Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De oberste der wereld komt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De oberste der wereld komt.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal niet meer veel metu spreken: ant de overste dezer wereld komt, en heeft aan mij niets. Joh. 14:30.

Er ligt voor uw menschelijk gevoel iets diep beschamends in, dat uw Heiland op de vraag: Wie is eigenlijk de overste dezer wereld? —tot vier malen toe antwoordt: sDe overste, het hoofd, de koning van uw wereld, o kind des menschen, is niet uw God, noch zijn Gezalfde, noch ook zijt gijzelf, maar is Satan."

Vaak is dit misverstaan, en heeft men zich ingezet in den waan, alsof Jezus hiermee te kennen gaf, dat Satan door God als ? overste der wereld" was aangesteld.

Hiervan is natuurlijk geen sprake.

Neen, als uw Heiland, Iioe nader hij aan Golgotha komt, met te meer klem er op wijst, dat de overste der wereld Satan is, drukt hij hiermede uit, hoe de toestand feitelijk is.

Hij zegt niet: «Satan is rechtens de overste der wereld", noch ook: »Satan 7iwet., tot ik hem opvolg op den troon, de overste der wereld blijven."

Al wat Jezus uitspreekt, komt hierop neer, dat Jezus verklaart: Het is zoo, het feit ligt er toe, het baat niet het te ontkennen. Satan ? > , gelijk nu eerst, nu ik naar Golgotha ga, recht scherp en duidelijk uitkomt. Satan is de overste der wereldt.

Er is een wereld; op die wereld wonen menschen; in de wereld dier menschenkinderen heerscht zekere geest; die heerschende geest voert den boventoon; wat tegen dien geest opwoelt of zich verzet, legt het ten slotte toch af; en die heerschende geest die in de wereld der menschen rusteloos triomfeert en elk verzet terugdringt en onderdrukt, die geest is niet de geest van God, maar steeds de geest van Satan. Satan is u te machtig, en gij, van God afgevallen menschenkind, van nature geneigd om God en uw naaste te haten en onbekwaam tot eenig zaligmakend goed, gij geeft, tegen wil en dank, en wanende niet voor Satan maar voor uzelven te ijveren, zonder het zelve te wjten. Satan aldoor tegenover God gelijk, sterkt zijn inacht, en gunt hem de overwinning.

Feitelijk heerscht alzoo op aarde, heerscht in uw menschenwereld, niet uw geest noch de geest van uw God, maar zeer stellig de geest van Satan.

Ge laat^niet uw God Koning, ge zijt zelf geen vorst der aarde, neen, de overste, het hoofd, de heerscher in uw meiischenwereld, is, hoe ge het ook wendt of keert, feitelijk niemand anders dan Satanas.

Let er nu op, hoe uw Heiland dit niet terstond na zijn optreden, maar eerst op het laatst., aldus uitspreekt.

Eerst in Joh. 12 ; 31, en voorts in Joh. 14:30 en 16:11 komt deze ons menschen diep beschamende titel van Satan voor.

Hieruit ziet ge duidelijk dal deze schrikkelijke naam voor Satan rechtstreeks samenhangt met den uitgang^ dien Jezus volbrengen moest te Jeruzalem.

Eerst op den weg die over Gethsémané naar Golgotha loopt, werd Satan als overste der wereld openbaar.

Vandaar dat hij uitgaande naar. Gethsémané het tot zijn jongeren zegt: »Ik zal niet meer veel met u spreken, watit mi komt de overste der wereld."

Vraagt ge, of Satan dan toch niet reeds vroeger als overste der wereld tegenover Jezus had gestaan, dan is dit ten deele waar.

Reeds in de woestijn, bij de verzoeking, had Satan tot Jezus gezegd: »Ik zal u al deze macht en de heerlijkheid van deze koninkrijken geven; want zij is mij overgegeven, en ik geef ze wien ik ook wil. Indien gij dan mij zult aanbidden, zoo zal het alles uwe zijn."

En toch is dit nog iets anders., en iets minder., dan hetgeen opgesloten ligt in Jezus' zeggen, dat Satan feitelijk de overste der wereld blijkt te zijn.

Iets anders., want het vergeven van de koninkrijken buiten Israël stond daarom alleen aan Satan, omdat de overgang van heerschappij in Azië, Afrika en Europa dusver schier altoos door misdadige sluwheid en gewetenloos geweld, en alzoo onder Satans inspiratie had plaats gegrepen.

Maar ook iets minder. Immers bij de verzoeking in de woestijn verschijnt Satan wel als degeen die zeggenschap heeft over de koninkrijken der Heidenen; maar nog altoos met uitzondering van Israël; en voorts nog alleen op overheidsterrein, maar nog niet op besliste wijze in het hart der volkeren.

Ook na de verzoeking in de woestijn gaat nog de oproeping aan Israël uit, om voor Gods gezalfden Koning te buigen, en gaat de oproeping uit aan de schare en aan de priesters om, tegenover Pilatus en Herodes, vóór Jezus en tegen Satan te kiezen.

Na daarentegen, nu het pleit beslecht staat te worden, en noch Gethsémané noch Golgotha meer is af te wenden, nu blijkt het, hoe Satan feitelijk niet alleen over de volkeren, maar ook over Israël heerschende is; en ook in Israël niet enkel de overheidsmacht van Pilatus en Herodes verleid heeft, maar ook het volk en zijn priesters met zijn geest zóó beheerscht, dat alles tegen den Gezalfde Gods zich ®pmaakt, hem naar het kruis dringt, hem aan het vloekhout hangt, om zijn bloed over zich en zijn kinderkens roept, en in deze laatste en klimmende daad van de krankzinnigheid der zonde. Satans heerschappij over heel de sloten, volkomen maakt. wereld., Israël inge-

En was het niet zoo?

Of wie heerschte dan anders dan Satan in die schrikkelijke ure der duisternis, toen uw Jezus doodbloedde aan het vloekhout?

Onder de volken was zelfs de heugenis van de kennise Gods verloren, om alleen nog in Israël stand te houden.

Dat volk van Israël was, als gerechte straf voor zijn afval en zonde, in de macht van het heidensche Rome gekomen, en in Herodes heerschte Edom, d. i. Ezau, weer over de kinderen Jacobs.

Niet alleen bij de volken, maar ook zelfs bij het eenig volk van God was alzoo door zonde en ongerechtigheid de officieele macht in de hand van een Pilatus en Herodes gespeeld, beiden vertegenwoordigers van een wereldmacht, die niet door den geest van God, maar door den geest van Satan geleid en overheerd was.

Het eenige plekje, dat op heel de wereld nog aan Satans macht weerstand had kunnen bieden en hem het volstrekte zeggenschap over de wereld der menschen had kunnen betwisten was Galilea en Judea en het Over-Jordaansche, waar althans het volk, althans de schare, en voor het minst de heilige priesterorde van Aiiron nog tegen Satan had kunnen protesteeren, en vóór Jezus kiezen.

En een oogenblik scheen het waarlijk alsof het daartoe komen zou.

Of is hem niet tot in de poorte van Jeruzalem het ïHosanna, gij Zone Davids!" toegezongen ?

Maar ten slotte bleek ook dit schijn.

Met verrassende snelheid wint Satan, op het oogenblik der beslissing, al meer terrein, ook op dat kleine plekje, dat éénige plekje der wereld, waar hij dusver nog weerstaan werd.

De .schare druipt af en geeft het op, en een andere hoop volks roept het: »Kruist hem, kruist hem!" uit. De priesters zullen straks hun kleederen scheuren, om Jezus als Godslasteraar te verdoemen. Die hem sarren, hoonen en tergen zullen aan het kruis, voelen zich het booze bloed reeds naar het aangezicht stijgen.

Zelfs Jezus' eigen discipelen versagen.

In Gethsémané sluimeren ze. Als hij gevangen wordt vluchten ze. Petrus verloochent hem tot drie malen toe. En één van Jezus' discipelen. Judas van Iscarioth, was het, in wiens eigen hart Satan invoer.

Zeg zelf, merkt ge dan niet, hoe Satans macht, juist in die laatste ure, hand over hand toenam ? Ploe hij, juist nu het met Jezus tot beslissing kwam, in die beslissing over Jezus, eindelijk ook dat laatste plekje van Israël veroverde, dat het eenige was, dat hem dusver weerstond ?

En is het dan niet alzoo, dat Satan nu voor het eerst., maar God zij dank ook te gelijk voor het laatst., juichen en in helsche vreugde jubelen on, dat hij soverste der gansche wereld" was, en dat heel die wereld, tot in h.tur \\^! .; j, sle uiting, niet door Gods geest, niel door 'J' •tncnche/i geest, maar door 'sijn geest beheerscht erd?

Zóó moet ge het dan ook verstaan, orn het ontzettende van Jezus' worsteling, om het schrikkelijke van zijn zielsangst en van zijn lijden ten bloede toe te doorgronden.

Hij, de heilige, in eigen persoon het noodzakelijk middel, om heel de wereld in haar aival van God aan zich zelve te ontdekken.

Tot op die ure bleef er altoos nog iets, hoe weinig dan ook, over, waaraan de mensch zich kon vastklemmen; waarop de mensch nog kon hopen; waarop de mensch zich nog tegenover Satan beroepen kon.

Wel heel de overige wereld van God afgevallen, maar in Israël Hem nog lofgezongen. Wel was Israels erve in heidensche macht, maar op Sion bleef het bloedende offer op het altaar des Heeren nog rookende.

Neen, de v/ereld was nog niet verloren, ze lag nog niet ten einde toe verdoemelijk voor God, zoolang op Sion nog altoos kinderen der menschen, aan Jehova gewijd. Hem den lof en de eere gaven.

Maar nu moet ook hierbij tot beslissing komen, of het bij die offerande in geest en waarheid of wel slechts in schijn en onwezenheid toegaat.

De Gezalfde Gods'verschijnt.

De Beloofde der vaderen is in Israël opgetreden. , /-•

Hij vraagt geen offer' in geld of goed. Hij vergt niets af voor zich zelven. Slechts van één ding roept hij, van de eere zijns Vaders, en slechts om één ding vraagt hij, om de liefde, om de overgave van het menschelijk hart.

Wat hij vraagt is, dat de schare in Israël althans zich uit de banden en de werken en de macht van Satan losbreken zal.

En wat is nu het antwoord?

Dit immers, dat ze Messias uitwierpen; dat ze den Gezalfde Gods een Godslasteraar doemen; dat ze roepen om zijn bloed; dat ze op hém den vloek leggen; en niet rusten, eer ze hem hebben zien zieltogen en sterven aan het kruis.

Verder nu kon het niet.

De zonde was uitgeput, de afval volkomen geworden. Het vóór Satan en tegen Jehova, was in Golgotha ten einde toe doorgezet.

Heel de wereld sneed zich in die vreeslij ke daad van God at en boog in dat kruis de knie voor Satan.

En toen zou de wereld ook vergaan, en in helsche verderving zijn weggezonken, zoo uw Jezus aan. zijn zeggen: »De overste der wereld komt", niet had kunnen; toevoegen: smaar hij heeft aan mij niets."

Want dit, dit was het mysterie der godzaligheid : uw Jezus droeg zelf de wereld in zich.

Het Woord was vteesch geworden.

Die stierf was de mensch Jezus Christus.

En omdat die mensch Jezus Christus niet voor Satan boog, maar den vloek van den eeuwigen dood trotseerde, daarom at Satan zich aan dat kruis van Christus den dood.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„De oberste der wereld komt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's