Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Vergeet het niet".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vergeet het niet".

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vergeet het niet. Deut. 25 : 19.

Is_ vergeten zonde? Of is men, als ons iets ontging, er van af met te zeggen: Ik had het vergeten.

Haast zou men het laatste toegeven. Immers, als ge nu ter wereld eenvoudig om de zaak niet gedacht hebt; als de heugenis er niet van in u opkwam, en niets hoegenaamd er u aan herinnerde, hoe ter wereld kondt gij dit dan helfen, en hoe zou dit u toerekenbaar zijn? ^

In verreweg de meeste gevallen wordt bij huislijk plichtverzuim met de verontschuldiging, dat vergetelheid, allerminst opzet in het spel was, dan ook genoegen genomen, al voegt de persoon aan wien ongerief berokkend werd, er in den regel bij: Ge hadt het niet moeten vergeten.

Op dit laatste zegt dan de conscientie onwillekeurig ja en ainen^ ook al is men zich bewust, dat het niet te veranderen viel; iets waaruit blijkt, dat men over zijn vergeten^ akhsiis\> teedere of ernstige aangelegenheden, toch weer wel leed draagt, voelt en erkent dus dat vergeten iets verkeerds is, en er dus wel terdege schuld in ziet, en, voor het minst waar het een vergeten tegenover den Heere onzen God geldt, wel waarlijk erkent, dat er in het vergeten zonde schuilt,

In Gods Woord komt het vergeten dan ook wel terdege als zonde voor. > Zoo wij den naam onzes Gods hadden vergeten, " zegt Psalm 44:21, jzou God zulks niet onderzoeken. Hij die de verborgenheden des harten weet? "

En wat nog sterker spreekt, keer op keer wordt ons in de Heilige Schrift het *niet vergeten" als een onafwijsbare plicht opgelegd; iets waar rechtstreeks uit volgt, dat - ^wel vergeten" ongetwijfeld als niet nakomen van onze dure verplichting, en alzoo als zonde veroordeeld wordt.

Met name wordt ons op het hart gebonden, dat we den Heere onzen God^ dat we zijn Naam dat we zijn verbond niet vergeten zullen. »Loof den Heere, mijne ziele, " heet het in Psalm 103, sen vergeet geene van zijn weldadigheden."

Aan heel Israël wordt het ten plicht gesteld, zorge te dragen, dat ook het nageslacht de daden des Heeren niet vergete. 1^

En, waar we hier vooral nadruk op leggen, in Psalm 119 heet het telkens: rUw fVoardzal ik niet vergeten", »nochtans heb ik ? < OT< r Wet niet vergeten", suwe inzettingen heb ik niet vergeten", »ik zal uwe bevelen niet vergeten", en zoo in vs. 176: imyfe geboden heb ik niet vergeten.

Juist dezelfde zin, waarin Mozes, na aan Israël de ordinantiën Gods te hebben voorgehouden, zijn rede besluit met het ernstig vermaan; Vergeet het niet.

Toch onderscheide men hier wel.

Als ge zonder opzet, door drukte of afleiding, een plicht die u was opgelegd, vergeten hebt, ligt in het niet nakomen van uw plicht op dat oogenblik op zich zelf geen zonde.

Waren we alzoo alleen aansprakelijk voor onze tijdelijke daden op een gegeven oogenblik, zoo zou zijn vol te houden, dat het vergeten van schuld vrij is.

Edoch zoo staat de zaak niet. We zijn volstrekt niet enkel verantwoordelijk voor wat we op een gegeven oogenblik doen of nalaten, maar ook wel terdege voor den toestand van onzen 'persoon^ waaruit zulk een nalatigheid voortspruit.

Nu is het vergeten op zichzelf een rechtstreeksche krankheid des geestes, die voortvloeit uit onzen zondigen staat. De zonde heeft niet alleen onzen wil aangetast en verzwakt, maar ook ons verstand verduisterd, en een der meest jammerlijke verduisteringen van ons verstand bestaat juist daarin, dat de gebrekkigheid van het vergeten in ons gekomen is,

Adam in den staat der rechtheid/5(? « niet vergeten, en als we eens, van alle zonde vrij, onder Gods gezaligden verkeeren zullen, zal er evenmin ooit vergetelheid in ons kunnen zijn.

Vergeten is een zwakheid, is een gebrek, is een verstoring van ons menschelijk bewustzijn.

En in zoover we nu allen medeschuldig staan m Adam, zijn we wel terdege ook verantwoordelijk voor het droeve feit, dat het vergeten zoo telkens de gebrokenheid en zwakheid van ons bewustzijn verraadt.

Maar er is meer. Ook de zondige zwakheid van het vergeten staat wel degelijk onder den genezenden invloed der genade, en zoowel in de algemeene genade, die allen menschen ten deel viel, als in de bijzondere genade, die aan Gods uitverkorenen is geschonken, werd ons een middel geboden, om bij ons zelven en bij onze kinderen dit vergeten wel niet geheel weg te nemen, maar dan toch aanmerkelijk te temperen.

Natuurlijk valt hierbij niet te rekenen met de gave van een bijzonder sterk geheugen, die hét

God beliefd heeft, aan enkele geslachten en personen te verleenen. Wie hier zich op verheffen ging, of om deze gave laag op minder bedeelden neerzag, zou aan de eere zijns Gods, die hem die gave schonk, te kort doen.

Maar afgezien hiervan is het feit onloochenbaar, dat goede opvoeding, zelfs goede schoolopvoeding, een krachtig middel kan zijn, om deze slordigheid van het vergeten binnen zekere grenzen te beperken, en dat een levendig plichtsbesef ook op verderen leeftijd geen geringe macht bezit, om dit zondige vergeten tegen te gaan.

Men klaagt er thans algemeen over, dat de drukte en de beweeglijkheid van het woelige leven onzer dagen, de opmerkzaamheid, d, i. het ver mogen om zijn aandacht op een bepaalde zaak te zetten, zoo merkbaar verzwakt heeft; en juist dat gemis aan opmerkzaamheid werkt het ver geten zoo bedenkelijk in de hand.

Doch omgekeerd volgt hier dan ook uit, dat we wel waarlijk aan dat leelijke vergeten, niet maar iets, maar zelfs veel doen kunnen, en dat het plicht van alle opvoeding, zoo bij onze kinderen, als bij onszelven is, om het binden van onze aandacht, aan wat we niet vergeten mogen, met inspanning en volharding te bevorderen.

Het denken aan iets en het vergeten van iet heeft zulk een diep zedelijke beteekenis. Let maar eens op, hoe zelden we iets vergeten, wat ons eigen ik voordeel kan aanbrengen, onzen roem kan verhoogen, of onzen invloed kan bevorderen, en omgekeerd hoe gemakkelijk we allerlei vergeten, waarbij de liefde voor God en voor den naaste ons dringen moet.

Achter dat vergeten schuilt wel terdege onze zelfzucht en ons gemis aan liefde

Veel liefde maakt dat het vergeten zooveel minder wordt. Vaste gang, ernstige opvatting van zijn levenstaak, diepe vreeze Gods doet telkens aan het vergeten afbreuk. En wie het geheim van Gods verborgen omgang kent, is allerminst vreemd aan die indachtig makende werking van den Heiligen Geest, die ons zoo vaak voor het schuldige vergeten behoedde.

Zie, er werkt op ons geheugen, op onze herinnering tweeërlei macht. Eenerzijds een macht die van buiten in ons werkt, en die maakt dat het schrikbeeld onzer zonde ons najaagt, teweegbrengt dat we een diep geleden leed niet vergeten kunnen, en dat enkele gewichtige momenten uit ons leven, gedurig, als vanzelf, weer in en voor onzen geest opdoemen. Daaronder verkeeren we dan lijdelijk.

Maar er is ook een macht van onsen eigen geest, die op ons geheugen en op onze herinnering inwerkt, en juist die macht is het, die ons schuldig stelt, als we haar ongebruikt laten, en ons van het vergeten afhelpt, zoo we haar in de vreeze Gods aanwenden.

Doch ook hier heeft de mensch al het rechte krom gemaakt en ook op het stuk van het vergeten geldt het: Wat we vergeten moesten, daar denken we telkens aan, en wat we nimmer vergeten moesten, ontgaat ons telkens.

Wat anderen ons misdaan hebben, moest ver­ \i geten worden, en juist dat komt telkens in ons op en vervult ons met nijdigen zin. Gods daden vergeten we, maar wat we zelf verricht hebben, prikkelt ons telkens de nieren tot hoovaardij. De liefde van anderen genoten raakt in vergetelheid, maar wat we zelven voor anderen deden, rekenen we hun telkens in onze gedachten toe. Eigen leed staat ons telkens voor oogen, terwijl anderer leed ons nauwelijks even beroert. Om de zorge voor ons lichaam en voor wat ons genot kan schenken, denken we met een bewonderenswaardig geheugen, terwijl de belangen onzer ziel voor de eeuwigheid ons gedurig ontgaan. Kortom, wat bij een edel karakter op den achtergrond moet schuilen, schuift de zonde telkens naar voren in ons geheugen, en omgekeerd aan Wat ons steeds met ernst vervullen moest, moeten we telkens en telkens weer herinnerd worden.

o. Dat vergeten, waar men gemeenlijk zoo luchtig overheen stapt, wat sleepte het niet al ^ jammer na zich. Een vergeten, als waarvan Jozef het slachtoffer werd in den kerker. Een vergeten van de ellendigen in den lande, die naar God schreien. Een vergeten van een daad die aan een oogenblik hing, en waardoor een schade ontstond die onherstelbaar is. Een vergeten van wat we beloofd hadden, om de uitgestelde hoop als een verwijt tegen ons te doen voortwoekeren. Een vergeten van onze heilige levensusantie, t waardoor onze ziel verarmde.

De wrange vrucht van het vergeten reikt zoo ver, en waarom het niet bekend en beleden, ." dat onder 'sHeeren volk over deze verreikende zonde al even lichtzinnig geoordeeld wordt, als onder de kinderen der wereld.

En toch de Heere onze God laat ons niet los. Hij, die nimmer vergeet, en de hoop zijner ellendigen in der eeuwigheid blijft gedenken.

Vergeet het niet, blijft Hij ons toeroepen, als om onze dure verplichting diep in te scherpen.

Vergeet niet mijn weldadigheid aan u, vergeet niet de genade die Ik u bewees, vergeet niet mijn heilig verbond, maar bovenal vergeet niet het hoog en heilig gebod dat Ik u ge geven heb.

Ons vergeten helpt satan, en is ooizaak dat de verleiding tot zonde ons telkens vat en de verzoeking ons ten val brengt.

Dan zijn we gelijk het bij Jesaia heet: ergeters van den berg zijns heiligheid (65 : 11) We denken dan om Gods gebod niet, en zijn heilige ordinantiën staan niet voor ons, als een machtige berg, die zich vanzelf aan ons oog vertoont en door zijn ligging onzen weg bepaalt.

En daarom roept God aan die vergeters van zijn heiligheid toe: Vergeet het niet.

Dat woord doet Hij in onze ziele dringen, om wat in ons sliep, wakker te schudden.

Hij maakt door dat woord, dat we Zijner weer gedenken, dat zijn geboden weer gehalte voor ons krijgen, dat zijn inzettingen weer onze vermakingen v/orden.

En de vrucht van deze zijne liefde is, dat het minder vergeten ons den berg zijner heiligheid met vaster tred doet beklimmen.

Hij vergeet ons niet, opdat in ons het schuldige vergeten zou gebroken worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

„Vergeet het niet

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's