Op verzoek deelen We hier nogmaals het

Op verzoek deelen We hier nogmaals het stuk mede dat ingezonden moet worden, om zich tegen een hoofdelijken omslag van Synodalen kant te waarborgen.

Aan „den Kerkeraad van de Ned. Her' vormde gemeente''' te Amsterdam, behoorende tot tide Nederlandsche Hervormde Kerk^''

De ondergeteekenden brengen ter kennisse van »den Kerkeraad van de Ned. Hervormde gemeente" te Amsterdam, behoorende tot »de Nederlandsche Hervormde kerk",

dat zij, toen zij als lidmaten der Hervormde gemeente te Amsterdam werden aangenomen, in de meening verkeerden dat zij toetraden tot de volle kerkelijke gemeenschap van de te Amsterdam sedert de Reformatie daar ter plaatse bestaande Gereformeerde kerk, die geene andere belijdenis heeft dan die welke uitgedrukt staat in de drie Formulieren van eenigheid, en waarin de Gereformeerde Ke'rkenordening, laatstelijk vastgesteld door de Dordtsche Synode van 1618/1619 nimmer wettiglijk is afgeschaft, zoodat zij geene andere leeraars hebben kan, dan die hare belijdenis van harte beamen,

dat zij, wel is waar, toen zij tot de volle gemeenschap van gezegde Gereformeerde Kerk toetraden, die onder de heerschappij vonden van allerlei in 1816 door den Koning ingestelde hoogere besturen, en zij zich toen, zonder genoegzaam te weten wat zij deden en noodgedrongen, aan de verordeningen van die besturen hebben onderworpen, doch thans zich de facto vereenigd hebben met hen, die zich eens voor altoos aan die besturen hebben onttrokken,

dat het schijnt (althans bij tal van rechterlijke uitspraken is aangenomen) dat er een genootschap bestaat, genaamd »de Nederlandsche Hervormde Kerk'', waarvan bovenbedoeld kerkelijk bestuur of zijne opvolgers de directie uitmaken,

dat ondergeteekenden echter van dat genootschap geene leden zijn, en ook nimmer bedoeld ebben te worden, en, voor zoover uit eenige andelingen het tegendeel mocht zijn of worden fgeleid, hiermee uitdrukkelijk verklaren, niet ls leden van dat genootschap, genaamd »de ederlandsche Hervormde Kerk" te willen orden aangemerkt,

dat zij dus op geenerlèi wijze geacht v/illen orden te behooren tot eenig kerkgenootschap, oe ook genaamd, hetwelk de macht erkent an eenig bestuur, berustende op het »Algeeen Reglement van de Nederlandsche Herormde Kerk", en dat, voor het geval dat emand mocht oordeelen dat zij ooit daartoe adden behoord, zij voor alsdan verklaren, ich daarvan te hebben afgescheiden, gelijk zij at trouwens reeds geruimen tijd geleden geaan hebben,

met bijvoeging, dat zij door deze kennisgeing geenszins geacht willen worden, de qualieit van den geadresseerden te erkennen, doch at zij die integendeel uitdrukkelijk ontkennen,

geschiedende deze kennisgeving enkel opdat e geadresseerde daarvan later geene onweendheid zou kunnen voorwenden.

Amsterdam, 1891.

Natuurlijk moet de persoon wien het angaat, dit stuk zelf teekenen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen