Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zoo laat ons deze belijdenis vasthouden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoo laat ons deze belijdenis vasthouden.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dewijl wij dan eenen grooten Hoogepriester liebben, die door de hemelen doorgegaan is, namelijlc Jezus, den Zoon van God, zoo laat ons deze belijdenis vasthouden. Hebr. 4:14,

Telkens hoort ge roepen, dat' de belijdenis uwer kerk, en de vraag of dat ook uw belijdenis zij, er minder toe doet. Zoo gij uw Jezus rhaar toebehoort en het leven Gods in uw hart ruischt, eilieve, wat vraagt ge; dan nog naar uw belijdenis !

Wijd moest dus elke kerk, die staande houdt, een kerk van Christus te zijn, haar poorten voor een leder openzetten; en een kerk, die dat niet deed, wierp haar eigen eere hiermee weg.

Wat toch geeft alle geleerdheid ? Zou dan het Koninkrijk Gods aan de vragen en antwoorden uit een Catechismusboek hargen ? Op den Geest en op het werk des Geestes alleen komt het aan. Geheugen-werk kan nooit het werk des harten vervangen. En daarom, zoo er Geesteswerk in u is, moet elke kerk u tot het heilige Avondmaal toelaten; en zoolang er zelfs in den knapsten catechisant geen Geesteswerk openbaar wierd, moest elke kerk hem afwijzen!"

Zoo riep men in Montanistische kringen reeds korte jaren nadat de heilige apostelen des Heeren deze aarde verlaten hadden. Zoo riepen enkele teedere gevoelsvromen alle eeuwen door. In de dagen der Hervorming kon men hetzelfde roepen beluisteren van de lippen der Wederdoopers. En ook nu nog ontmoet ge telkens geestelijk eenzijdige lieden, die voor de toelating tot het heilig Avondmaal liefst geen enkele keur dan de keur des Geestet gedoogen.

Merkt men dat er in iemand »de groote zaak gebeurd is", dan trede hij toe, en anders late men hem met alle onbekeerde zielen van verre staan.

En daarom, geheugenwerk geeft niets. Een Catechismus leeren geeft niets. Alle leerenkan veilig achterwege blijven. En ook dat dusgenaamd «belijdenis doen'' is eigenlijk niets dan een spelen met liet Heilige.

Vreemd intusschen dat de heilige apostelen er juist andersom over oordeelen.

Eenheid in belijdenis zou er niet toe doen, en nu hoor, wat de apostel Paulus aan de kerk van Corinthe schreef: »Ik bid u, broeders, door den naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt.'''' (1 Cor. i : to). Een «spreken van hetzelfde", dat hier duidelijk op de eenheid van belijdenis doelt, want hij voegt er bij: »en AzX ^x onA^m geene schettringen zijn, maar dat gij (als kerk^ zijt samengevoegd in éénen zelfden zin en in éénzelfde gevoelen." Let wel, niet in éénzelfde gevoel, noch ook in eenzelfde gevoelsbeweging, maar in het hebben van eenzelfde gevoelen. Juist zooals hij aan de kerk van Philippi schreef: »Doch, daar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin naar denzelfden regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen ."

En niet anders spreekt de heilige apostel Johannes, die evenzoo wel terdege de zaligheid aan de belijdenis bindt. Want had Paulus in Rom. 10:10 gezegd: Met den mond belijdt men ter zaligheid", Johannes had niet minder kras betuigd: > Alle geest die belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God; en alle geest, die niet belijdt., dat Jezus Christus in het wlcesch gekomen is, die is niet uit God; maar deze is de geest van den antichrist; welke geest gij gehoord hebt dat komen zal en is nu aireede in de wereld."

Ge ziet dus wel, dat de apostelen, die onder de ingeving van den Heiligen Geest schreven, en aan wier woord en gezag dus elk mensch zich te onderwerpen heeft, vlak omgekeerd oordeelen als deze overgeestelijke lieden.

Zeggen zij, dat hetgeen ge als uw gevoelen belijdt en uitspreekt er minder toe doet, zoo ge innerlijk maar leven speurt; de heilige apostelen daarentegen zeggen u in den naam des Heeren, dat »ge met uw mond belijdt ter zaligheid"; dat ge van één gevoelen moet zijn en één sprake moet hebben; en dat wie in zijn belijdenis omtrent den Zone Gods afwijkt van de waarheid, niet uit God is, maar uit den anti-christ.

Dit nu trooste u, als ge zelf voor uw belijdenis moet »leeren", of uw kinderen voor hun belijdenis moet laten »leeren."

Reeds op zich zelf moet dit, want het is naar uw Doopsbelofte. Toen toch is Ja gezegd op de ernstige vraag: , , 0f ge op u naamt, dit kindeke als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, m de voorzeide leer te onderwijzen, ofte doen eii te helpen onderwijzen."

En die »voorzeide leer" zweefde niet in nevelen, want vooraf ging die andere vraag: »Ofgij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen is en in de Christelijke kerk alhier geleerd wordt, bekent de volkomene en genoegzame leer der zaligheid te zijn."

Ook uw Doop bond u dus aan een »leer.'' Bond u aan een bepaalde »leer." Een leer die | juist en wel omschreven is.

En zoo gaat het van geslacht op geslacht. De vader belooft het voor zijn kind.

Dat kind, straks zelf vader geworden, belooft het weer voor zijn kind. Altoos weer de belofte om het in »die voorzeide leer" óf persoonlijk zelf te onderwijzen, óf te doen en te helpen onderwijzen. En zoo bestaat de kerk in eenheid van belijdenis voort.

Maar ook al berust hierop heel uw kerkelijk leven, toch is het goed, er bij te weten, dat de heilige apostelen, wier woord beslissend en gebiedend is, u de zaak evenzoo en juist op dezelfde wijze op het harte binden.

Jién moet aller gevoelen, één aller spreken zijn, en daarom één leer de inhoud van aller belijdenis.

Dus moet er »geleerd" ; want een kerk, die het zaad der kerk niet laat leeren, houdt haar belijdenis niet vast, maar laat ze los; breekt met haar verleden; snijdt de gemeenschap met de vaderen af; en vormt een nieuwen kring.

Daarom moet er »geleerd."

«Geleerd" niet wat deze of die predikant u aanpredikt, of ook deze en die onderwijzer u voorhoudt. Dat toch zijn slechts vluchtig vervliegende uitleggingen, die de één zus, de ander zóó geeft, en die alle eeuwen door wisselen.

.Neen, wat sgeleerd''' moei, is wat uw kerk sinds eeuwen, en de eeuwen door, als van God in zijn Heilige Schriftuur geopenbaarde waarheid belijdt.

En dat moet »geleerd" in alle kerken, aan allen die in de kerk opgroeien, of tot haar toetreden willen, oud of jong, man of vrouw, van kleiner of van rijper ontwikeling.

Het geslacht dat nu leeft moet daarin naspreken wat een vorig geslacht overnam van het geslacht dat toen ten grave daalde; en niets is valscher gedacht, dan dat elk komend geslacht telkens iets nieuws, iets anders zou moeten belijden.

«Napraten" is een woord dat in minachting kwam, en daarom zeggen we: naspreken. Maar dat moet het dan ook wezen. Alle helder onderwijs is dus »naspreken." En zoo moet het ook in Jezus' kerk zijn; en de kunst is maar, om dit «naspreken" met de lippen te doen opkomen uit het hart.

Zoo gaf reeds Asaph den gulden regel in Psalm 78 aan: „o, Mijn volk, neem »? ? ; ««/«»• ter oore; ik zal verborgenheden uitspreken van oudsher; die wij gehoord hebben en weten, omdut onze vaderen ze ons verteld hebben."

Dit nu, zegt Asaph, legt den plicht op, om ze «niet te verbergen voor onze kinderen, voor het navolgende geslacht."

En dat wel, omdat God de Heere dit goud zijner waarheid aan zijn kerk heeft toevertrouwd, opdat het van het Paradijs af alle eeuwen door stand zou houden, tot 'aan de voleinding der wereld. «Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jacob, dat hij onzen vaderen geboden heeft, dat zij ze hunnen kindere? i zouden bekend maken, opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen die geboren zouden worden, en zouden opstaan en vertellen ze hitn kinderen, en dat zij hunne hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maai zijne geboden bewaren ."

Er is dus geen plaats voor twijfel.

De plicht is ons gebiedend opgelegd.

De leere Gods, zoo van wat Hij openbaarde, als deed en gebood, moet van geslacht tot geslacht voortgeplant.

De belijdenis mag niet onder het stof der eeuwen bedekt, maar moet vastgehouden en steeds opnieuw beleden.

En ook voor u was er dus geen andere weg. Ook gij moest «leeren".

»Geheugenwerk" alleen is machteloos, maar ook, zonder het werk van uw «geheugen" vallen de schalmen van de keten die Gods kerk saamhoudt uit elkaar.

Nu zou het voor ons een ontzaglijke aantrekkelijltheid hebben, als heel Christus ' kerk op aarde, van de dagen der apostelen af tot nu toe, altoos maar ééne belijdenis had gehad, en nog bezat; en dan liefst een belijdenis kort en klaar op alle punten.

Toch ligt er in het aantrekkelijke van dit denkbeeld iets dat we niet voeden mogen, eenvoudig wijl de historie der kerk toont, dat de wil des Heeren een geheel andere is geweest.

En dat moest wel.

Anders toch zou het eerst recht een dood geheugenwerk zijn geworden-Geen naspreken, maar een napraten, eeuw in eeuw uit, door allen, in alle land en wereldstreek, van hetzelfde. Eén eentonig geklank.

Zoo zijn er dan ook feitelijk gei/rforraeerde, min zuivere, en gereformeerde of gezuiverde kerken.

Ook gij nu hebt het uitnemend voorrecht om geboren te zijn in zulk een gereformeerde kerk, die dus ook een gereformeerde belijdenis heeft.

Voor u te heiliger drang, om geen oogenblik die gezuiverde belijdenis los te laten, maar »te houden wat gij hebt."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Zoo laat ons deze belijdenis vasthouden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1891

De Heraut | 4 Pagina's