Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De sterven is mij gewin."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De sterven is mij gewin."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. Fil. i:21.

De kunst der godsvrucht, waarin Paulus uitblonk, bestond volstrekt niet hierin, dat-hij nooit om zichzelven en altoos aan anderen dacht.

Eer integendeel is Paulus telkens en gedurig ook met zichzelven bezig, en in bijna eiken brief merkt ge van hem iets persoonlijks.

Neen, maar hierin schitterde bij Paulus de kunst der heilige religie, dat al zijn bezig zijn met zijn eigen persoon altoos weer neerkwam op de vraag, hoe hij in en met zijn eigen persoon den naam zijns Heeren groot zou maken.

Geen valsche mystiek dus, die opgaat in het streven, om zich zelf weg te werpen; maar veeleer besef van pUcht en roeping, om ook zijn eigen persoon, met al de talenten, die God er in gelegd had, instrument voor Gods eere te doen zijn.

Dit nu komt het sterkst uit, als de heilige apostel aan zijn uiteinde denkt.

Want als het daarop aankomt, is de onwillekeurige gewaarwording die bij de meesten opkomt: „Mocht dat uiteinde voor mij nog maar verre, ja, zeer verre, zoo ver mogelijk, verschoven worden."

En overvalt ons een zóó aangrijpende krank-

heid, of neemt de levenskracht zóó merkbaar af, dat ge daarop nauwlijks meer hopen durft, dan komt de tweede wensch in ons op, of God de Heere ons dat sterven toch vooral zacht en kalm moge maken.

En neemt de ziekte zulk een wending, dat we nog genoegzaam helder denken kunnen, om bezig te zijn met wat na den dood komt, dan slaakt men in zulk een toestand meest de derde bede, dat men na zijn sterven met zijn ziel veilig bij zijn Heiland moge zijn.

Hoort ge nu daarentegen Paulus, dan moet ge toch zelf erkennen, dat deze man Gods het verder had gebracht.

Van dat hangen aan het leven was bij hem geen sprake meer. Veeleer had hij begeerte om ontbonden te zijn en bij Christus te wezen.

Aan een zacht en kalm sterven dacht hij niet. Hij wist wel dat hij op het schavot zou sterven, en daarom riep hij: »Ik word als een drankoffer geofferd."

En voor zijn zaligheid was hij in het minste niet benauwd, want hij wist met de volle verzekerdheid des geloofs, »datihem weggelegd was de krone der rechtvaardigheid."

Neen al zijn bekommering liep maar hierover, i> of Christus groot zou gemaaht worden, ook door zijn dood" {Fil. i : 20).

Nu stemt ge zelf toe, dat dit eerst het ware is; en dat in zulk een edel woord de kunst der godsvrucht een zeldzamen^ triomf viert.

En vraagt ge nu, waarin het geheim van deze kunst lag, dan ontdekt hij u dit zelf als hij er terstond op volgen laat: » Wmit mij is het sterven gewin.”

Wat hem zelven aangaat, zou hij geen oogenblik aarzelen, ' Wat hem betrof, liever vandaag sterven dan morgen. En dat hij toch bereid is de pelgrimsreize nog verder voort te zetten, vloeit alleen I hieruit voort, dat hij nog niet klaarlijk weet en inziet, waardoor hij den naam \ van Christus grooter zal maken, door zijn ^strijd op aarde nog voort te zetten, of door nu maar te sterven.

Al zijn kracht school dus hierin, dat hij in de volle geloofsverzekerdheid leefde. Geen tobben en geen geslingerd worden. Geen hangen noch verlangen. Geen half wel en toch^ weer niet.

Daar steekt nooit] kracht in. Dat mat af en moordt' de ziel. Dat is het geloof ten onder houden, in plaats van het gezond te laten opbloeien.

Een Dienst des Woords die zich verlaagt, om deze eindelooze bekommerdheden en geloofsonzekerheden te voeden en te streelen, staat daarom schuldig voor God; want zoo wordt alle geestelijke veerkracht in Gods kind en in de kerke Gods gebroken.

Wat de Dienst des Woords doen moet is juist de wankelende knieën vastzetten en de slappe handen oprichten, en uit den wortel zelf van het geloof de volle, rijke, blijde geloofsverzekerdheid als de geurige bloem laten opschieten.

Wie niet weet en belijdt: »Ik ben van mijn God gegrepen, wijl verkoren; en, wanneer ik ook sterf, nu of over tien jaar, de gouden harp en de palmtak wacht mij!" telt eigenlijk onder de trawanten des Heeren en zijn heilige keurbende nog niet meê. *

Satan, die is er altoos op uit, om u~als een riet heen en weer te bewegen; maar Christus' kerk moet u vastigheid aanbrengen.

Zoo verstond een Paulus, zoo verstonden onze vaderen het, en daarom waren ze zoo volleerd in de heilige kunst der religie, die niet anders is dan de kunst van het geloof.

Het sterven mij gewin.

Niet misschien; mogelijkerwijze; zoo de Heere mij alsnog genade verleent.

Neen maar stellig; als iets dat muurvast staat en vanzelf spreekt.

Niet alleen verliest hij niet met te sterven, maar hij wint er door. Zijn lot en toestand zal er door verbeteren. En dat hij desniettemin bereid is te blijven leven, is alleen omdat het nooit de vraag mag zijn, of hij wint, maar hoe er de meeste winste zal zijn voor Christus' naam.

Het sterven mij gewin. Wil dat zeggen, dat Paulus zich het sterven als zoo gemakkelijk voorstelde, en geen kennisse had aan de bitterheid van den dood?

Maar we herinnerden er u immers reeds aan, hoe hij geen ander sterven dan op het schavot, door het geweld van menschenhanden, tegemoet zag; en wat den dood betreft, wie anders dan Paulus noemde hem : de laatste vijand.

Neen, de man die jubelde : Het sterven is mij gewin" was volstrekt geen sentimenteel persoon, die er prijs op stelde, dat men ook van hem na zijn dood aan de vrienden berichten zou, dat Paulus, o, zoo zacht en kalm ontslapen was.

Beter dan iemand wist deze wondere man van Tarsen, dat zelfs na het sterven nog de toestand van beroofdheid volgt; dat we dan, gelijk hij het uitdrukt, «ontkleed" zullen zijn; ons lichaam en onze levenswereld zullen missen; en dat dit duren moet tot tijd en wijle de voleinding der eeuwen ingaat, en Christus weerkomt, en hij ons weer op doet staan in ons verheerlijkt lichaam, om eerst daarna in het rijk der heerlijkheid met hem als koningen te heerschen eeuwiglijk.

Illusie kende deze geloofsheld niet. Klaar en nuchteren zag hij in, wat er Uj het sterven, in het sterven en na het sterven met hem gebeuren zou.

En toch bleef hij roemen: -K Mij is het sterven gewin, " omdat zijn leven op aarde zoo vol strijd en bangheid was; omdat het verdriet en de ergernis zoo telkens zijn hart overstelpte; en bovenal omdat hij dan verlost zou zijn van dit lichaam des doods, om eeuwig bij zijn Jezus wezen.

Ook voor u, als uw ziekekamer uw kerker wordt en uw einde nabij komt, is het dus 7.aak, dat ge u klaar en nuchteren voorstelt, wat er, als het laatste oogenblik komt, met u te gebeuren staat; wat er met u gebeuren zal in het sterven zelf; en waar en hoe ge u] bevinden zult, als uw ziel van uw lichaam zal zijn losgescheurd.

In dat sterven blijft ons altoos een bittere drinkbeker te drinken, want het gaat tegen onze natuur in. En het voegt u als kind van God niet, hierover heen te praten, het vanu te zetten, of er bloempjes over te strooien. Met dien heiligen moed, die gelijkelijk in het hart van man en vrouw kan uitblinken, moet ge den Dood in het aangezicht zien, maar den Dood als een overwonneling van uw Heere en Heiland.

En ruste, vrede voor uw innerlijk besef kunt ge in dat aangezicht van den Dood dan eerst hebben, als ge zeker zijt dat er ook op dezen winter een lente volgt; en voor uzelven en van uzelven weet, dat die Dood voor u geen be­ ^lUJJi taling meer voor uw zonde zal zijn, maar de doorgang tot een eeuwig leven.

Nog te blijven leven kan en mag de bede van uw hart zijn; mits niet voor uzelven; want dat onderstelt altoos, dat ge uw sterven nog als verlies beschouwt, en in het blijven leven nog winste ziet. Een teeken, dat ge den strijd en den smaad om Jezus' wil niet kent, en het »eeuwig bij uw Heiland zijn" wel hoog voor u staat, maar het toch nog altoos stelt beneden het geluk dat ge nu geniet.

En nu zeg ik niet, dat elk kind van God daarom altoos hier goed in staat. De natuur spreekt sterk. En soms is de sterrenpracht van omhoog voor ons schuil gegaan achter dikke nevelen. Maar in oogenblikken van klaar en helder geloof moet da ziel toch overgebogen zijn, en het sterven nooit als verlies u bedreigen, maar altoos als winste voor u schitteren.

Slechts tweeërlei kan het sterven doen afbidden. Ten eerste om wat Paulus zegt: »In het vleesch te blijven^ is noodiger om uwentwil"; en ten tweede om wat hij verzekert; nog niet te weten of hij Jezus' naam meer groot kan maken door nog te blijven leven, of door nu reeds te sterven.

Een hoog, zeer hoog standpunt, het is zoo, en toch niet te hoog, maar het gewone en normale standpunt van het kind van God.

Doch juist dit toont dan ook op ontzettende wijze, hoe diep Gods volk al meer aan het hooge standpunt des geloofs ontzonk; want in der waarheid, in welke ziekekamer, of op welk sterfbed hoort ge thans nog van zulke overleggingen ? Meer nog, hoevele zijn de sterfbedden, waarvan ge zeggen kunt, dat de naam des Heeren er door wordt groot gemaakt? ^Waarlijk' dit wordt niet geklaagd, om laatdunkend op anderen neer te zien, want waar is de man, die deze vraag kan stellen, zonder er zich zelf bij in te sluiten?

Dat komt er van, dat men, ' zwichtende voorfden geest der eeuw, den^dood heeft doodgezwegen, en de groote vraag van het sterven ook in de predicatie naar den achtergrond heeft geschoven.

En voor zoover dit altoos spreken van den ïDood vroeger veelal geschiedde om de vrouwen in de kerk aan het huilen te brengen, of ook in den egoïstischen zin, om na het sterven meer geborgen te zijn, lag hierin een soberheid die lof verdient.

Maar omdat het kwalijk prediken over het sterven moet afgekeurd, daarom mag het goede prediken over den dood niet nagelaten. Telkens, telkens weer moet de Dienst des Woords ons voor de poorte des doods brengen; niet om eigen baat noch om zelfverheerlijking, maar altoos weer met de bede op de lippen, dat al Gods volk, niet alleen de grijsaards, maar ook de jongelingen en de jongedochteren, ja, tot onze kinderen toe, ook in hun sterven den naam van Christus mogen groot maken

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's

De sterven is mij gewin.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1892

De Heraut | 4 Pagina's