Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dan de Engelen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dan de Engelen.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIII.

Zie Michael, een van de eerste vorsten, kwam om mij te helpen, en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië. Dan. lo : 13.

Bij het verband, dat tusschen de engelenwereld en den Christus bestaat, komen zijdelings nog twee andere vraagstukken ter sprake; t. w. i". wie in de personen van Michael en Gabriel voor ons treden, en 2". of de Christus al dan niet als engel verschenen zij in de dagen des Ouden Verbonds.

Het eerste onderzoek had ook kunnen zijn ingesteld, toen we de engelenze/ff^i? /.!/ bespraken, maar is uitgesteld tot hiertoe, overmits alles hier aankomt op die andere vraag, of we onder Michael al dan niet den Christus hebben te verstaan. Dat ook de engelen elk een eigen naam hebben, is niet wel aan twijtel onderhevig. Lezen we toch van de sterren, dat God »ze alle bij name roept, omdat Hij sterk is van vermogen, en zie er wordt er niet één gemist; " en wordt ons betuigd, dat elk gezaligde onder de kinderen der menschen eenmaal van God een naam »op den witten keursteen" zal ontvangen, »dien niemand kent dan hij zelf; " hoe ware het dan denkbaar, dat alleen die geestelijke wezens, die we engelen noemen, van het privilege van den naam verstoken zouden zijn? Zelfs aan de dieren die de mensch in zijn huis laat omloopen of bezigt voor zijn bedrijf, pleegt hij een naam te geven, aan den klank waarvan die dieren allengs wennen, zoodat zelfs de melkkoe op het afroepen van dien naam ten slotte komt aanloopen; ten deele ook in ons land; maar veel sterker nog in berglanden, waar ze grazen op veel grooter uitgestrektheid. Want wel dient toegegeven, dat deze namen bij de dieren enkel beteekenis voor uitwendig gebruik hebben, en dat ze voor God, en krachtens hun aard, alleen een soortnaam bezitten, zoodat Adam in het Paradijs, toen hij aan de dieren namen gaf, niet een afzonderlijken naam aan elk rund, maar slechts een soortnaam aan elk soort van beesten gaf; maar dat ligt daaraan, dat de dieren geen persoonlijk bestaan bezitten. Bij de engelen daarentegen, . die wel persone7i zijn, evengoed als de mensch, vervalt deze bedenking geheel, zoodat de engelen niet alleen namen voeren, die voor het gemak van de onderscheiding dienen, maar vanzelf, en met noodzakelijkheid, uit de eigendommelijkheid van hun persoonlijk bestaan een eigen persoonlijken naam uitgeven. Er ligt alzoo niets vreemds in, dat er in de Heilige Schrift ook enkele bijzondere namen van persoonlijke engelen voorkomen, ook al treden ze, wijl buiten ons tnenschelijk verkeer en buiten onzen menschclijken omgang staande, in den regel, zonder naam, eenvoudig als - ^de engel" op.

Van zulke & r\gé.& rxnameH zijn er ons nu in de Heilige Schrift slechts twee medegedeeld, t. w. Michael en Gabriel. Met Raphael en Uriel, die alleen in de apocryphe boeken en in de kerkelijke overlevering voorkomen, laten we ons hierom niet in. Alleen moge in verband met Michael en Gabriel nog de Archangel of Aartsengel genoemd worden, overmits ambstitel en persoonsnaam, daar waar slechts één zulk een ambt bekleedt, uiteraard saamvallen. Wat nu Gabriel aanbelangt, zoo weet elk kind onder ons, hoc er een engel aan Zacharias in den tempel verscheen, die tot hem sprak: »Zè ben Gabriel, die voor God sta, en ben uitgezonden, om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen"; en hoe voorts deze zelfde Gabriel eenige maanden later tot Maria in Nazareth werd gezonden, en voor haar ooren uitriep: » Wees gegroet, gij, begenadigde, de Heere is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen." Minder daarentegen wordt er op gelet, dat dezelfde engel Gabriel ook reeds in de gezichten van Daniël tot twee malen toe verschenen was. We lezen toch in Dan. 8 : i6:

ïEn ik hoorde als eens menschen stem, die riep en zeide: Gabriel, geef dezen het gezicht te verstaan; en hij (namelijk Gabriel) kwam nevens mij, waar ik stond, en als hij kwam, verschrikte ik, en ik viel op mijn aangezicht, en hij zeide tot mij: ersta, gij menschenkind." En evenzoo heet het in Dan. 9:21: Als ik (namelijk Daniël) nog sprak in het gebed, zoo kwam de man Gabriel, dien ik in het begin, in een gezicht, gezien had, snellijk gevlogen, mij aanrakende omtrent den tijd des avondoffers, en hij onderrichtte mij, en sprak met mij, en zeide: aniël, nu ben ik uitgegaan, om u den zin te doen verstaan." En hij voegde er bij: in het begin uwer smeekingen is het woord uitgegaan, en ik ben gekomen, om u dat te kennen te geven; want gij zijt een zeer gewenscht man. Versta dan dit woord en merk op dit gezicht." Hieruit nu blijkt tweeërlei: en eerste, dat Gabriel behoort tot de zeven engelen, waarvan in Openbaringen 8:2 gesproken wordt als van de > zeven engelen die voor Gods aangezicht staan." En ten andere, dat de dienst van Gabriel met name daarin bestond, om de openbaring Gods aan de kinderen der menschen te bedienen. Telkens toch heet het, dat hij iets openbaart en den zin der openbaring ^idoet verstaand

Over dezen Gabriel nu loopt van oudsher drieërlei meening in de kerk. Verreweg de meesten zien in hem een ^geschapen engel, " die tot de zeven uitnemendste engelen behoort, en den naam van Gabriel draagt. Anderen daarentegen houden hem wel eveneens voor een »geschapen engel, " maar ontkennen dat Gabriel een eigennaam is. Gabriel beteekent, zeggen zij, »man Gods" en liefst zouden ze derhalve Dan. 8 : 16 aldus vertalen: Gij, man Gods, geef aan Daniël het gezicht te verstaan." Nog weer anderen eindelijk zien in Gabriel een - ^ ongeschapen wezen, " en waagden de meening, of niet Gabriel de Heilige Geest zou zijn, gelijk dan Michael de Tweede Persoon in de heilige Drievuldigheid zou wezen. Om nu met dit laatste gevoelen te beginnen, zoo is dit hier te lande door Hulsius, de twee Van den Honerts en Lampe verbreid, maar beslist en krachtig bestreden door Vriemoet, aMarck, Witsius, De Moor e. a., en vindt thans bij niemand meer |verdediging, dan bij enkele minnaars van oude boeken, die het uit Van den 'Honert of Lampe zoo overnamen. Ook bij deze uitlegging was weer de zucht in het spel, om toch vooral elk onderscheid tusschen engel en engel uit te wisschen, ten einde op die wijs het krachtigst de vereering der engelen te bestrijden. Steek houden kan echter deze voorstelling niet. Hoe toch zou ooit de Heilige Geest zeggen kunnen: Ik ben een man Gods, die voor God sta", en hoe zou Hij er zelf (bij Maria) aan kunnen toevoegen:1 »De Heilige Geest zal over u komen". Even­ min is het met den doorgaanden toon der Heilige Schrift overeen te brengen, dat de Heere in Dan. 8:16 tr't ^"n Heiligen Geest zou .-'.eggen; »Man ('--.V '; ie aan Daniël dit gezicht verstaan' . 'Wie een bevel ontvangt, en opvolgt, doet dienst als ondergeschikte voor dengene, wiens dit bevel is. En dit nu kan ten opzichte van den Heiligen Geest niet plaats grijpen, overmits de Derde Persoon even gelijk in Goddelijke waardigheid is met den Eersten en den Tweeden Persoon. Want wel heeft de Zone Gods zich vernederd en heeft de gestalte eens dienstknechts aangenomen; maar heel de Schrift zegt ons dan ook, dat ó\t vrijwillig geschiedde, en als we ons zoo mogen uitdrukken, op een overeenkomst van welbehagen tusschen den Vader en den Zoon rustte.

Het tweede gevoelen, dat Gabriel geen eigennaam, maar soortadizm. zou wezen, en dat men alzoo te vertalen zou hebben: Man Gods", werd in den laatsten tijd vooral in Duitschland verdedigd. Er zou dan wel sprake zijn van een geschapen engel, maar deze engel zou niet met name genoemd, maar alleen als sman Gods" aangeduid zijn. Ook hiermede echter mogen we ons niet vereenigen. Vooreerst toch zou het gansch onnatuurlijk zijn, dat een mengel Gods" als ^man Gods" werd aangeduid. In een toespraak tot ons menschen ware dit nog denkbaar; maar niet daar waar, gelijk in Dan. 8 : 16, sprake is van een hoog bevel door God van zijn troon aan een zijner engelen gegeven. Er staat toch, dat de Heere tot hem zeide: Gabriël, " dat zou dan zijn: Mau Gods, doe Daniël dit gezicht verstaan"; iets n'at geen zin zou hebben. In de tweede plaats zou er dan »man Gods" moeten staan; maar dit staat er niet. »Man Gods" zou luiden: eber cl; terwijl Gabriel de saamgevlochten naam is, aooals bij ons Frederik wel oorspronkc-lij.c Rijk in vrede zal beteekend hebben, maar er nu niet meer voor kan worden gebruikt. Wie thans zeggen wil: Die man is rijk in vrede", kan dit niet meer uitdrukken door te zeggen: Die man is frederik." In de derde plaats klopt deze uitlegging niet met Dan. 9 : 21, waar we lezen: Als ik nog sprak in het gebed, zoo kwam de man Gabriel, dien ik in het begin in een gezicht gezien had." Vat men toch 'gabriël op als beteekenende: man Gods, " dan zou hier staan: Als ik nog sprak in het gebed, zoo kwam de man Gods tot mij"; wat uiteraard niet kan. En eindelijk laat het zich ganschelijk niet denken, dat deze engel tot Zacharias zou gezegd hebben: Ik ben een man Gods, die voor God sta." Zou Zacharias den indruk krijgen, dat hij niet met een mensch, maar met een engel Gods te doen had, dan moest deze zich ook als engel aandienen, terwijl het zeggen: Ik ben een man Gods" hem juist op het dwaalspoor zou geleid hebben. Bovendien gevoelt men, hoe stuitend het voor de heilige kieschheid zou geweest zijn, als de engel die tot Maria werd gezonden, om haar de heilige ontvangenis van den Christus kond te doen, zich niet als engel maar als man had aangediend.

Zoo blijft dus niet anders overig dan de gewone voorstelling, dat we onder Gabriël een der geschapen engelen te verstaan hebben, die persoonlijk met dezen naam wordt aangeduid. Alleen houde men hierbij in het oog, dat het een vertolkte naam is. De naam Gabriël toch is Hebreeuwsch, en alzoo een vertolking van den naam die voor dezen engel in »de talen der engelen" (zie I Cor. 13:1) gegeven was. Zulk een vertolking van namen was ook onder ons vroeger zeer gewoon. Zoo noemde wie Van aen herg iieette zich vaak Jïoutanus, vviji dit in het Latijn zoo vertolkt wordt. Aldus nu opgevat kan Gabriël zeer zeker beteekenen »man Gods, " maar het kan ook een vertolking zijn voor: De held Gods, de sterke, de machtige Gods"; en waar nu de engelen elders: terke helden en machtigen genoemd worden, past dit zeer wel, Zegt nu deze engel rechtstreeks: Ik ben Gabriël die voor God sta", dan ligt het voor de hand, hem te rangschikken onder de zeven engelen waarvan sprake is in Openb. 8 : 2. Daar toch lezen we: En ik zag de zeven engelen, die voor God stonden." Men verwarre deze »zeven engelen" intusschen niet met de »zeven geesten", waarvan sprake is in Openb. i : 4, waar staat: > Genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komen zal, en van de zeven geesten die voor zijnen troon zijn, en van Jezus Christus, die de getrouwe Getuige is." Hier toch is sprake van de heilige Drievuldigheid in haar openbaring. Eerst wordt de Vader genoemd, > die is, die was en komen zal", daarna de Heilige Geest, en ten slotte de Zoon; maar zoo, dat beiden in hun openbaring onder de kinderen der menschen worden geteekend. De Zone Gods in zijn Middelaarsgestalte als sjezus Christus, de getrouwe Getuige, de Eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der koningen der aarde." En zoo ook de Heilige Geest, niet als de Derde Persoon, maar in zijn werking, gelijk Hij is de Geest des raads en der sterkte, der kennisse en der vreeze des Heeren, die onder de kinderen der menschen uitgaat. Zich «zeven engelen" te denken als hier tusschen den Vader en den Middelaar ingeschoven, zou tot hopeiooze verwarring leiden. Deze »zeven geesten" laten we dus blijven voor wat ze zijn, en nemen hier alleen in aanmerking de szeven engele? i", die in Openb. 8:2 en elders genoemd worden. Deze zeven engelen toch worden van de overige afgezonderd als de naaste trawanten om Gods heiligen troon, d. i. als die engelen, die, terwijl alle engelen met hen hun God dienen, het naast aan het Eeuwige Wezen staan, niet door meerdere waardigheid, maar door hoogeren dienst. Ot nu het cijfer .sr^z/«z hier letterlijk moet opgevat, is voor ons niet uit te maken. Het getal zeven kan als heilig getal ook in het gemeen gebezigd worden, om op heilig gebied een zeker groot aantal aan te duiden. Doch dit doet er ook hier niet toe. Genoeg dat we weten, hoe er een zeker aantal engelen, als we zoo zeggen mogen, niet in den voorhof, noch ook in het heilige, maar tot in het allerheiligste de wacht des Heeren waarneemt, en onder deze wordt dan één hunner, t. w. Gabriël, met name genoemd.

Bij dezen Gabriël komt nu in de tweede plaats Michael, over de beteekenis van wiens persoon de gevoelens evenzoo verdeeld zijn. Ook bij Michael rijst de vraag, of we met een geschapen, of met een ongeschapen engel te doen hebben, m. a. w. of Michael de persoonsnaam van een der engelen is, of wel aanduidt den Christus. Hier intusschen vlot de uitwijzing van het geschil niet zoo gemakkelijk als bij Gabriël. Van den éénen kant staan we bij den naam Michael zeer zeker op vaster bodem. Immers terwijl de naam Gabriël alleen van dien éénen engel voorkomt, vinden we onder de Israëlietische stamtafels niet minder dan tien personen vermeld, die den naam van Michael droegen. Men kan dit zien in Num. 13:13; i Chron. 5:13, 14; 6:40; 7:3; 8:16; i2: iü, ^7:18; 2 Chron, 21:2 en Ezra 8:8. Nu'beteekent de naam Mi-ca-ël letterlijk » Wie-als-God"; een naam die ons licht zou doen besluiten, om hem alleen op een Goddelijk Persoon toe te passen. Nu echter blijkt, dat in verschillende landen, en reeds van oudsher, deze naam ook door menschen is gedragen, zoo volgt hieruit, dat uit den naam op zichzelf niets is af te leiden. En dit te minder, daar de naam van den profeet Micha, hoewel hij afgekort is, precies hetzelfde beduidt. Micha toch beteekent: ie is als Jehova, juist zooals Michael beduidt: ie is als God. Tusschen deze beide namen ligt dan ook alleen dit verschil, dat de naam Micha op den Verbondsgod, d. i. op 'Jehova, ziet, en alzoo nauwer met het verlossingswerk in verband staat, terwijl de naam va.a Michael op God als Schepper in zijn majesteit doelende, met de genade niet rekent, en alzoo voor een engel meer gepast is.

Nu gaat men het veiligst, bijaldien men de plaatsen der Heilige Schriftuur, waarin van dezen Michael sprake is achtereenvolgens in haar verband beziet. Het eerst komt deze naam voor in Daniël 10:13 en 21, waar Daniël zich in dezer voege uitlaat: En hij (namelijk de hemelsche gestalte die hem aan de rivier de Hiddekél verschenen is) en hij sprak tot mij: rees niet, Daniël, ... om uwer woorden wil ben ik gekomen; doch de vorst des koninkrijks van Perzië stond tegenover mij, en zie, Michael, een van de eerste vorsten, kwam om mij te helperi, en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië; nu ben ik gekomen om u te doen verstaan, hetgeen uw volk bejegenen zal."

En evenzoo heet het in vs. 21: Er is niet één die zich met mij versterkt tegen deze (t. w. tegen de Perzische en Grieksche macht) dan uw vorst il/«< ; .^ai'7." En ten derden male heet het in Dan. 12: :7el dier tijd zal Michael opstaan, die groote vorst, die voor de kinderen uws volks staat". Geheel afgescheiden van wat in Jud. 9 en in Openb. 12 : 7 over Michael gezegd wordt, staat ons dus eerst te onderzoeken, in welke beteekenis Michael in deze plaatsen van Daniël voorkomt.

In de aangehaalde plaatsen nu uit Daniël is sprake van een schitterend visioen, dat aan dezen profeet ten deel viel, en waarin hem de toekomst van zijn volk geteekend wordt. Die teekening is echter geen rustig' panorama, maar maakt Daniël deelgenoot van den strijd, die ook in de wereld der geesten gevoerd wordt, en die aan den strijd hier op aarde eigenlijk ten grondslag ligt. Machtige woelingen en beroeringen grijpen onder de volken en natiën en in de wereld der gedachten onder de Idnderen der menschen plaats, als zoovele schokken en bewegingen, die als schakels zijn ingevoegd in het machtig proces der geschiedenis, waardoor God Almachtig de komst van zijn eeuwig Koninkrijk voorbereidt. Op zulke beroeringen nu wordt eenerzijds ingewerkt door de duivelen en demonen, die niet alleen de enkele personen, maar ook de volkeren tegen den Heere en zijn Gezalfde opzetten. En het is nu tegenover deze demonische invloeden en inwerkingen uit de sfeer der duivelen op onze menschenwereld, dat God de Heere anderzijds den reddenden invloed en de heilige inwerking uit de sfeer zijner heilige

engelen overstelt. Deswege mag men de engeleawereld nooit in staat van niets doende ruste denken. Rusteloos zoeken de gevallen engelen de wereld der menschen te verderven, en even rusteloos waken de goede engelen in den dienst huns Gods, dat telkens weer deze demonische machten bezworen en gebroken worden. Op dit gewichtig onderwerp komen we later, bij het bespreken van wat de engelen voor ons menschen doen, terug. Thans lasschen we deze verklaring slechts ter loops in, om gemelde plaatsen uit Daniël toe te lichten.

Immers in deze beide plaatsen wordt aan Daniël een inzibht gegeven in hetgeen, achter het gordijn der voor ons waarneembare gebeurtenissen, in de wereld der geesten gestreden wordt, om de zake Gods te bevorderen, en de macht van Satan tegen te staan. De zake Gods toch was destijds belichaamd in het volk van Israël. Ging, om met eerbied te spreken, de zake van Israël ten onder, dan ware ook de zake van Gods Koninkrijk op deze aarde verloren geweest. De worsteling tusschen het rijk van God en het rijk van Satan ging daarom toentertijd schier geheel op in de worsteling tusschen Israël en de Israël belagende volken. Hieruit nu is het volkomen begrijpelijk, hoe Satan destijds op tweeërlei wijze den strijd tegen God voerde: "*. door in Israël afval te verwekken; en 2". door de heidensche natiën te sterken tegen Israël. Houdt ge nu wel in het oog, hoe al zulke strijd tegelijk onder de geesten daarboven en onder de menschen op aarde werd uitgestreden, dan liep ook hier tweeërlei strijd en worsteling evenwijdig. Eenerzijds hier op aarde de strijd tusschen Israël en de volken, en anderzijds in de geestenwereld de strijd, om Israels behoud, tusschen de demonen en de goede engelen. Nu worden, gelijk uit de boven geciteerde plaatsen blijkt, de engelen die in dezen strijd vooraanstonden, met den naam van Vorsten genoemd, op gelijke wijze als we van te voren zagen, dat sommige engelen ook den naam dragen van Overheden en Machten. Van deze Vorsten, d. i. engelen, die in deze geestelijke worsteling tusschen Israël en de volken vooraan staan, blijken er nu velen te zijn, en onder deze velen schijnt de één gewichtiger taak en dienst te vervullen dan de ander. Immers er is niet alleen sprake van »z/i5'; '.f^«? " onder de engelen, maar ook van eenigen onder hen die in het bijzonder 11 de eerste vorsten" genoemd worden (Dan. 10 : 13). En onder deze, bij dezen alles beheerschenden strijd in den dienst Gods geheel vooraanstaande engelen behoort nu ook Michael. Hij heet daarom » een der eersten van deze vorstelijke engelen." En vraagt ge nu waarin Michael zich weer . van de anderen onderscheidde, dan zegt hoofdstuk 10 : 12 u, dat Michael nader genoemd wordt: een vorstelijke engel van Israël." Er staat toch, dat de gezant des Heeren tot Daniël zegt: Alleen uw vorst Michael sterkte zich met mij"; en evenzoo in Dan. IZ : I heet hij »die groote vorst, die voor de kinderen uws volks staat." Geheel afgescheiden van de vraag, of we onder den Gezant Gods, die bij den Hiddekél aan Daniël verscheen, en deze woorden sprak, al dan niet den Christus hebben te verstaan, is het uit het bovenstaande alzoo duidelijk, dat Michael althans hier niet als de Christus voorkomt.

Onze Kantteekenaars vermelden dan ook wel dat sommigen hier onder Michael den Christus verstaan, maar voegen er aanstonds bij, dat Michael hier genoemd wordt: »één der eerste vorstelijke engelen", en dat Christus als sailer engelen Hoofd" onmogelijk zóó genaamd kan worden. Wie »één der eersten is" heeft er anderen van eenigszins gelijke waardigheid naast zich, die met hem op één lijn staan. En dit nu kan nooit van den Christus gelden. Ook de uitdrukking: »Michael kwam om mij te\helpen" is een wijze van spreken, die zich alzoo niet van den Zone Gods als Middelaar bezigen laat. Bovendien ook al wil men, ten einde tot eiken prijs de onderlinge gelijkheid van engel en engel te handhaven, in Michael den Zone Gods zien, zoo is men er nog niet. Als hij toch ^één der vorstelijke engelen" heet, wie zijn dan die andere engelen, waarvan hij er één is ? Dit kunnen toch niet allen Messiassen zijn. Doet men dan ook geen geweld aan den tekst van Daniël aan, en leest men zonder vooroordeel wat er staat, dan is niet wel een andere uitlegging mogelijk, dan dat we Michael hier hebben te verstaan als een geschapen engel, die in waardigheid van dienst, en door de daarvoor vereischte macht, bij den strijd voor de zake Gods vooraanstond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Dan de Engelen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's