Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Daar is een tijd om te lachen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Daar is een tijd om te lachen”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tijd om te weenen, en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd om op Ie springen. .Prod. 3 : 4.

De lach staat bij ons, in ons met zonde doorvloeid leven, geestelijk in zoo kwaden reuk, dat het enkele denkbeeld, alsof ook de Heere onze < ; od lachen zou, ons stuit.

Stond het dan ook niet in de Heilige Schrift, en laast ge daar niet met even zoo vele woorik-ii: .ïDie in den hemel woont, zal lachen"., ^: ÜO zou het in u nooit zijn opgekomen, om van een slachen Gods" ook maar te reppen.

.Lach en ernst staan voor ons besef zoo scherp tegenover elkander, dat, naar het gemeene oordeel, in het heilige alleen ernst voegt, en wel zoo stille ernst, dat er elke neiging tot lachen door bezworen wordt.

Wel gevoelen we, dat er ook een onschuldige lach is, en dat volstrekt niet elk lachen als zonliig te veroordcclen is; maar toch hoort de lach vooi on; ; besef, uitsluitend tot ons leven in de wereld, en is hij van ons leven in het heiligdom uitgesloten.

En ten decle is dit besef zeker jui& t. [n on? , e gebroken, en nog slechts inbegiuael herstelde natuur, neigen wc er ongemerkt toe, om rnet ons lachen ons te ontspannen, ons van den diepen ernst des levens los te maken, en ons meer in het ijdele en onbeduidende te verliezen.

KondL ge al den lach van één enkel dorp in één enkel etmaal in een phonograaf opvangen, en, daarna onderzoeken, waaruit al die lach opky; am, in wat stemming hij bracht, en waX hij uitwerkte, dan kwaamt ge tot geen ander resultaat, dan dat in negen van de tien gevallen alle hoogere zin aan den volkslach ontbreekt.

Er is, ja, ook de lacli van innig zielsgenot, waarmee de jonge moeder het kindeke aan haar liorst aanziet. Er is de lach van den arme, als f'i brood voor zijn honger komt. Er is de lach '.ici vreugde, van wie in trouw en liefde, voor God.'s aangezichte, zich aki man en vromv aan elkaar verbinden.

-'iaar dat zijn uitzonderingen.

^ En verrev, - eg het meeste lachen, is het lachen uit pret en dw.iasheid, ol ook het lachen van den .spot.

Vï'aar' dan .^^^^i^^^pfft' algemeen /•j./iendi: toon. die' iii soraihiger verkeer al den otogaüg bsheersclit., als meest mislukte geestigheid sich inspant en uitput, om altoos aardig, aUoos gezellig te wezen, en van den kwinkslag de pasmunt te maken in ons leven.

Toch vergist zich, wie uit dezen hoofde waant, dat de lach een uilvinding van den Booze is. Staan lach en traan tegenover elkander, dan vnoet veeleer beleden, dat de lach tot het wezen van den mensch hoort, en de traan niet.

¥/ie weent heef; smart, en smart is ellende en ge-ïn ellende 20U er onder menschen noch gansch _Gods schepping zijn, als de zonde niet ware ingekomen.

In hst Paradijs, èer de zonds in Adams hart e l sloop, hmt ge u hem niet weenende denken, wel lachende van heilige vreugde. En als in het Paradijs, dat komt, eens alle zonde zal zijn te niet gedaan, dan komt tevens de ure, waarin alle traan van aller aangezicht zal zijn afgewischt.

De traan was er dus niet, en zal er eens niet meer zijn; maar hoort bij den zondigen toestand, die het Paradijs dat onderging scheidt van het Paradijs dat we uit de hemelen verwachten.

Van God den Heere staat nergens dat Hij weent, ook van de engelen lezen we wel dat ze juichen, niet dat ze treuren.

Dichters mogen dat zoo hebben voorgesteld, maar Gods Woord leert het niet.

Heel anders staat het daarentegen met het lachen.

Van God den Heere lezen we wel degelijk, dat Hij die in de hemelen woont zal lachen, en dat nog wel met een lach, die ons vaak de meest zondige schijnt, t. w. met den lach van den spot. Er volgt toch onmiddellijk op: »De Heere zal ze bespotten."

En als de Christus in zijn zaligsprekingen, zijn sZalig" ook op de treurenden toepast, heet het, dat ze daarom zalig zijn, omdat ze nu wel treuren, maar in den dag der heerlijkheid zullen lachen.

Zoo weinig zelfs wordt het lachen buiten onze natuur gesloten, dat er van den ondergang der goddeloozen staat: at de rechtvaardige het zien zal, en zal lachen (Ps. 52:8).

De Heere zelf roept het den goddeloozen toe: Ik zal lachen, in ulieder verderf" (Spr. I : 26).

Als het volk des Heeren uit de ballingschap terugkeert en Jeruzalem weer in het oog krijgt, heet het in hun juichlied: sToen werd onze mond vervuld met lachen."

Zelfs leert de ervaring ons, dat te veel geweens onze lichamelijke natuur neerdrukt, en dat het de lach is, die gal en lever doet schudden, om ons het bloed weer vrij en frisch door onze aderen te jagen.

Edoch, diezelfde Schrift legt ook aan den lach een toom aan.

Ongetwijfeld, de lach en [niet de traan hoort hij uw wezen gelijk God u schiep'; de lach hoorde eens bij het Paradijs; en zal eens hooren bij het rijk der heerlijkheid; maar in dat Paradijs zijt ge thans niet meer en in dat rijk der heerlijkheid nog niet.

Ge leeft thans in een wereld van zonde en in den tijd der genade, en daarom roept Jezus u toe: ïWee u die nu lacht, want gij zult treuren en wtenen."

Ook de heilige apostel vermaant de lieden der wereld : «Gedraagt u als ellendigen en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren en uwe blijdschap in bedroefdheid."

Zelfs de Prediker vanouds riep het reeds aan Israël toe: «Het treuren is beter dan het lachen." Om onze ellende is ons de traan gegeven, en te kunnen treuren zoolang de wortel der zonde niet uit ons hart verdween en de ellende om ons voortgaat in te grijpen, is een genade ons door God verleend.

Te zien, hoe de ijdele wereld, al lachend en spelend op de paden des verderfs voortjoelt, is tegennatuurlijk en vervult u met droefenisse.

De lach hoort bij uw wezen!; eens komt hij weer; maar grondtoon van onze huidige existentie kan hij in deze bedeeling niet zijn.

Die lach, die heel uw leven poogt te overheerschen, is een hoon aan de ellende die om ons schreit; een vergoelijking van de zonde die op den bodem van het hart woelt; erger nog, een spotten met den ernst, dien het leven, met zulk een hart en te midden van zulk een ellende voor het aangezicht des Heeren, in ons wakker roept.

Wil dit nu zeggen, dat daarom elke lach u thans misstaat, en dat met een strak en stug gelaat eiken lach in den huiselijkcn kring te ontwapenen, eisch van vroomheid is?

Integendeel.

De Heilige Schrift zegt toch uitdrukkelijk, dat er een tijd is van weenen, maar ook dat er is een tijd om te lachen (Pred. 3 : 4).

De lach is en blijft u aUoo gegund. De lach in het gewone leven om wat aardig is. De fijne lach om wat u door geestigheid boeit. De lach der vriendelijkheid waarmee ge uw naaste in het oog staart. De lach der vreugd over u geschonken zegen. Zelfs de heilige lach waarmee ge innerlijk jubelt in den verborgen omgang met uw God.

Te bannen behoeft ge den lach allerminst; en als ge de beeltenissen aangiet van de helden onder onze vaderen, die den strijd Gods hebben gestreden, speelt, op hun kloek en manlijk gelaat, de lach steeds door den heiligsten ernst heen.

Alleen maar, het lachen heeft wel zijn tijd, maar het mag geen beslag leggen op a/uw tijd.

De lach mag wel in uw leven inspelen, maar hij mag uw leven niet beheerschen. Hij mag uw verkeer en omgang wel veraangenamen, m.aar er niet den toon in aangeven.

Uw recht om te mogen lachen moet veroverd doordien ge vooraf toont ook het treuren te verstaan, het treuren over eigen hart en eigen ellende en de ellende om u heen.

MAX dit nu iri het punt, waarop ook bij den lach de zonde insluipt.

Minnaars en minnaressen van den lach, maar die de droefheid naar God niet kennen en het weenen uit innerlijke aangrijping der ziel nooit hebben verstaan.

Jongen en ouden van dagen, die door hun ijdel lachen ongemerkt onder de heerschappij, onder de macht van den lach gekomen zijn, en daarom onvatbaar werden voor hooger en heiliger ernst.

IManncn en vrouwen, die uur aan uur saam kunnen zijn, zonder dat een verstandig w^oord over de lippen komt, en die in wat men sgekkigheid en geginnegap'' noemt hun dagen slijten. Een kwaad in de bange woning onzer krankzinnigen voleind, wz.? s ge soms ontzinden ziet, die aldoor lachen en grijnslachen en schateren, en aan het geweld van dien vreeslijken lach niet meer ontkomen kunnen. n

l!".n iets van dit waanzinnige speurt ge vooruit reeds in zoo veler altoos spelenden, altoos jokkendeu, altoos lachenden omgang. a t d

Ze lachen den ernst des levens letterlijk weg, om het leven in één spel op te lossen.

En daar blijft het niet bij. l

Heeft toch eenmaal de lach u overmand en u den ernst uit uw hart geroofd, dan gaat die lach al spoedig in onheiligen, in boozen, soms in duivelschen lach over. b o h

Tot het ten leste de spotlach wordt met het eilige, het uiüachen van wie u in den weg taat, of het ophalen van uw hart aan den lach m anderer gebrek of leed. o e l

o, Men gewaagt zoo vaak van zonde in woord f daad, maar wordt het geen tijd, dat er ook ens belijdenis kome over de zonde in uvJ achen gtoondigd; löbk al bfchile^ hfef hg u e t s persoonlijk nog niet tot den giftigen hoonlach voort ?

Ook hier, we stemmen het toe, is het trekken van de juiste grens, o, zoo moeilijk, want er wordt evenzoo door somberheid en gemelijkheid en onvriendelijke stugheid tegen de liefde Gods gezondigd.

Maar een grens is er toch. En die grens moeten we zelven eerbiedigen. Voor die grens moeten we on/e kinderen leeren stand houden.

In den trant onzer vaderen moet ons huislijk en maatschappelijk verkeer niet één lachen met een enkelen druppel ernst er in zijn.

Ook niet één ernst, met een gedwongen lach afgezet.

Veel, minder nog, niets dan lach in het hart met een mom van ernst voor het aangezicht. Dat kan nooit naar Gods Woord zijn, en is door onze vaderen steeds verfoeid.

Neen de echte, de uit God in ons gewelde ernst, die geen schijn maar het wezen bedoelt, hoeft met geen lach van btiiten gesierd te worden.

Uit dien in God geheiligden ernst komt de gulle lach vanzelf op, maar een lach die aan zonde gespeend is, en vooral een lach op zijn tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Daar is een tijd om te lachen”

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's