Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXIV.

CHRISTOFFEL GAUDERIJN.

De abt van Eename, de Leeuwere genaamd, had een knecht Christoffel Gauderijn, van Amonpt (in België) geboortig, die lichtzinnig en wereldsch was. In dat leven had deze genot, ook toen de abt gestorven was, en hij op andere wijze zijn brood moest zien te verdienen. Niet ver van Oudenaarde ligt Beveren, daar woonde in den tijd, waarvan wij spreken, een linnenwever Damiaan Hulinck (Notman bijgenaamd). Bij dezen kwam onze Gauderijn in dienst en leerde het linnenweven, wat hem zoo goed gelukte, dat hij zijnen meester spoedig bijna overtrof in deze kunst Maar had hij gave, om te leeren en met het geleerde geld te verdienen, wat hij overdag verdiende, ging des nachts in overdaad en overspel weg. Vooral de Zondag was zijn grootste pleizierdag. Doch de Heere had met onzen Gauderijn andere dingen voor. Op zekeren dag ontmoette hij een zijner buren, Louis Stalens, een christen, en aanhanger tevens van de Gereformeerde waarheid. Deze vermaande den wereldling ernstig over zijn zondig leven en God getuigde met zijn Woord, zoo­ dat Gauderijn overtuigd werd van zijn kwaad. Hij onttrok zich aan zijne oude vrienden en ging met Stalens om, die hem in zijn woning bracht, bekend maakte met Gods Woord en in de samenkomsten der gemeente inleidde.

Natuurlijk kon zulk een verandering niet verborgen blijven. En niet allen zagen het zonder boosheid aan. Stalens had nl. een buurman, die met hart en ziel het pausdom aanhing. Deze vermoedde, dat de man, die naast hem woonde, van de nieuwe religie moest zijn en Gauderijn daar ook heen haalde. Eens riep hij hart: »Als ik hen (Stalens en Gauderijn bedoelde hij) aan een galg zal zien heen en weer waaijen, zal ik tevreden zijn."

Dit woord was het voorspel van de vervolging, die naderde. Stalens wist, dat hij en zijn zwager aangeklaagd waren bij den priester en den schout van Oudenaarde. Hij besloot te vluchten, zijne vrouw en kinderen aan de hoede van onzen Gauderijn overlatende. Deze kweet zich van die taak nauwgezet en getrouw. Bovendien ijverde hij nog meer dan vroeger in de kerk onder het kruis voor de waarheid Gods en de gemeente riep hem tot het diakenambt. Eenen der dagen van de maand Maart des jaars 1568 ging onze martelaar naar Oudenaarde, om eenige armen te bezoeken. Daar werd hij onderweg door gerechtsdienaren gevangen genomen en in den kerker gebracht. Toen moest hij herhaaldelijk bij den hoofdschout op het kasteel komen, om ondervraagd te worden. Bij een dezer ontmoetingen vroeg de magistraat: »Christoffel, hoe komt het, dat gij wegens ketterij gevangen genomen zijt? Dat hebt gij toch niet van den abt geleerd." Hierop antwoordde Gauderijn: »Mijnheer, ik ben geen ketter, maar een geloovig Christen, wat ik niet van den genoemde geleerd heb, maar wel allerlei boosheid."

De priester, die dit antwoord hoorde, drong er bij den hoofdschout op aan, dat hij Gauderijn niet meer voor zich zou laten komen. Ofschoon hij het deed, zocht hij toch den gevangene nog wel eens op en toonde eenige genegenheid voor den gevangene. Zoo zeide hij op zekeren dag tot hem: »ChristoffeI wilt gij met eenen pastoor spreken ? tracht het dan met hem eens te worden; krijgt gij dan van hem een bewijs, dan Iaat ik u vrij, ik zal u helpen." Christoffel antwoordde, dat hij gaarne door eenen pastoor zou overtuigd worden uit de Schrift, dat hij dwaalde. De schout verzocht den pastoor van Pamele den gevangene te bezoeken. Toen de gevraagde het deed, ontspon zich een twistgesprek van drie uren over den doop (of die noodig was tot zaligheid) over het Avondmaal enz. De pastoor wist niet meer te antwoorden.

Daarom vroeg Gauderijn eene verklaring, waarop hij vrijgelaten kon worden. »Zend er morgen om, " hernani de pastoor. Doch des anderen daags werd de bode, Damiaan Hulinck, Christoffel's meester, onverrichterzake teruggestuurd. De verklaring was niet noodig. Gauderijn begreep de bedoeling van dit antwoord. Nu had hij zich op sterven voor te bereiden. Zijne vrienden, z. a. Stalens, schreven hem brieven, om hem de vlucht aan te raden, anderen vermaanden hem hiertoe mondeling. Maar de martelaar weigerde dit. Niet allen konden weggaan, wat zou van de zwakken komen.

Een jaar omstreeks had hij in den kerker doorgebracht, toen hij met nieuwe kwellingen werd geplaagd. Drie Spaansche moordenaars werden bij hem geplaatst, die hem op de schandelijkste wijze behandelden. Gauderijn droeg dat geduldig, doch liet toch ook den schout vragen: »Wanneer zal de dag komen, dat ik om den naam van Christus, den dood zal mogen smaken." Eindelijk werd hem aangezegd, dat de beul te Oudenaarde was. Toen werden de drie Spanjaarden verwijderd. Onze martelaar voelde dat zijne laatste levensuren gekomen waren. Hij zette zich aan het schrijven van brieven aan zijne meester en aan eene zuster der gemeente, die hij zijnen bijbel schonk. Des avonds hoorde hij, dat hij des anderen daags sterven zou. Hij bad, wiesch zich, verkleedde zich en zeide tot zijn medegevangenen: »Nu ben ik klaar om naar de bruiloft van mijnen Heiland te gaan." Voor hij naar het schavot ging maakte hij kennis met drie andere martelaren, die met hem zoude.i sterven. Zij waren Jan Lubaert, Willem van Spure en eene vrouw Tanneken Baerts. Een minderbroeder voegde zich bij hen om hen te bekeeren, maar zij verzochten hem heen te gaan.

Daarop werd hun allen een bal in den mond gestoken wat hun niet beviel, daar zij bezig waren elkaar te troosten. Maar Gauderijn vermaande hen zich te onderwerpen. Nadat zij op het stadhuis hun vonnis gehoord hadden, werden de drie mannen naar de strafplaats geleid en daar opgehangen, »omdat zij de predikatiën hadden bijgewoond en in , de leer volhardden!" Tanneken Baerts werd onthoofd onder in het stadhuis. Dat geschiedde den Hen Juni 1568.

DE GAAY FORTMAN,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1891

De Heraut | 4 Pagina's