Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Bazuin geeft Ds. Gispen een lezenswaard artikel over de ongereformeerde elementen die oorspronkelijk zich in de actie van 1834 indrongen, en die finaal eerst in 1892, met al hun nasleep, werden uitgebannen.

Hij zegt er dit van:

Dezer dagen kwamen mij ongezocht een paar stukjes in handen uit de eerste jaren der Afscheiding. Zij deden mij denlcen aan hetgeen ik eens schreef: «de Dordsche kerkenordening heeft de Scheiding gered." Toen men, in 1840, tot deze terugkeerde, was er reeds veel misverstand envei'warring ontstaan, maar toch kwam er, van toen aan, meer systeem in de actie, en men kreeg meer grond onder den voet, om al te groote buitensporigheden te wederstaan en te voorkomen, dat de Scheiding niet verliep in Labadisme en Donatisrae en in allerlei Doopersche eigenaardigheden.

In een brief uit den jare 1838, geschreven door den kerkeraad der Christelijke Gereformeerde gemeente te Zwolle, aan F. A. Kok, Ouderling te Dwingclo, blijkt, dat de verandering der kerkenordening een der voornaamste oorzaken was van de toenmalige verdeeldheden en scheuringen onderde Afgescheidenen.— Wijlen Ds. Budding schreef in die dagen aan den heer W. W. Smit te Zwolle: «Is liet dat wij voor ons burgerlijk regt opkomen, en luillen eischen de vrije uitoefening va? i onsen godsdienst, dan tnoete/i wij vooreerst geene andere kerkelijke ordening volgen dan door de wettige Synode van ï6i8 en 1619 in ons Vaderland is vastgesteld. Ik aciitte dus, dat soo door de Amsterdamsche als door de Utreclitsche Synode in l836^« 1837 de eenig ware grondslag, op welken de Vaderlandsche kerk kan voor iiersield gerekend worden, is over het hoofd gezien, en Iwt is mij vooral na de afwijkittgen va7i Scholte, die tot nog toe zonder be straffing zijn, ondoenlijk enkel op bloote verzekering van cwereensiemming in de belijdenis, de eerwaar vergaderingen, als wettig reprcsenteerende de Vaderlandsclie Gereformeerde kerk, te erkennen."

De politiek dier dagen bewoog zich dan ook geheel in de richting om de Afgescheidenen te beschouwen en te behandelen als een nieuw opgekomen secte, wier vrijheid van optreden en uitoefening van den openbaren godsdienst niet in de Grondwet gewaarborgd was. De vergaderingen werden beschouwd te vallen in de termen van het Wetboek van Strafrecht, uit den Franschen tijd afkomstig en vandaar al die vervolgingen.

Door velerlei omstandigheden gedrongen, vroeg de regeering eindelijk om statuten, op grond waarvan de nieuwe secte geduld zou kunnen worden. Als antwoord op die vraag gaf men de Formulieren van Eenigheid. Maar de Regeering vroeg niet naar eene geloofsbelijdenis doch naar statuten. In plaats van nu te blijven staan op den rechtsbodem van de Dordsche kerkenordening, zond elke gemeente een afzonderlijk huishoudelijk Reglement in, waarin men wel hier en daar de sporen van de Dordrechtsche kerkenordening nog kan ontdekken, maar waarin de kerkorde zelf, als rechtsbasis, wegviel.

In het Reglement van de Amsterdamsche gemeente b. V. staat, art. i: «De Christclijk-afgescheidene gemeente te Amsterdam houdt de formulieren van Eenigheid der Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland voor de uitdrukking van haar gemeenschappelijk geloof. Die formulieren zijn: De Nederlandsche Geloofsbelijdenis, de Heidelbergsche Cetechïsmus en de Leerregels der Dordsche Synode van 1618 en 1619.''

Noch de Liturgische Schriften noch de Dordsche kerkenordening worden genoemd.

De historische lijn van de kerk der Vaderen, die onafgebroken doorloopt in de geslachten, is in dit Reglement dan ook nergens te vinden. Men kan van de Christelijk-Afgescheiden gemeente alleen lid worden op belijdenis des geloofs, onder twee getuigen.

De kerkorde zegl: de diensten zijn vierderlei. Maar dit Reglement: de diensten zijn drieërlei. Het ambt der doctoren is eenvoudig, zonder consideratie, geschrapt!

Als iemand tot een ambt in de gemeente verkozen wordt, moet hij vooraf onderzocht of geëxamineerd worden door de opzieners der gemeente in tegenwoordigheid vrn een of meer dienaren des Woords. Mist hij de vereischten, dan wordt hij onbevoegd verklaard en kan het ambt .niet aanvaarden.

Is iemand wettig tot eeiiigen dienst in de gemeente geroepen en bevoegd verklaard, en weigert hij den dienst te aanvaarden, dan wordt de Christelijke tucht op hem toegepast.

Voor schade in het beroep wegens de werkzaamheden in het ambt, wordt geldelijke tegemoetkoming toegezegd.

De kerkeraadsvergadering is toegankelijk voor de geheele gemeente; de manslid maten hebben een raadgevende stem.

Uit de opzieners der gemeente wordt een voorzitter gekozen, voor bepaalden of onbepaalden tijd. In deze verkiezing hebben de dienaren des Woords den voorrang evenals in de Doopsgezinde sociëteit. Zij zijn geen praeses krachtens hun ambt, maar kunsten daartoe gekozen worden. De secretaris kan uit de manslidmaten worden benoemd.

Meer curieuse bepahngen komen in dit Reglement voor.

Er ontbrak in die dagen een leidende gedachte, een sturen naar en uit de beginselen van het kerkrecht, zooals dit, van de dagen der reformatie af, in de Nederlandsche Gereformeerde kerken gegolden had en gehandhaafd behoorde te worden.

En ofschoon nu de nawerking van die reglementaire eigenaardigheden nog wel te bespeuren is, moet het toch tot dankbaarheid steramen, als we letten op het feit, dat de Gereformeerde beginselen thans zooveel beter gekend en in eere gehouden worden. Er moge heimelijk verzet zijn, niemand wil toch geacht worden in strijd met de Gereformeerde beginselen te denken ofte handelen.

In 1869 is men dan ook een belangrijke schrede vooruitgegaan, door in het Algemeen Reglement de bepaling op te nemen, dat de gemeenten bestuurd worden naar de Dordsche kerkenordening van 161 S/19. De beteekenis dier bepaling is uit een rechterlijk vonnis gebleken. En nu ook dat Reglement de wereld uit is, en alleen de D. kerkenordening der rechtsorde voor de gemeenten bevat, is de continuïteit met de kerk der Vaderen, de historische lijn, weder duidelijker aan het licht gekomen.

Dit is zoo sterk, dat men in Ned. Herv. kringen een oogenblik beducht werd en het den diakonieën op het hart drukte, om toch te zorgen, dat alle inschrijvingen op het Grootboek, op naam kwamen van de Nederduitsch of Nederlandsch Hervormde gemeente; dat anderen weder aanleiding gaf om voor te stellen tusschen twee haakjes er bij te zetten (of Gereformeerde.)

Deze bezorgdheid wekte natuurlijk in onze krin gen een weinig vroolijkheid; vooral bij de gedachte aan, het Grootboek, dat zoo makkelijk tot afschrijven van kapitalen overgaat, inzonderheid in kwestieuze gevallen! Een kind, zegt men, kan een inschrijving op het Grootboek doen, maar een reus kan het er niet aflialen. En dat is waarlijk goed ook. Waarbij nog komt, dat de uitslag en afloop der kerkelijke processen, in de jaren i886enverv., geen perziken zijn, die naar meer smaken.

Zoo zijn we dan in 1892 gekomen, waar we, volgens het oordeel van Ds. Budding, in 1838 hadden behooren te zijn.

En nu is het weder niet goed.

Nu hebben we het beginsel der Scheiding verloochend.

De gemeenten van haar goederen beroofd.

Zijn tot een nieuwe leer overgegaan.

Vervolgen degenen, die heilig willen leven naar het Woord Gods en ons bestraffen vanwege onze gebreken, gierigheid en afgoderij.

Nu zijn we de valsche kerk, wier juk men moet afwerpen, en met wier gemeenschap men breken moet.

In alle deze beweringen is echter, voor wie nadenkt en opmerkt, nog duidelijk de ongereformeerde, Scholteaansche zuurdeeg te onderkennen, die, had God de Heere het niet verhoedt, de geheele Scheiding doorzuurd en verdorven zou hebben.

Na 1840, toen de Dordsche kerkenordening weder was aangenomen, Scholte geschorst en eindelijk naar Amerika vertrokken was, schreef hij aan de Cock, dat onze gemeenten nu waren een straat van de groote stad Babyion. Wat wij zichtbare kerk noemen, was voor Scholte Babel.

Voor ons, die van kindsbeen af aan deze kerkelijke troebelen gewoon zijn, is de ervaring van den dag dan ook niet zoo erg. Wij verwonderen ons veeleer, als het eens een oogenblik anders is.

De fout school ook hier in het eenzijdig drijven op het gevoel, en het niet gebruiken van het middel der rede.

De Kerkenordening is geen opgelegd reglement, maar een stelselmatige verzameling van regelen voor het kerkelijk leven, die als vrucht van veel droeve ervaring der vaderen ons zijn overgeleverd.

En wie nu denkt, dat hij, door er zoo maar eens anders over te denken, het aan onze vaderen verbeteren kan, handelt in dwaasheid en krijgt loon naar werken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's