Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het heilig Avondmaal.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

fin als iï\ aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: eemt, eet, dat is mijn lichaam. (Matth, 26 : 26).

IV.

Ea toch, hoe rijk en veelzijdig in het sacrament des heiligen Avondmaals ook de werking zij van den Vader en den Zoon, toch wordt de rijkste en heerlijkste werking in dit heilig sacrament te weeg gebracht door den Heiligen Geest, die woning gemaakt heelt in het hart van 's Heeren volk, en het aan den hsiügen Disch met de schatten zijns Middelaars verzadigt, drenkt en vertroost.

Alle eeuwen door heeft 's Heeren volk dit gevoeld en beleden, Hoe ook onbegrepen en mysterieus heeft het alle eeuwen door geloof j aan ds tegenwoordigheid van den Middelaar onder brood en wijn. En steeds heeft het ervaren en erkend, dat het de Heilige Geest is, die onze ziele deze zalige gemeenschap deelachtig maakte.

Daar lag dan ook op zichzelf niets verkeerds in ; want die gemeenschap met Jezus is metterdaad onder het heilig Avondmaal te genieten. Zonder die tegenwoordigheid van den Christus is het geen Avondmaal. En eerst als 's Heeren kerk v/eet en ervoer, dat ze in die heilige gemeeenschap met haar heerlijk Hoofd, als sijnlAchazm gesterkt en bevestigd werd, had er werkelijke breking van liet brood plaats, en wierd zij met de sacramenteeie genade gebenedijd.

Jammer slechts dat de geloovigen, d. i. de kerk, in stede van in dit diepe mysterie te rusten, en het als mysterie onverklaard en onbegrepen te genieten, in de woorden zelf der instelling een ultwendigen grond voor dit mysterie gezocht heeit.

En toch zoo died de kerk.

Jezus had het brood gebroken, en gedankt, en toen g'ezegd: „Z? /if is mijn lichaam; " en daarna den beker genomen, en ook daarvan gezegd: , ^Dit is mijn bloede En die even scUoone ais diepzinnige en toch volkomen heldere uitspraken hebben toen de Christenheid verleid in die woorden zeil de aanduiding en omschrijving van het mysterie te zoeken.

Jezus, zoo beleed en geloofde men, en terecht, was in en bij het heilig Avondmaal tegenwoordig; was er tegenwoordig niet als de Tweede Persoon in de Drieeenheid, maar als Middelaar; niet als de Middelaar vóór zijn vvleeschwording, maar als de Middelaar, die ons vleesch en bloed had aangenomen; en die op het kruis van Golgotha dat lichaam voor ons had laten verbreken, en dat bloed voor ons had laten vergieten.

Maar waar was hij? Geen zienlijk oog kon hsiTi zien, geen stem werd door ons oor beluisterd. Zelfs geen ritselen van zijn gewaad wierd vernomen. Hij was er, dat geloofde, beleed en ervoer ons hart, maar hoe en op wat wijs kon men zich van zijn heilige tegenwoordigheid overtuigen? Slechts een enkele was geestelijk genoeg, om die tegenwoordigheid van den Middelaar geestelijk te verstaan en geestelijk te genieten. En zoo drong men naar iets zichtbaars, naar iets tastbaars. Men wilde kunnen zeggen: > Zie, dii^r is hij."

En toen greep men naar dat brood en naar dien wijn; het eenige dat ons bij dat Avondmaal te ont-vraren wierd gegeven. En op dat brood tuurde men, en op dien wijn zag men zich star; tot men eindelijkgelooven ging, dat de Christus zelf daar in dat brood school en in dien wijn was. En nauwelijks had het zoekend oog gemeend den Christus in dat brood en in dien wijn te ontwaren, of men hoorde Jezus zelf roepen : Dit brood is mijn lichaam, die wijn is mijn bloed! En meer behoefde men niet, om aan een wonder te gelooven, en zich zelven te gaan inbeelden en anderen te vertellen, dat door een onbegrepen wonder uit dat brood Jezus' lichaam, en uit dien wijn Jezus' bloed geworden was.

Noch booze toeleg noch opzettelijk bedrog v/as hierbij in het spel. Ongemerkt gleed men uit de geestelijke aanschouwing in de zinlijke aanschouwing over. Men was nu eenmaal door Jezus zelf op brood en wijn aangewezen. Dat waren de beide teekenen. In die teekenen moest het mysterie schuilen. En geen heilige symboliek meer verstaande noch zin meer hebbende voor de wondere werking van den Heiligen Geest, zocht men het toen in dat brood en in dien wijn ze!. Niet buiten die teekenen, maar in die teekenen _moest de heilige tegenwoordigheid des Middelaars schuilen, en alzoo moest in het eten van dat brood en in het drinken van den wijn., de gameensckap met denMiddelaat tot stand kamen.

Aan deze veruitwendJging van het geestelijke en dit ombuigen der waarheid staat dan ook niet enkel een misleidende priesterschaar schuldig; veeleer is dit de gees-i telijke dwaling van heel de Christenheidj geweest. Eeuwenlang heeft heel de Chris-' tenheid het zich niet anders kunnen inbeelden, of er moest een wonder in dat brood en in dien wijn plaats grijpen, en eerst door dat op wondere v/ijze bewerkte brood en door dien op even wondere wijxe veranderden wijn moest de Christus zelf aan zijn volk worden toegebracht.

Nog belijdt het zoo heel de Roomsche kerk; nog is dit in hoofdzaak de belijdenis der gansche Grieksche kerk; en ook de Luthersche kerk blijft in haar officieele belijdenis nog steeds ditzelfde standpunt innemen; en alleen de Gereformeerde kerken hebben dien toovercirkel verbroken, en weer geestelijk gezocht wat alleen geestelijk kan genoten worden.

De strijd daarbij over de woorden der instelling gevoerd, was, hoe heftig ook, toch altoos bijkomstig.

Niemand heeft het alzoo geloofd, omdat i hij meende de woorden der instelling alzoo \ te moeten uitleggen; maar, omgekeerd, om-\ dat men het alzoo geloofde, daarom heeftt men de woorden der instelling alzoo uit-| gelegd; tot ten leste eigen voorstelling en* de uitlegging van deze woorden zoo ineensmolt, dat men van den uitwendigen klank niet meer kon afkomen, en zich altoos weer diets maakte: Ja, waarlijk, zoo staat het er toch, dit is mijn lichaam, en dit is mijn bloed. Woorden, die zoodoende allengs zulk een macht op den geest gingen uitoef^nen, dat zelfs Luther, hoe ook gesmeekt en gebeden, ten laatste werkelijk meende, dat hij het mysterie zou loslaten, zoo hij ook maar even afliet van den klank van het woord.

Ook de Gereformeerden hadden hier schuld aan. Had Zvvingli niet zijn dorre en leugenachtige Avondmaalstheorie tegen die van Rome overgesteld, allicht dat Luther te v/innen ware geweest, gelijk Melanchtoa half gewonnen was. MaarZwingli, bestreed niet alleen de verklarende uitlegging* van de instellingswoorden, maar met die ver-l klarende uitlegging ook het mysterie self. \ Zwingli, mat en ongeestelijk als heel zijn opvatting was, zag, voelde zelf geen mysterie bij het Avondmaal. Mij aat er aan met zijn redeneerend verstand; met zijn ondiepen geest; en wilde nuchterlijk alleen datgene erkennen, wat hij zag en waarnam. Voor het ongeziene en toch aanwezende miste hij het geestelijk oog. En soo ervoer hij de tegenwoordigheid des Heeren bij. het Avondmaal niet, en nam er deswege het sacramenteel karakter uit weg. Insgelijks zoo, zij het ook op andere gronden, hadden de Anabaptisten gehandeld. En offk hier te lande waren er duizenden bij duizenden, die het heilig Avondmaal beroofden van zijn heiligen glans en het omzett'en in een nuchter gedachtenismaal., En dat nu heeft Luther verschrikt, VoorJ die zielmoordende platheid en matheid is hij | teruggedeinsd. Een reactie die zoozeer ver-^ klaarbaar is, dat wij voor ons liever met Luther in de Consubstantiatie zouden dwalen, dan met Zwingli afstand doen van elk mysterie in het Sacrament. En daarom juist is het dan ook Calvijns onvergankelijke eere, dat hij, Zwingii's ijskoude nuchterheid met heel zijn hart verfoeiende, toch de geestkracht bessat, om niet in Rome.i vermenging van het mysterie met het wonder terug te vallen; maar de kerken terugriep naar die geestelijke opvatting van het mysterie, die brood l^rood en wijn wyn laat, en desniettemin te genieten weet in de tegenwoordigheid ides Heeren onder het Sacrament,

Nog eens, een Avondmaal zonder Christus is geen Sacrament. En toch d^t had Zwingli er van gemaakt. En de vraag stond dus maar, of die tegenwoordigheid des Heeren onder het Avondmaal geestelijk door den Heiligen Geest zou gewerkt worden, < A zinlijk en tastbaar door een wonder, dat geschiedde aan het brood en aan den wijn. En voor dat diepe vraagstuk staande, greep toen Caivijn en grepen met hem de Gereformeerde kerken weer de heilige, volle, rijke waarheid, dat zeer gewis-Selijk de Christus zelf onder het heilig Avondmaal tegenwoordig is en genoten ivordt, maar tegenwoordig is door den Heiligen Geest en genoten wordt door het geloof der ziele.

Dit dorst Luther niet aan. Hij bleef er aan hechten, dat Christus in brood en wijn zou genoten worden, en moest dan ook wel staande houden, dat de sacramenteeie Christus genoten werd, riist met den mond| der siefe door het ge^'V^maar met den* moüü dis lichaams, docvf^e-men brood at* en wijn dronk.

Die strijd concentreerde zich toen in de uitlegging van het: Dit is mijn lichaam^ en vandaar dat de Roomsche, Grieksche en Luthersche uitleggers niet konden toegeven, dat deze woorden symbolisch waren bedoeld.

AUengs echter is hierin een keer geko-. men en thans geven verreweg de meeste uitleggers reeds toe, dat niet Luther, maar Caivijn, in de uitlegging van de instellingswoorden gelijk bad. Maar natuurlijk, die dat doen, zijn dan geen echte Lutherschen meer, maar mannen, die zich nog Lutherschen noemen, en in de Luthersche kerk stand houden, maar geestelijk aan de Luthersche belijdenis zijn afgestorven.

Maar ook zoo blijft het dan toch opmerkelijk, dat nooit één enkel Gereformeerde, als Schfifcuitlegger tot de Luthersche uitlegging van deze woorden genaderd is, ook al was het, dat hij aan de Gereformeerde belijdenis ontzonken was; en dat omgekeerd de Luthersche uitleggers, zoodra ze niet meer door hun belijdenis gebonden zijn, bijna eenparig tot de Gereformeerde exegese overloopen. Hieruit toch is af te leiden, dat de woorden gelijk ze er staan, op zich zeif, bij nuchtere, vrije en nauwkeurige uitlegging de Luthersche wijze van verklaring niet toelaten.

En dit is ook metterdaad zoo.

Reeds zij terstond opgemerkt, dat Jezus met zijn discipelen, bij het heilig Avond' maal, geen Grieksch sprak, maar Arameesch, en dat in het Arameesch, gelijk ia , alle Semitisr.he talers^ 'ast woordeke is wegblijft. In deze talen kan wat in Matth, 26 : 26 staat, niet anders uitgedruktf dan: Dit brood mijn lichaam, " en „dese wijn mijn bloed, " zonder dat er het woordeke is wordt ingevoegd. En nu is het toch opmerkelijk, dat zij die deze woorden in Lutherschen of Roomschen zin verstaan, zonder onderscheid, hun hoofdkracht zoeken juist in dat woordeke is. Er stond zoo duidelijk: Dit brood is mijn lichaam, " en daarom mochten wij er niet van maken : „Dat brood beduidt mijn lichaam". Iets wat nog niets beduiden zou, overmits er^ in Matth 13:38 evenzoo staat: DeakkerI is de wereld", zonder dat het iemand in| den zin komt, daarbij aan een wonder te denken, waardoor die akker in de wereld zou worden omgezet of veranderd. Maar wat dan vooral alle kracht verliest, zoo men opmerkt, dat de Heere Jezus dit woordeke is niet kan hebben uitgesproken; eenvoudig omdat het in het Arameesch, waarin Jezus sprak, niet uitgedrukt, maar er bij gedacht wordt. En zoo voelt men reeds hieraan, hoe weinig waarde en kracht een exegese bezit, die haar hosfdsterkte zoekt in een woordeke, dat eerst door de overzetting in het Grieksch, in Jezus' woorden inkwam.

Doch bovendien geheel deze uitlegging zou nog denkbaar zijn, zoo Jezus na zijn hemelvaart het Avondmaal uit den hemel ^ had ingesteld; niet nu hij het instelde hier .• op aarde, en nog eer hij lijden ging; zelfs 1 voor zijn ingaan in Gethsemané. Immers het lichaam van Jezus was nog niet verbroken, en het bloed van het heilig Godslam was nog niet vergoten. En hoe kon dan een nog niet gebroken lichaam, en nog niet vergoten bloed, 'in dat brood en in dien wijn genoten worden?

Daar komt bij, dat Jezus zelf in zijn lichaam, en in dat lichaam met zijn voor ons vergoten bloed aan den disch met zijn jongeren aanzat. En hoe konden nu de jongeren die hem daar zagen, die zijn handdruk voelden, die hem in het oog staarden, en die de woorden van zijn lippen bekiisterden, nu ooit op de gedachte komen, dat Jezus met die woorden bedoelde, dat dat brood in werkelijken zin zijn lichaam was. Dan had Jezus, om verstaan en begrepen te worden, natuurlijk heel anders moeten spreken, de tegenstelling moeten opnemen, en moeten zeggen: Hoewel ge mij hier lichamelijk voor u ziet zitten, zoo is toch dit brood door een wonder van Gods almacht ïn mijn lichaam veranderd.

Iets wat nog sterker spreekt, zoo ge bedenkt, dat Jezus, naar de vaste usantie van den Paaschdisch zeer stellig dit brood ook zelf rriet zijn discipelen nam, en dien wijn met hen dronk. Is het nu ondenkbaar, dat Jezus zijn eigen lichaam eet of zijn eigen bloed drinkt, dan volgt ook hieruit, dat er van geheel deze uitlegging niets aan kan zijn.

Let er dan ook op, dat toen de Heere aan den heiligen apostel Paulus deze instelling des Avondmaals in een gezicht geopenbaard heeft, de woorden; ^^Dit is mijn bloed", blijkens i Cor, 11 ; 25, door hem veranderd wlerdeu In è& i& 0^2 i' cül andere woorden: Deze drinkbeker is het niewwe Testament in mijn bloed". Een omzetting van de oorspronkelijke woorden, die natuurlijk niets aan den oorspronkelijken zin ontneemt, zoo men de instellingswoorden symbolisch opvat; maar die te eenea male ongeoorloofd zou zijn geweest, ja, onmogelijk aldus kon voorkomen, zoo de Heere Christus zelf bedoeld had te zeggen, dat de wijn in zijn bloed veranderd werd, of dat zijn bloed ^in den wijn school. Wie met ons gellooft, dat Paulus zijn wetenschap van fChristus zelf, door openbaring uit den hemel, I ontving, heeft in de woorden van i Cor. 111 : 25 eene authentieke uitlegging door Jezus zelf van de instellingswoorden gegeven, en weet daardoor dat de Roomsche en Luthersche uitlegging, als tegen Jezus' eigen uitlegging, niet waar zijn kan.

De fout van heel deze uitlegging is dan t)ok, dat ze geen rekenschap houdt met de omgeving, waarin Jezus deze instellingswoorden sprak.

Wij, westerlingen, hebben voor symboliek weinig of geen gevoel. Vaak zelfs ontmoet ge lieden, die voor elke symbolische gedachte zoo volkomen stomp zijn, dat ze zelfs de eenvoudigste symbolische voorstelling niet verstaan en niet doorzien, tenzij men hun eerst alles stukje voor beetje uitlegt. Onze westersche kracht ligt in het redeneeren. Dat kunnen we veel beter dan de oosterling. En dit heeft ons maar al te zeer gewend, om ook bij de heilige symboliek des Bijbels met ons redeneerend verstand alles zakelijk te willen opvatten en uitleggen.

Maar zéó mag njcn de Heilige Schrift niet uitleggen.

De Heilige Schrift is opgekomen onder een oostersch volk, dat^ een geheel anderen aanleg had, en veel minder redeneerde, ir. aar veel meer zinrijk zag. Vandaar dat, al de boeken der Psalmen en der Profeten door, een heel andere taal wordt gevoerd, dan waaraan wij gewoon zijn. o. Zoo weinig redeneering, maar des te meer beeldspraak en zinrijke voorstelling. Er wordt in de Schrift zoo weinig geleerd, maar des te meer getoond.

En had Israël dezen trek voor het symbolische reeds met alle oostersche volken gemeen, hier kwam voor Israël nog bij, dat het van meet af door God gewend was, taan de heilige typiek, d. w. z. aan allerlei ceremoniën en voorstellingen, die doelden op den Messias die komen zou. Neem die typiek, en de symboliek die er aan ten grondslag ligt, uit Israels eeredienst en volksstaat en historisch leven weg, en alles verliest zijn zin en wordt onverstaanbaar. Maar ook breng die typiek en symboliek weer tot eere, en in heel Israels optreden, in en buiten zijn heiligdom, spreekt u één rijke, één steeds zich verduidelijkende, één zich nooit verloochenende gedachte toe, van Gods komen tot zijn volk, om zijn volk van zonden te verlossen.

In dien kring nu waren ook de discipelen opgevoed; in die omgeving sprak en leefdejezus tijdens zijn omwandelingop aarde. Vandaar ook zijn heilige onderwijzing in fgedurige beeldspraak en gelijkenis; juist l^ooals het zijn moest, om in die omgeving *indruk te maken, en door zulke hoorders te worden verstaan.

En nu zit Jezus met zijn jongeren daar aan bij een maaltijd, die geheel dit symbolisch en typisch karakter draagt. Want natuurlijk, dat lam dat geslacht was en aan dien Paaschdisch gegeten werd, had in zichzelf geen beduidenis, maar wees heen op het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt. Onder al den drang van een heilige historie en van de voorvaderlijke gewoonte van dertien eeuwen, genoten ook de jongeren op dat oogenblik het zoet der ziele, dat afgeschaduwd lag in dit symbolisch en typisch lam. Ze waren dus geheel in feen symbolische wereld. De symbolische «trek van hun hart wierd door den Paaschfdisch zelf opgewekt en bevredigd. Van redeneeren viel geen sprake. Diep verzonken zitten de aanzittenden in de heilige symboliek der goddelijke openbaring. En terwijl Jezus nu aan dien disch met hen aanzit, neemt hij het brood en den wijn, en zegt, zonder eenige uitlegging tot zijn jongeren: „Dit is mijn lichaam, " en „dit is mijn bloed."

Hoe ter wereld konden dan die jongeren, in die stemming des gemoeds, aan dien disch, terwijl Jezus daar zelf voor hen zat, deze woorden bij mogelijkheid ander, - ; , dan in symbolischen zin opvatten. En ook hoe had Jezus, zoo hij den symbolischen zin bedoelde, zich bij mogelijkheid anders kunnen uitdrukken, dan gelijk hij hier deed. Of h dan niet bij aüe symbolische aaisdiiiding de vaste spreekwijs: Dit is dat.

Men kan dan ook veilig zeggen, dat de strijd over deze woorden is uitgestreden. Roomsche godgeleerden kunnen natuurlijk deze symbolische uitlegging nooit toegeven, daar ze dan op zouden houden Roomsch te zijn. En ook de Luthersche godgeleerden, die nog steeds staande houden, dat in dat brood en in dien wijn het ware lichaam des Heeren is, ktmnen nooit toegeven, dat deze uitlegging der symboliek de ware is, overmits ze daardoor het standpunt voor hun belijdenis verliezen. Maar voor zoover er sprake is van onbevooroordeelde, ongebondene, degelijke Schriftuitlegging is er geen de minste noodzaak, om den o.uden strijd over deze instellingswoorden te vernieuwen, daar het voor een iegelijk, die in dezen ernstigen zin wezenlijke uitlegging bedoelt, geen oogenblik twijfelachtig is, of Jezus bedoelde te zeggen: Dit brood is het symbool van mijni lichaam, en deze wijn is het symbooLvan f mijn bloed.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Van het heilig Avondmaal.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's