Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,,Vermeerder ons het geloof."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Vermeerder ons het geloof."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de apostelen zeiden tot den Heere: Vermeerder ons het geloof. (Luk. 17 : }.)

Alle eeuwen door heeft het vrome volk, aan alle einden der aarde, onveranderlijk bele • den, dat het Sacrament ziet op het geloof.

In een wereld zonder geloof is ook voor het Sacrament geen plaats; en eerst waar het geloof onder een volk of natie binnendrong, volgde het Sacrament op den voet.

Overal waar geloof in Christus openbaar wierd, dook het Sacrament op. In alle land waar geloof bleef en stand hield, bloeide ook aldoor het Sacrament des Heeren. En eerst waar het geloof inzonk, ontzield werd en wegsmolt, kwam ook het Sacrament om zijn eere, verliep het in geesteloozen vorm en hield het eindelijk op.

Sacrament en geloof hooren alzoo bijeen. Zonder geloof is het Sacrament onbestaanbaar en zonder Sacrament kwijnt het geloof. Het één is op het ander aangelegd, en het ander aan het één als de bloemknop aan den stengel ontloken. Het geloof was van nature bestemd om in het Sacrament zijn sterking te vinden, en het Sacrament wies vanzelf uit den wortel des geloofs op.

Ook gij hebt dus, zoo dikwijls er van een Sacrament voor u sprake is, ijlings terug te gaan in de geloofswereld van uw eigen hart. Of ge ten Doop of ten Avondmaal wilt gaan, is hier om het even, maar altoos moet ge u afvragen: Geloof ik ? Zoolang ge uw Sacrament buiten uw geloof houdt, blijft gij ook buiten het Sacrament staan. Alleen door het geloof heeft dat Sacrament vat op u en hebt gij met het Sacrament gemeenschap.

gij met het Sacrament gemeenschap. De teekenen van het Sacrament kunt ge ook zonder geloof met uw oog zien; wat er bij gesproken wordt, kunt ge met uw natuurlijk oor hooren; maar grijpen, vatten, ontvangen wat in en achter dat Teeken het eigenlijk Sacrament uitmaakt, ddt kunt ge zonder een golving, die in uw ziel door het geloof wordt te weeg gebracht, nooit.

Nu staat het intusschen met die geloofswereld in veler hart droef geschapen.

Ze geloven, o, Ja. Waarom zouden ze ook niet? Er leeft geen vijandschap in hun hart tegen den Christus. Soms zelfs trekt hun ziel naar hem heen. En met de ^«geloovigen zouden ze in geen geval willen optrekken. Maar bij dat vage geloof blijft het dan ook meest.

Troost brengt zoo ondiep geloof hun niet. Het is hun evenmin een kracht in het leven. Nauwlijks rekent het in hun overtuiging meê. En eerst waar van zaken van religie sprake komt, of hen een vrome op hun weg ontmoet, of een ziekte insluipt, die met levensgevaar dreigt, voelen ze zekere neiging om met dit hun vergeten en slapend geloof werkzaam te zjn.

Feitelijk leven ze dus buiten geloof; en houden ze hun dusgenaamd geloof voor de een of andere buitengewone gelegenheid in petto.

En dit] nu maakt, dat ook het Sacrament hun zoo vreemd blijft en eindelijk een dood iets voor hen wordt.

Och, het staat met hun «Christelijk" geloof, zooals bij de lieden der wereld met het Voorzienigheidsgeloof.

Ook wie den Christus en zijn Woord verwerpt, gelooft daarom toch evengoed aan God als de duivelen gelooven, dat er een God is, en sidderen. Zulk een Voorzienigheidsgeloof komt niet uit de Heilige Schrift noch uit den Heiligen Geest, maar uit de natuur. En onder hoe gebrekkigen vorm het ook moge voortkruipen, toch vindt ge bij bijna alle menschen nog zeker duister besef, dat er een God is, die hun het leven gaf en een God, die het ze weer kan afnemen. Tot zelfs in het godslasterlijk vloeken wordt nog altoos iets van dat onuitroeibaar besef openbaar.

Maar nu gaat het met dit Voorzienigheidsgeloof ook bij de fatsoenlijke en brave burgerij meest zóó toe, dat ze in den regel dit geloof op volkomen nonactiviteit stellen, en gemeenlijk, ook onder het bidden door, leven en handelen als waren ze hun eigen god, en als hadden ze den levenden God niet van noode.

En dat gaat zoo voort tot ze eens plotseling in den nood komen, en geen uitweg meer zien; en dan gaan ze opeens weermeenens bidden, en roepen den vergeten God weer aan, en worden weer dagen lang door dit hun geloof beheerscht en geleid.

Dat ziet ge zoo in dagen van pestilentie en bezoeking, in dagen van oorlog of opstand, in dagen van honger en broodnood, in dagen van smart en rouwe. Dan bloeit dat Voorzienigheidsgeloof plotseling weer op. De schelp opent zich en de parel schittert weer. En het verbaast u zoo vroom als deze anders onvrome lieden dan zijn.

Maar juist zoo is het nu ook met het zaligma: -' geloof gesteld; dat natuurlijk heel iets anders is dan het Voorzienigheidsgéiooi.

Ook dit veel hoogere soort van geloof toch schijnt voor maar al te velen een uiterste redmiddel, waar ze alleen in gevallen van bij zonderen nood de hand naar uitsteken.

Zoo in het gewone leven doen ze het daarbuiten. In hun dagelijksch beroep komt het niet in. Hun overleggingen en gesprekken gaan er geheel buiten om. En al ontkent ge niet, dat het zaligmakend geloof in hen zijn kan, j •werkzaamheid gaat er toch in geen geval van dit hun geloof uit.

Daartoe komt het slechts in buitengewone tijden. Als de ban Gods hen in hun conscientie slaat. Als angst en droefenisse om hun ziel sluipt en die toenijpt. Of ook, als er een zeer scherpe prikkel van anderer geloof door de schors van hun hart dringt. t

Maar al den overigen tijd denken ze om hun geloof niet, leven ze uit hun geloof niet, en staan ze volkomen gelijk met de ijdele lieden, in den bodem van wier hart zelfs het kleinste korrelke van geloof niet verscholen ligt. a t G c

En dit nu maakt dat hun geloof nooit moede is; juist zoo als iemand die nooit zijn bed verlaat, nooit over moeheid in de beenen zal klagen. En overmits nu het Sacrament door God gegeven is, om een geloof dat moede wierd weer te sterken, is het zoo volkomen natuurlijk, dat de eigenlijke zielstrek naar het Sacrament in hun binnenste nooit opkomti

Niet het Voorzienigheidsgeloof, maar het Zaligmakend geloof weer te sterken dat is van het Sacrament het eigenlijk doelwit en oogmerk.

En daarom kan een kind van God, dat goed staat, er niet buiten. Want immers het echte geloof in Gods kind is als een zuurdeesem in hem, dat nooit stil ligt, maar altoos werkt; waar altoos actie van uitgaat; en dat altoos een drijvende kracht in zijn binnenste uitoefent op zijn overleggingen en op zijn wil.

De werkzaamheid van uw geloof is das nog iets anders dan uw geloofswerkzaamheid.

Gij zijt werkzaam uit uw geloof, als ge de drijfkracht van uw geloof niet weerstaat, maar volgt, en alzoo tot daden, waar het geloof in schittert, wordt uitgedreven. Maar het geloof is in u werkzaam, als het u geen rust gunt; u gestadig drijft en aanzet; en u belet weer in de lage doffe wereld der ijdelheden terug te zinken.

Niet alsof dat zoo rusteloos doorgaat van dag op dag. o, dit moge bij een zeer enkele voor korte wijle, en na lange oefening zoo zijn, maar bij verreweg de meesten is het van die gestadige werkzaamheid nog zeer verre af.

Maar toch Gods kind heeft een geloofswereld; het leeft in die geloofswereld; en alleen in die wereld des geloofs voelt het zich thuis.

En hierdoor nu ontstaat die gedurige afmatting en overspanning en dorheid des geloofs; dat ge weder merkt hoe de geloofskracht slapen ging en tragelijk werkt; evenals bij een wandelaar, die te veel en te ver liep, en nu behoefte voelt aan sterking van zijn kracht, en aan een bete die zijn verbruikte kracht weer kan vernieuwen.

Welnu, op dat oogenblik treedt dan het Sacrament voor u; want dat Sacrament is het van God geboden middel, om de inzinkende geloofskracht opnieuw te prikkelen en te stalen. Onder het Sacrament wordt het kind van God, ook al merkt hij zelf het niet altoos, weer met versche olie overgoten.

Vandaar, dat de eerste Christenen, wier strijd zoo ontzettend en wier leven zoo ongelooflijk gespannen was, alle dag om het Sacrament riepen. En vandaar ook, dat in de dagen der Reformatie de vraag naar het Sacrament, niet eens per jaar, maar gedurig, weer algemeen wierd, en algemeen wierd voor Doop en Avondmaal beide, elk op eigen manier.

Toen streden de heirscharen des Heerenen toen dronken ze telkens uit de beek.

Maar als de harde dagen van strijd op leven en dood voorbij zijn, en het leger heeft zijn stille kwartieren weer betrokken, dan is het wa­ ^ ter niet goed genoeg meer, en prikkelt de ' dorst niet.

En zoo ging het ook in Christus' kerk.

Men gebruikte zijn geloof niet meer. Men spande zijn geloof niet meer in. Het geloof bleef werkeloos in de binnenkamer der ziel rusten. En natuurlijk toen werd het ook niet moede meer, en kende het geen uitputting, en had het aan de sterking door het Sacrament geen behoefte meer.

Zoo is dus ook voor u het Sacrament in zekeren zin een weerglas, waarop ge den stand van uw geloof kunt waarnemen.

Maakt het Sacrament van Doop of Avond maal, als het terugkeert, op u den indruk van iets, wel plechtigs ja, maar toch eigenlijk overtolligs; waar ge ook wel buiten zoudt kunnen; dan blijkt hieruit, dat ge met een onwerkzaam geloof rondliept; met een geloof dat daarom niet stomp wierd en dus niet geslepen behoefde te worden, omdat het buiten gebruik bleef.

Maar zijt ge omgekeerd zoo moede in uw geloof, dat ge, als er twee beurten zijn, de ééne met Doop en de andere zonder Doop, tot uzelven zegt: »Dan ga ik naar dien dienst met Doop; " of ook als ge, zoo het Avondmaal weer nadert, er reeds vooruit naar verlangt, en u te leur gesteld voelt, als het pas een week later komt; dan ja, is dit een teeken, dat uw geloof aan den'arbeid is geweest; dat het veel liep en leed en streed, en daardoor, o, zoo nameloos moede wierd ; en dat ge daarom vlast op het Sacrament dat God u schonk, om de kracht van uw geloof te benedijen en te vernieuwen.

En zegt ge nu: »Bij mij is het nooit zóó dof; maar ook nooit zóó hoog gestemd, " dan is dit niets ongewoons; want bijna altoos beweegt de slinger zich tusschen die uiterste polen op en neder.

Maar toch, al naar gelang het u walgt van dit „zeer lichte Manna", of dat uw honger er naar uitgaat, naar die mate is het in uw binnenste de dood of het leven geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's

,,Vermeerder ons het geloof.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 oktober 1890

De Heraut | 4 Pagina's