Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Arm geworden, daar hij rijk was.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Arm geworden, daar hij rijk was.”

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTEEUSERT.]

Want gij weet de .genade van onzen Heere Jezus Christus, dat hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door zijne armoede zoudt rijk worden. - ' Cor. 8:9.

In breeder kring wordt ook ons volk al meer ongeschikt, om het vreugdefeest van Bethlehem meê te vieren.

Nog wel wil men in allen kring een tweetal vrije vierdagen. Van arbeid ontslagen te zijn heeft iets, dat het kind met den oude van dagen iDekoort. Wat meer licht in de donkerheid dezer sombere dagen te brengen, vervroolijkt huis en hart.

En komt er dan naar uitheemsch gebruik nog een Kerstboom in dea pretmakenden kring, en zijn [er van zijn takken allerlei geschenken te plukken, dan stijgt zelfs in geheel ongeloovige familie de Kerstjubel nog zoo wonderbaar hoog, dat men ongemerkt poësie indrinkt en soras nog herinneringen aan de Engeienwereld, die sinds lang waren uitgesleten, ziet opdoemen op den achtergrond van het ontvolkte veld zijner verbeelding.

Ksïsiboomen, YitxsAkoeken, K& tsifesckeii • keu, K-^ïstparfijlfes, K-Qt^tliederen, KerstboekskenSf K^rstliedekens, o, gewisselijk, dat alles is er nog in overstelpende hoeveelheid. Veelmeer dan vroeger zelfs. Alleen maar het Kcïstkmdeke, het heilig Godskind is uit zulk Kerstvieren verdwenen.

Een Madonna met het Kerstkindeke op den arm duldt men soms nog, niet om wat dit Kindeke ons was en is, maar om den schoonen schJin, waarin de kunstschilder ons zijn beeld voor oogèn toovert.

Ot ook, wie zoo hoog niet reiken kan, koopt in een speelgoedwinkel een stalletje van geplet papier, met twee popjens die Maria en Jozef voorstelkn, en voor hen een klein bakje, waar dan, het Kindeke in ligt.

Wansmaak en ontheiliging beide!

En onder al dit luidruchtig Kerstrumoer en dit min kiesch en min keurig Kerstamusemant, begint de Christelijke inaatschappij in haar breede afmeeting al meer den indruk te geven van een moeder bij de wieg, doch een wieg waaruit men haar kindeke gestolen heeft.

Want wel scheelt de graad van dit ongeloof. Hier een ingeslopen valsche leeraar, die Gods heilig hiais nog misbruikt, om het schoone Kerstverhaal op den kansel aan te vallen. Daar een „vroom" moderne, die al het Kerstverhaal weer voor zich op laat leven, mits enkel als pcësie, boeiende menschelijke verdichting, Ginds een cynisch spotter, die zijn Kerstfeest viert door onder zijn tafelbroedeïs schandelijke glossen op het mysterie van Bethlehem te verkoopen. Of ook een versteend rechtvaardige uit onze eeuw, die u laat vieren wat ge' wilt, maar in wiens heugenis noch bessf, voor wat hem aangaat, het Kerstfeest of de Kerstmythe meer meetelt.

Maar al is niet alle ongeloof, t!at het Kr-.-^fvVe rjit, de 1 Kribbe: , .4wan SsïWehem rooft, van éénen oorsprong of éénzelfde strekking, toch komen die critiek, die poësie, die spot en die onaandoenlijkheid hierin overeen, dat het alles saam voor onze bange en verarmde wereld het schoone Licht van Bethlehem heeft uitgebluscht.

Daar .«itaan de kringen der Christenen in engeren zin dan wel tegenover. En in deze enger kringen is zelfs Woeker belijden, is meer rondborstige jubel, en weerklinkt warmer Kersttoon, dan toen de vorige eeuw tea einde ging.

Vooral de Zondagsschool deed wonderen.

0, 3k op de lagere .«cholen volgde men. O.ize liederenschat vermeerderde zich. De plaatdruk vermenigvuldigde zich. Feestviering na viering wordt iti deze kringen bij Kerstmis aangekondigd.

Men leeft, men geniet, men verliest er zich in, en vrij mag gezegd, dat sinds de dagen der Hervorming onder Christenen nooit zooveel drukte van het Kerstfeest gemaakt is als thans.

Ook doordat men meer den arme gedenkt, in ontferming overvloediger is, en ook aan het kind-van den arme om der wille van het Kindeke van Bethlehem vreugde poogt te bereidden.

Maar toch wat zijn die kleine kringen der belijders, tegenover dien breeden, raassalen kring van wie da Verlosser der wereld afzwoeren of uit hun hart lieten wegsterven. Bovendien wat is er ook ia deze Christelijke viering van het Kerstfeest dikwijls weinig diepte, weinig ernst, weinig geestelijke zin, En ook, wat soms sterke overeenkomst tusschen de Kerstfeestviering in een Christelijke familie en in een ongeloovig gezinj zoo ia beider feestzaal een spar als Kerstboom is binnengedragen.

Waarlijk, ook hier is het niet al goud wat er blinkt.

En als ge de twee figuren van Bethlehem neemt, eener? ijds die stille, in zalige aanbidding verzonksne Maria, met die uitdrukking van overstelpende geestelijke weelde op het gelaat; er» anderzijds dif drie heidensche vorsten, die met heel een stoet, en met knechten en kameeïen, en met hun goud en rnyrrbe komen aandragen, zou het dan mo onjul; t zijn, om te zeggen, dat in de betere dagen onse kerken meer het beeld van Maria, nu allicht meer het beeld dier drukke, bezige, rijke vorsten bij de kribbe vertoonden.'

Nu moesten natuurlijk éie V/ijzen uit het Oosten er ook zijn; en daarom denken ook wij er niet aas, om dien meer luidruchtigen jubel op onze Kefstdagen te willensmoren. Kinderen moeten anders blij gemaakt dan lieden van jaren en rijker ervaring. Naar iemands stand is, neemt ook zijn vréugdebetoon een rustiger of drukker vorm aan. En reeds die vriendelijke lach en die uitdrukking van gulle vreugd, die tijdens onze Kerstdagen op het gelaat van duizenden bij duizenden van kinderen speelt, verraadt een schat van genieting voor het tnenschelijk hart, dien ge dat hart IOCIÏ niet ontrooven zult, en die toch, al wi.y Jisï slechts bij wijze' van. propagand? , , ; 'ïSi^ r.v; * het Kin • deke van Bethlehem in verband staat.

Laat dus onze kinderen maar feest vieren op hunne wijs, la& t er uitgedeeld, laat er naar de woningen onzer armen rondgedragen worden, laat het licht en vreugde op Kerstfeest in uw woningen zijn; en bedil het niet te meesterachtig, als soms onder die 200 hooge feestvreugde iets doorloopt, dat niet op den keper raag bezien worden; of zoo er een toon weerklinkt, die min zuiver, althans niet uit het motief van Bethlehem is.

Dat alles deert niet, en bederft onze kringen niet, mits op één beding, en dat is, dat Gods dieper ingeleide kinderen, terwijl de kinderkens zoo luid jubelen, het jubelen in de diepte der ziel verstaan; |de liefde van oneindigen gloed in hun binnenste laten werken; en al het zalig van het Kerstmystene weten te ervaren in hun hart.

Zoo geestelijk Kerstfeest te vieren kan niet het deel van velen isijn; want eerst bij dieper fnzicht wordt ge daartoe bekwaamd, en eerst na rijper ervaring bezit ge daartoe het geestelijk vermogen.

Maar als ge dieper wegen kent, en ge gleedt niet uit in valsche mystiek, dan moeten de wondere verbalen, van al ds rijke openbaringen, die uit Na? areth en Bethlehem ons toespreken, door u telkens dieper worden verstaan, voller in u worden opgenomen, en moet er u altoos rijker vertroosting uit vloeien voor uw eigen hart. Een vertroosting, die dan vanzelf vrucht teelt. Een stamming van uw innerlijk leven, die loven moet, en van het lieven niet kan aflaten.

En al zijn er nu in eiken kring maar enkelen, die dit diepere leven kennen, toch zijn 2ij dan het «cut, dat ook van ons Kerstfeest het bederf af\-an weren.

; In uw drukkere viering komt de Martha uit; in dat stille geestelijk vieren verschijnt het beeld van Maria voor u; en eerst waar die beiden saam ons Kerstfeest verrijken, leeft de viering ook van dit jubelfeest als een kracht in de gemeente voort.

De tegenstelling, waarin op het einde è.QZ& x eeuw de beweging der v/ereld zich tot de viering van ons Ksrstfeest stelt, is zoo opmerkelijk.

Een eeuw geleden was die tegenstelling een geheel andere. Het wild geroep, dat toen overal uitging was het geroep om vrijheid. Men wilde vats allen band ontslagen zijn. Geen gaan ter kerke racer. Geen Gods woord dat u bond. Geen God-waarvoor ge knielen, geen Chsi-stus diets ge aanbidden moest. En het is toen gehoord, dat er op Kerstfeest predikatlën zijn gehouden over de beste wijze, om het vee te voederen op stal.

Maar thans, aan het einde van onze negentiende eeuw, staat het heel anders. Nu is het niet het roepen om vrijheid, want men is zoo vrij als een vogel in de lucht of als een visch in het water geworden ; maar thans gaat het wild geroep op om den rijke armer te maken en meerder rijkdom te verkrijgen voor den arme.

Vrijheid staat hooger, want vrijheid is aep, geest^k goed, esa yaarom was de worsteling van een eeu-i^: ^ geledeiij ook ül mengde zich de inblazing van den Booze er in, nog altoos ideaal in haar uitgangspunt. Maar thans is men dat ideaal verleerd. De tempels van Mammon, met de Rothschild's als hoogepriesters, zijn niet vo^or niet in alle hoofdsteden van Europa verrezen. Heel de levenstoon is materia-'\ listisch geworden, en als gevolg hiervan, zingt men in deze materialistischen toon meê.

Zelfs staatkundige rechten belacht [men, ea gebruikt ze slechts als middel.j om een stofïeiijk deel na te jagen.

Op het glanzig veld van het goud en het zilver wordt de strijd thans uitgestreden.

En bij dat goud en dat geld vergeleken, och wat zijn dan de geestelijke, de ideale schatten in het oog der groote massa, der menscheid nog waard.

Vandaar dan ook, dat de booze geest van onzen tijd tegenover het Kerstfeest heel anders staat, dan de demon van de Fransche Revolutie en het toen alles beheerschend Rationalisme.

In 1789 zou men het Kruis in boosaardige woede vertrapt hebben, thans, aan het einde der rpde eeuw, komt Satan met een: „Daar staat geschreven" op de lippen, en beroept zich op de Schrift en pleit op den Christus, en stelt zich aan, als bedoelde hij slechts voort te zetten, v/at eens het Kindeke van Bethlehem begon.

Ja zelfs dat Kindeke van Bethlehem boeit nog. Niet „omdat ons verkondigd wordt de groote vreugde, dat geboren is de Zaligmaker der wereld, die ons van zonde verlossen zal." Neen, maar omdat ook dat Kindeke arm was; doodarm; geboren in een stal; in lompen, in plaats van in kleederen gev/onden; en neergelegd niet in een vorstelijke prachtwieg, maar in een voederkrib van rund of ezel.

Ook die Maria een arme vrouw. Jozef een man uit de lagere klasse.

En dan dat schitterend tafereel, toen daar die rijke mannen kv/amen, om hun Oostersche schatten van goud en keurgesteenten en geurige kruiden aan dat arme kindeke, en dat arme gezin over te geven; maar immers, hst moet het hart onzer eeuw wel toespreken.

Want zie, juist zóó wil de materialistische geest, die rondspookt, het hebben: Al wie goud of zilver heeft, moet het uit eigen aandrang aan de voeten van den arme nsderleggen.

En ligt er nu in die schijnbare overeenkomst niets, dat u toespreekt.?

Natuurlijk zijn al zulke parallellen door en door valsch.

Christus, die rijk was en zich arm maakte, mag nooit misbruikt als het ideaal van hem, die arm is en rijk wil worden.

Dat vloekt tegen elkander.

Wat Jezus wilde en deed, wil de geest onzer eeuw juist niet.

Maar toch, .... er ligt in de kribbe.van Bethlehem ook die andere gedachte: Die, dsa: , ' Jjij rïjkvwais, ^.j'm^^.ü^^i& ^^^g^^^^k-

En al is dit geestelijk bedoeld, Üét lis toch een geestelijke gedachte, gekleed m een beeld aaii het stoffelijk leven ontleend en dan immers zegt toch ook die kribbe u, dat wie rijk is, en de armoede van anderen kan aanzien, zonder dat de drang in hena opwaakt, om die armoede te .stuiten, en, waar het kon, weg te nemen, met geen geruste conscientie bij die kribbe van Bethlehem kan neerknielen.

Een kerstboom in een rijke familie, vol beladen met allerlei prachtige geschenken voor heeren en dames, die toch reeds met al hun geschenken geen weg weten, i.s een parodie.

Wie op Kerstfeest den drang tot weldoen voelt opwaken, omdat hij rijk is, die moet dien drang ziener litids naar den arme laten uitgaan; of juist door zijn gulheid wordt de kribbe van Bethlehem bespot.

En als nu onze Christelijke maatschappij zich afvraagt, of na een worsteling van achttien eeuwen, onder haar bezieling en haar schittering, een toestand geboren is, die voor de weerzijdsche verhouding van rijk en arm een afschaduwing is van wat in Bethlehem's kribbe werd geopenbaard— helaas, \? > er dan voor Rachel geen oorzake om nogmaals haar geklag en de stemme van haar geween op te heffen, en voegt het ons dan niet in de befchamirg onzes aangezichts het voor God fe belijden, dat de nood, die van allen kant om hulp roept, en de ellende, die haar klage laat uitgaan, en het gebrek, dat schreit, een bitteren wanklank mengen in onzen ker.stjubel.

Neen, we verstaan niet stoffelijk, wat in Bethlehem geestelijk bedoeld was; maar moogt ge daarom het door God gelegd verb.ind tus.? chen het stoffelijke en geestelijke voorbij zien ?

Wrocht de Christus, die zijn bergrede uitsprak, daa ook niet de wonderen zijner barmhartigheid, ook het wonder der spijziging.? Heeft niet diezelfde Christus in zijn Kerk naast het am.bt van wie predikt, ook het ambt der barmhartigheid ingesteld.' En waar we toegeven, dat te groote weelde den geest voor God verstompt, is het daar ook niet waar, dat te diepgaande ellende, als de honger in de maag roept, doof maakt voor den honger die roept uit uw geestelijk v/ezsn?

Het ïs zoo, verevenen kunt ge de toestanden Sn deze booze wereld niet. Dat kan niet en zal nooit gelukken. Maar ook, al zullen er tot aan het einde der eeuwen rijken en armen zijn, kan bet ooit Gods ordinantie wezen, dat sommigen zoo over tijk en anderen zoo bitter, bitter arm zijn zouden?

En waar ge zegt, dat er dan toch ook in Israël (denk maar aan den rijken man en de armen Lazarus) zulke schreiende tegenstellingen voorkwamen; moogt gij daar vergeten, wat ontzettend oordeel Jezus juist in die ge-

lijkenis over dien rijkaard, die Lazarus verhongeren liet, gaan deed.

En toch, hoe krachtig we ook die snaar op het Kerstfeest trillen laten, toch mag ook door dien toon ons Kerstfeest nooit vervalscht.

De rijkdom, waarvan dit Kerstfeest u toezingt, is niet stofifelijk, maar geestelijk, en schittert niet in kleedij en lekkernij, maar in wat balsem aanbrengt voor de wonde uwer ziel.

En dit hangt er nu maar aan, wat in uw oog des menschen wezenlijk geluk en hoogste waardij uitmaakt. Is dit het kleed, dat ge om uw schouders hangt, het huis waarin ge woont, de pracht van uw festijn, of het goud dat in uw beurs rinkinkt; laat dan voor Bethlehem's kribbe het gordijn vallen, want daarvoor geeft dat Kindeke u niets.

Maar eegt ge; neen. Niet mijn huis en niet mijn kleed; niet mijn goud, en zelfs niet mijn lichaam; maar de verborgen mensch die in mij woont; mijn geestelijk ivezen, de ziel die in mijn lichaam inwoont, met al den geestelijken schat en heel de geestelijke wereld, en de krachten der eeuwigheid die daarbij hooren, óAt. is 's menschen hoogste goed, zijn wezenlijke eere, en zijn waarachtige rijkdom; haal dan het gordijn op, dat de wereld voor Bethlehem's kribbe vallen liet, en drink dan leven, drink dan Bielsgeneugte in uit wat door die kribbe van Bethlehem dat Kindeke u doet geworden, en dat Engelenkoor, dat van vrede op aard zingt, u te zien en te beluisteren geeft.

Zwijg dan niet, maar verhef uw stemme op de straten, en roep het in den naam van dat heerlijk Godskind uit, dat de booze demon onzer eeuw de arme menschheid misleidt, en haar verarmen en versteenen doet, en de menschelijke waardij schendt en aanrandt, die God ook in ons geslacht nog schitteren deed.

Protesteer dan met al de kracht en al het talent, door God u toevertrouwd, tegen die booze geestesrichting', die er alleen caar vraagt, hos het arme menschenkïnd hier zestig, zeventig jaren genieten zal, en zich niet bekommert om het naamloos lijden en het schrikkelijk afgrijzen, dat eeuw na eeuw, en tot in eeuwigheid, rusten zal op een geslacht, dat zijn God verwerpen dorst en het goud des hemels smadelijk wegwierp. m h

Voel dan diep uw roeping, en kom die roeping na; om tegenover de stofvergoding onser eeuw, en haar rekenen alleen met 'smenschen lichaam en met het goud der aarde, altoos weer de heilige sprake van die kribbe van Bethlehem, liun tot een getuigenis, over te stellen. n e H z g u

En opdat dit uw woord niet, hol van klank, oor in oor uit ga, maar indringe in het hart, de zielen aangrijpe, en een kracht in de conscientie werke, leef zelf uit Bethlehem èn niet uit den Mammon, in uw eigen hart, in uw eigen huis, en in den kring dien God u gegeven heeft. z u wz w

o, Wat zou het den Almachtige gekost hebben, om allen zonder onderscheid zoo te overstelpen met stofïslijken rijkdom, dat ge allen als levenszat bij uw schatten waart neergezonken. h z k v d

Maar Hij, die weet wat maaksel wij zijn, en die wist, hoe onder die zathcid des rijkdoms onze innerlijke, wezenlijke mensch verarmen, verbloeden en versterven zou. Hij gaf ons allen niet dat goud, maar schonk den Zoon zijner liefde aan de wereld. t l k r D h

En nu, wie dien Christus maar grijpen mocht, ook al bleel hij arm naar de wereld, is hij niet veel rijker dan de rijkste milioenenkoning in Amerika; omdat hij rijk in zijn God is ? z d

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Arm geworden, daar hij rijk was.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1892

De Heraut | 4 Pagina's