Zending.

CHINA'S H E D E N E N TOEKOMST.

I.

Het groote »Rijk van het Midden", verkeerdelijk vaak het »Hemelsche rijk" genoemd, heeft niet alleen wat zijn naam betreft, maar in wel ernstiger dingen blootgestaan aan allerlei misvatting tot op den huldigen dag toe.

Dit is te opmerkelijker, daar niet alleen dit rijk reeds eeuwen met de beschaafde wereld in betrekking staat, al was en bleef het een heidensche macht, maar meer nog wijl die betrekkingen in deze eeuw zelfs officieel werden.

Pas heeft een geweldige opstand, gepaard met een uitbarsting tegen de Christenen, de aandacht van de gansche wereld weer op China gericht. Doch het rechte van de zaak weet eigenlijk nog niemand.

Ia Amerika, waar men op de binnenkomst der vele Chineezen in geenen deele gesteld is, deed nog pas twaalf jaar geleden het oppergerechtshof in Californië de uitspraak, dat »de uitdrukking Indiaan het Chineesche of Mongoolsche ras omvat" (!!) Dit werd gezegd door lieden die de Chineezen van nabij kenden en toch de dwaasheid begingen de onderdanen van de oudste regeering op aarde die nog bestaat, gelijk te stellen met een volk dat nooit anders dan in verspreide stammen leefde. Een volk welks letterkunde begint vóór den tijd van Davids Psalmen, welks schrijvers op honderden millioenen invloed hebben geoefend, wordt op één lijn geplaatst met lieden, die t^n hoogste eenige teekens kunnen krabbelen op een buffelheid. Een natie, wier nijverheid, bekwaamheid, geleerdheid, uitvindingen, overal bekend zijn, wordt gerangschikt met zwervende wilde jagers. Ben rijk eindelijk dat aan de wereld geleerd heeft porcelein, zijde en buskruit te vervaardigen, dat het gebru.k van het kompas, de thee en zooveel meer ons leerde, wordt over één kara geschoren met wilden, die arbeid, kunst, noch kennis of handel bezitten.

Als nu zulk een oordeel mogelijk is ter plaatse waar de Chinees arbeidt, en de Indiaan in de wildernis leeft, is het geen wonder dat de meer ver af staanden de Chineezen vaak beschouwen als den Hottentotten gelijk.

Zoolang dit echter voortduurt, zal men nooit dit ontzaglijk volk naar waarde schatten en de kerk ook niet inzien hoe groot een arbeidsveld hier nog braak ligt.

Wanneer wij aan de hand van Dr. Wells Williams, den besten kenner van China in onze dagen, de waarheid onderzoeken, dan blijkt dat China een rijk is, even groot in omvang als in de geschiedenis en de beschaving Het besloeg in 1840 een oppervlak van 5, 300, 000 vierkante mijlen, d. i. nog een derde meer dan heel Europa. Sinds zijn t/j millioen mijlen aan Engeland en Rusland afgestaan. Daar China reikt van de sneeuwvelden van Siberië tot aan de tropische streken heeft het de grootste verscheidenheid van klimaat en voortbrengselen. Groote bergketenen wisselen af met vruchtbare vlakten en dalen: geweldige stroomen en groote meren ontbreken niet. Naar de beste berekeningen telt het ruim 400 millioen inwoners. Zijn rijkdommen zijn ontzaglijk. Het bezit uit het dieren-, planten-en delfstoffenrijk al wat noodig is voor het onderhoud van de snel wassende bevolking en de ontwikkeling van beschaving en kunst. Kortom het Chineesche rijk heeft aan zich zelf genoeg en dit karakteriseert het geheel.

China is wellicht het oudste rijk dat als zoodanig een geschiedenis heeft die zonder gaping over 4000 jaar loopt. Het begon gelijktijdig met de oudste rijken: Egypte, Babel, Assyrië, maar heeft hen allen overleefd. Terwijl die laatste rijken nog slechts door hun puinen aan vroegere grootheid en macht herinneren, is China gebleven, is thans nog een van de groote volkeren der aarde en kan het in de toekomst een zeer belangrijke rol spelen. De teekenen daar» van zijn er.

Een der oudste boeken ter wereld (wanneer wij de gewijde Schriften niet in rekening brengen) is de Shoe-King, een chineesch klassiek werk, dat gebeurtenissen verhaalt die veel meer dan 2000 jaar vóór Christus in China voorvielen. Zijn geschiedenis begint volgens Dr.

Hales reeds 3 eeuwen na den zondvloed. Men kan eigenlijk zeggen dat alles in China oud is. De eeuwen zijn als dagen in China's geschiedenis, vergeleken althans met de ontwikkeling van het nieuwe Europa, om van Amerika te zwijgen.

Met haar vorderingen in letterkunde, bouwkunst en landbouw, door haar regeeringsielsel tevens was de Chineesche beschaving, 2000 jaar voor onze tijdrekening begonnen, reeds oud toen Griekenland en Rome nog jong waren Toen was China 't meest beschaafde rijk ter wereld. Destijds en daarna verwekten de berichten over den rijkdom, de macht en de Oostersche pracht van het Chineesche rijk even groote verbazing in Europa, als thans onder de Chineezen de verhalen van de macht en de grootheid der Westersche volken.

Het is hier niet de plaats om uit te weiden over de Chineesche beschaving, door sommigen, o. a. Voltaire, zoo bespottelijk opgevijzeld.

Maar onloochenbaar heeft zij deze opmerkelijke en te bewonderen uitwerking gehad, dat door haar onder één bewind een zelfde stelsel van burgeilijke instellingen is gehouden, de grootste massa menschen die ooit of ergens onder één Bestuur was vereenigd. Dit enkele feit zegt ontzaglijk veel. De oorzaken liggen zeker in China's afgesloten ligging, in den diepen eerbied voor meerderen en ouderen, in de taaiheid van het volkskarakter; toch blijft het een wonderlijk verschijnsel, dat nog geen geschiedkenner heeft verklaard.

Doch al is het Chineesche volk misschien beschaafder dan ooit eenige heidensche natie ter wereld, toch blijft het een volk van afgodendienaars, verzonken in grof, verlagend bijgeloof. Stond het tien eeuwen geleden op net toppunt zijner ontwikkeling, sedert is het gestadig achteruit gegaan, zoowel wat het verstandelijke als het zedelijke betreft, slechts met tusschenpoozen van tijdelijk herstel. Het is te bewijzen dat de toeneming der afgoderij met zich bracht een afnemen van zedelijke kracht en dat de steeds dikker wolk van bijgeloof zoozeer den geest des volks heeft overschaduwd, dat feitelijk de vooruitgang op stoffelijk, geestelijk en zedelijk gebied bleef steken. Het is met de feiten te bewijzen, door vergelijking van het verleden met den tegenwoordigen toestand, dat China «p een bepaalden tijd tot een stilstand in zijn ontwikkeling is gekomen; en de hoofdoorzaken daarvan zijn afgoderij en bijgeloof.

Nu ligt de gedachte voor de hand, dat de nieuwe en levendige aanraking, waarin dit groote volk thans met de natiën van het Westen wordt gebracht, in des Heeren hand moet strekken om China te doen ontwaken uit den geestelijken slaap, den zedelijken dood, en het tot waren vooruitgang te brengen. Dit is een vraagstuk, 'twelk heel de wereld aangaat, allereerst rijken, die, gelijk o. a. Nederland, met Chineezen zoo vaak in aanraking komen, bij vele duizenden Chineezen in hun gebied tellen.En zulks te meer in verband met de jongste gebeurtenissen in het groote Aïiatische rijk.

Dies onderzoeken we drie dingen:1. Welke invloed werkt in den laatsten tijd op deze groote beschaafd-heidensche volksmassa ?

2. In hoever neemt het volk de werking van dien invloed in zich op ?

3 Welke verwachtingen zijn dien ten gevolge redelijkerwijs te koesteren voor de toekomst dier 400 millioen, die dusver als grootendeels afgesloten van de wereld leefden?

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen