maar van verre te ver­ moeden aan wat kust men was aangeland.

Smadelijks stak hier niets in. Immers in 1816 was geheel t etzelfde aan alle kerken in ons vaderland tegelijk overkomen. En indien de bijzondere aard vansommiger studiën er niet enkele mannen ten onzent ongemerkt toe geleid had, om naar de verschillende stelsels van kerkrecht een nader onderzoek in te stellen, zou de Heraut allichteven avontuurlijk zijn uitgekomen.

Toch neemt dit niet weg, dat dit gemis aan juist inzicht een zeer gevaarlijke zijde heeft, en al meer onzen toestand zou kunnen bederven.

Er dient ook over het stelsel van kerkrecht, dat te volgen is, volledig licht op te gaan.

Het moet eerlang zoover komen, dat, als er weer over Collegiaal kerkrecht gesproken wordt, zelfs onze ouderlingen en diakenen en kundige gemeenteleden duidelijk weten en vatten, wat met dit stelsel bedoeld wordt; en het is, om tot verspreiding van deze betere kennis mede te werken, dat ook de Herattt dit onderwerp afzonderlijk behandelen gaat.

Vooraf zij daartoe de vreemde naam, dien dit stelsel draagt, bij wijze van inleiding, duidelijk gemaakt.

duidelijk gemaakt. Niet zelden'ontvangt, wie van Collegiaal kerkrecht hoort, den indruk, alsof deze naam samenhing met den naam van Collega.

Vooral de heeren predikanten zijn gewoon hun ambtgenojten met den deftigen Latijnschen naam van college. toe te spreken, wat niet anders beduidt dan: medegenoot in hetzelfde ambt.

Aan dien term van college gewend, ging men zich nu inbeelden, dat collegiaal wel met de collega's saam zou hangen, en van het woord collega zou zijn afgeleid. Men was er nu eenmaal aan gewend, dat onder de Synodale Organisatie de predikanten of dominees, dat zijn de collega's, eigenlijk heel de kerk inhadden, alles in de kerk naar hun hand zett'en, en over alle rechten der kerk beschikten, , Wat dan natuurlijker, dan dat menigeen van Collegiaal kerkrecht hoorende spreken, bij zich zelf dacht: „Dat zal dan zeggen willen, zulk een stelsel van kerkrecht, waarbij de collega's, alias de dominees, heel de kerk inhebben."

Een ander, dit al te dwaas vindende, dacht aan de hoogere, Colleges. Hij had soms de > hoogere Besturen" in de kerk wel als „hoogere Colleges" hooren betitelen. Dat dus zou het zijn. Door de Synodale Organisatie waren die hoogere Besturen in de wereld gekomen. De hoogere Besturen of Colleges waren van de Synodale Organisatie juist het eigenaardig kenmerk. Wat lag dan meer voor de hand, dan bij Collegiaal kerkrecht terstond aan die hoogere Besturen te denken.' Dat was het. Collegiaal kerkrecht zou wel zeggen willen: „Een stelsel van kerkrecht met hoogere Colleges".

Zoo hield ieder er zijn etymologie op na, want onze aard als Hollanders vooral is, dat we elk woord. verklaren willen, en voor alles een afleiding zoeken. Eén zelfs vond er op, dat Colleges eigenlijk de lessen aan de Hoogeschool waren. De gestudeerde predikanten waren dus de mannen van de colleges, de collegiale mannen bij uitnemendheid. Dus zou de Synodale Organisatie, waarin zij den hoogsten toon uitzongen, wel deswege Collegiaal heeten, omdat zij aan de geleerdheid over de vroomheid macht gaf.

Nu is natuurlijk van dit alles niets aan.

Al deze soort afleidingen berusten op pure verzinningen. En de zaak is deze: Collegiaal voor „kerkrecht" gevoegd, komt af van Collegium en dit Latijnsche woord Collegium beteekent in deze saamvoeging niets anders dan ons , ., genootschap."

Een vereeniging door de wilsdaad van personen gesticht, wierd in dat eigenaardig Latijn, dat zich in de juridisch canonieke wereld gevormd had, „Collegium" genoemd.

Bij de oude Romeinen beduidde „collegium" óók wel vereeniging, maar altoos een vereeniging van collega's of ambtgenooten; ten minste van vakgenooten. Het wierd daarom ook in den zin van ons „gilde" gebezigd. Langs dien weg erlangde „collegium" den zin van een vereeniging van vakgenooten, die door de overheid als zoodanig erkend was. En vandaar dat „collegium" zijn beteekenis al meer uitbreidde, en allengs overging in wat wij maatschap, genootschap, sociëteit of vereeniging noemen.

Collegiaal kerkrecht" beteekent dus dftt stelsel van kerkrecht, waarin de kerk beschouwd wordt als een genootschap of vereeniging, die bij wijze van overeenkomst tot stand is gekomen.

In plaats van „Collegiaal systema" kunt ge dus ook zeggen: het Genootschapsstelsel.

Dat drukt hetzelfde uit en geeft in verstaanbaar HoUandsch den zin juist weer.

Dat we desniettegenstaande toch de vreemde uitdrukking Collegiaal stelsel behouden, is, omdat dit stelsel niet pas in 1816 door onzen Koning uit wierd gevonden, maar reeds in de i8de eeuw een lange historie achter zich heeft.

Die historie heeft aan het stelsel zijn naam gegeven. Het is onder den naam van „Collegiaal systeem" aangediend en ingeschreven.

En dit verbiedt ons, willekeurig met den naam om te springen.

Collegiaal heet dat systeem, en Collegiaal moet zijn brandmerk blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's