Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Na aldus de vier oudtijds aangenomen systemata van kerkrecht (i. het aeguale, 2. het episcopale, 3. het papale, en 4, het claustrale') in hun onderscheidend beginsel te hebben toegelicht, oordeelt Boehmer, dat de Hervorming geen nieuw stelsel heeft ingevoerd, maar slechts de bestaande stelsels heeft gemengd en gewijzigd.

Hierbij heeft hij in de eerste plaats het oog op de Duitsch-Luthersche toestanden, en zegt hiervan, dat de Duitsch-Luthersche Hervorming ten deele het stelsel der eerste Christenkerk op het oog had, ten deele met het episcopale systeem boeleerde, en ten deele zelfs brokstukken uit het papale systeem bij behield. Op die wijs ontstond het dusgenaamde territoriale stelsel, dat, volgens Boehmer, een steeds vlottend begrip was.

Vlottend omdat het anders door de theologen en anders door de rechtsgeleerden wierd opgevat, en door de laatsten weer

op twee onderscheidene manieren verklaard wierd.

De theologen gingen meestal van het pauselijk op het bisschoppelijk systeem terug. Gelijk men zich uit ons vorig artikel herinnert, was de eigenaardigheid van het episcopale systeem, dat de geheele kerk op aarde gesplitst was in tal van kerkrijkjes, elk met een bisschop aan het hoofd; welke rijkjes kerkelijk geen anderen band bezaten dan in de Rijkseenheid van het keizerlijk gezag. Hierin had het pauslijk systeem deze verandering te weeg gebracht, dat de bisschoppelijke kerkrijkjes op waren gelost in één groot kerkrijk, dat heel de wereld omvatte, en met uitsluiting van den Keizer, zijn eenheid vond in den Paus.

Nu brak natuurlijk de Hervorming deze pauslijke eenheid weer. Het groote kerkrijk, dat onder den Paus als drager der eenheid gevormd was, viel uiteen. De Duitsche Keizer kon deze eenheid niet weer overnemen gelijk eertijds de oude Keizers, om de eenvoudige reden dat hij slechts over een deel der ChrisUnheid regeerde. En de Duitsche Vorsten, die er toen reeds op uit waren, om de macht van den Duitschen Keizer te verzwakken, verzett'en er zich met hand en tand tegen. Een streven, waarbij de Keizer zelf in het gevlei kwam, doordien hij Roorasch bleef; als Roomsche de kerkeenheid onder den Paus huldigde; en alzoo zelf oorzaak wierd, dat aan hem als drager der kerkelijke eenheid niet kon worden gedacht.

En zoo kwam het toen, dat men den weg op ging, om de vele Ideïne staatjes van het Duitsche rijk tot even zoovele afzonderlijke kerkrijkjes te maken. Zoo keerde men dus in zeker opzicht tot het episcopale stelsel terug. Immers het ééne groote kerkrijk spatte weer als oudtijds in vele kleine kerkrijkjes uiteen. Maar de Vorsten, op macht belust, stonden niet toe, dat nu ook weer geestelijken aan het hoofd van deze kerkrijkjes traden, en daarom namen ze de plaats der oude bisschoppen nu zelven in. Weer dus tal van kleine kerkrijkjes, maar nu niet met een bisschop, neen maar met den landsvorst aan het hoofd. Slechts scheen het raadzaam voor den landsvorst, ais hoofd van het kleine kerkrijkje, den ouden naam van „Bisschop" bij te houden, en zoo ontstond het gedrochtelijk stelsel, dat de ééne kerk van Chistus op aarde, voor zooveel zij in het zichtbare optrad, in tal van kerkrijkjes wierd ingedeeld; de grenzen van deze kerkrijkjes vielen saam met de greiizen van het landsterritoir; de Vorst van dit landsterritoir was de drager van het hoogste gezag in dit kerkrijkje; en om de oude traditie niet geheel te verlaten, noemde men den landsvorst in deze qualiteit Summus episcopits.

Aan dit gedrochtelijk stelsel gaf men den naam van territoriaal systeem.

De rechtsgeleerden daarentegen gaven aan de zaak een andere voorstelling. Zij konden er geen vrede meê nemen, dat de landsvorst als zoodanig de qualiteit van Bisschop zou bezitten. Hoe toch zou de wereldlijke Overheid als zoodanig zich dezen titel kunnen aanmatigen.'' Zij stelden daarom tweeërlei systeem op.

Het eerste was dit, dat nu de Paus met de Bisschoppen was weggevallen, de Bedienaren des Woords in de grootere kerken hun plaats hadden in te nemen; zoodat deze, hoewel geen bisschoppen genoemd, toch feitelijk een soort bisschoppelijke macht uitoefenden, onder den naam van Superintendenten. Voorzooverre echter hun besluiten en vonnissen werking zouden erlangen, behoefden deze de bevestiging, de uitvoering en de handhaving doer de Overheid (de confirmatio, executio en propugnatio.) Hier trad dus de Overheid op, niet volgens een recht van kerkelijken oorsprong, gelijk in het territoriaal systeem, maar als landsvorsten en overmits het een zaak van inwerking op de burgermaatschappij gold.

Dit stelsel noemden zij het Episcopale. Protestantsch'

A idere rechtsgeleerden daarentegen, van mil. historischen zin, namen met deze uitlegging geen vrede, en zij waren het, die toen het eerst het dusgenaamd Collegiaal systeem te berde brachten.

Naar hun voorstelling stond de zaak zoo.

De wereldlijke Overheid regeerde in haar eigen sfeer, en had als zoodanig met de kerk niets uitstaande. Slechts nam ze waar dat in haar rijksgebied zekere burgers zich voor godsdienstige doeleinden vereenigd hadden, en als zoodanig een soort vereenigingen, gilden of corporation vormden, die ze kerken noemden. Rechtens kwamen derhalve ook aan deze kerkelijke vereenigingen, genootschappen of colleges alle rechten toe, die de Overheid aan andere genootschappen gunde, en was dus de kerk vrij, om zich te schikken en in te richten naar eigen goedvinden. In landen daarentegen waarin de Vorst zelf tot deze groep collegia behoorde» hadden deze kerkelijke genootschapjes goedgegevonden, rebus ipsis et factis, bij stilzwijgend mandaat, hun genootschappelijke macht op den Vorst over te dragen. Deze was derhalve bekleed met het hoogste gezag in de kerken. Van hem moest de organisatie uitgaan. Hij had te beslissen.

Maar, en hierin bestond het verschil met de voorstelling der anderen, niet, omdat hij als landsvorst propio iure de macht bezat, om de besluiten der kerken dood te laten of levend te maken, maar overmits de kerkelijke genootschappen hem zelf die macht hadden opgedragen.

Beide voorstellingen leiden dus tot het territoriaal-systeem, en geven aan den Vorst van het land het hoogste gezag over de kerk in handen. Maar hierin gaan ze uiteen, dat ze den oorsprong en de^hoedanigheid van dat gezag anders en in tegenovergestelden zin verklaren. Volgens de rechtsgeleerden, die aan " het episcopale stelsel vasthouden, is de Vorst bij zijn kerkelijke bemoeiing niet met eenig kerkelijk, maar uitsluitend met wereldlijk gezag bekleed; en vloeit niet uit eenige kerkelijke opdracht, maar uit zijn eigen souvereiniteit de bevoegdheid voort, om de werking van de besluiten der kerkelijke machten dood te laten of levend te maken.

Volgens de andere rechtsgeleerden daarentegen, die het collegiale systeem uitdachten, is de macht die de Vorst over de kerk uitoefent van kerkelijken oorsprong, door overdracht der kerken verkregen, en dus van kerkelijke natuur.

Feitelijk komt het verschil dus hierop neer, dat de voorstanders van het episcopale systema wel in beginsel de kerkelijke macht onaangetast laten, maar zóó dat ze dood en werkeloos blijft tot tijd en wijle de landssouverein ze in werking brengt; terwijl de voorstanders van het collegiale stelsel schijnbaar de kerkelijke macht niet slechts handhaven, doch dan de kerk ook recht van executie toestaan, maar terstond daarop de kerkelijke macht met één slag overbrengen op den Vorst zelven, als medelid der kerk.

Nu houde men wel in het oog, dat dit. volstrekt nog niet het collegiale systeem is, gelijk dit thans vigeert, maar historisch moest tot dit uitgangspunt worden teruggegaan, opdat men wei leere inzien, hoe de naam en de zaak van dit „collegiaal systeem" in de wereld is gekomen. En dan lette men er op, dat het niet door theologen is uitgedacht, noch van de kerk is uitgegaan, maar uitgevonden is door r^^'^^^geleerden, teneinde door een fictie het souverein gezag van den Landsvorst over de kerk goed te praten.

Toch laat Boehmer het niet bij de uiteenzetting van deze twee.

Integendeel, hij wijst er ook op, hoe in zijn dagen, naast dit episcopale en collegiale stelsel nog een derde opkwam, dat hij noemde: ystema Christo-craticum, het stelsel, waarin de souvereiniteit bij den Christus berust. Dat was niet door een rechtsgeleerde maar door een theoloog opgezet, en door dezen ter kennisse van Boehmer gebracht (zie prael. p. 20.) 1 Hij zet het in dezer voege uiteen: ". Er moet in de kerk van Christus regeling en orde bestaan. 2". De verplichting om die regeling en orde in te stellen, is een goddelijk recht; de wijze van uitvoering een menschelijk recht. 3". Toen hij op aarde was, heefc Christus de toenmalige kerkinrichting gelaten gelijk die was, maar ze feitelijk in beginsel omgezet. 4". Als profeet, priester en koning heeft de Christus echter zijn heiligen wil geopenbaard, dat niet elk geloovige op zich zelf zou staan om naar eigen goeddunken te leven, maar, dat ze zich aaneensluiten en saamverbinden zouden. Zie Matth. 27 : 10, Joh. 10 : 4 enz. 5°. Feitelijk heeft hij dan ook leeraars en herders aan de kerk gegeven (Ef. 4:11.) 6°. De apostelen als door hem gezonden, hebben in hun leven en in hun voorbeeld getoond, hoe dit te verstaan zij, en de grondslagen voor het kerkelijk saamleven én in de leer én in de inrichting der toenmalige kerk gegeven. 7". Hieruit volgt dus dat naar algemeen beginsel het kerkrecht van goddelijken oorsprong is, maar de wijze waarop dit moet worden ingesteld en gehandhaafd wisselt naar tijden en gelegenheden. 8". Hierbij nu treedt de vraag op den voorgrond, of de Christenen leven onder een Overheid die Christelijk, of wel onder een Overheid die ongeloovïg is. 9". Uit het feit dat Christus drie eeuwen lang zelf zijn kerk geregeerd en staande gehouden heeft, onder de heerschappij van een heidensche Overheid die haar vervolgde, blijkt, dat het kerkelijk gezag niet bij de Overheid berust, maar rechtstreeks zijn oorsprong in Christus heeft, en dus van het wereldlijk gezag is onderscheiden. 10". Alle recht om in zaken des geldofs dwaog uit te oefenen, moet'op dien grond aan de Overheid betwist worden, overmits alle kerkelijk recht rechtstreeks uit Christus vloeit. 11".

Overmits Christus alzoo het Hoofd zijner kerk en de Koning van zijn volk over de heele wereld is, richt hij zijn machtig rijk op in alle staten en landen, zoodat het over aller grenzen heenschuifc. 12". De regeerwijs van deze door Christus gestichte kerken kan óf presbyteriaal óf episcopaal zijn, al naar gelang de kerken zelve door opzettelijke overeenkomst, of stilzwijgend, dit bepalen. 13^. Overmits alle plaatselijke kerken saam de ééne wereldkerk vormen, is het niet genoeg dat de enkele geloovigen zich plaatselijk vereenigen, maar moeten ze in wat de leer en den eeredienst aangaat, saamwerking zoeken met alle kerken op aarde; wat geschiedt door conciliën, synoden of zendbrieven 14°. Aan deze ordeningen moet elk Christen zich om Christus' wille in zijn conscientie onderwerpen. En 15". In dit stelsel kan de Overheid dus nooit een ander recht van bemoeiing met kerkelijke aangelegenheden erlangen, dan voorzooverre haar dit door den uitgedrukten of onderstelden wil van de geloovigen van de plaatselijke kerken is opgedragen. Dit laatste nu wordt aangenomen, en dus ten slotte toch weer het territoriaal systeem gered.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's