Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOÄNNES à LASCO.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOÄNNES à LASCO.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

Onder de geestelijke «vaderen" onzer ereformeerde kerken in Nederland bekleedt oan Lasky, ook wel JoaNNES a LASCÜ geaamd, na Guido de Bray de plaats der eere.

Hij toch was het die onze kerk van balingen uit Nederland te Londen organiseerde; arenlang de tolk en leidsman van onze luchtelingen om des geloofs wille op Enelschen bodem was; en wiens geschriften een geringen invloed oefenden op onze erkelijke ontwikkeling.

Hoe oordeelde nu a Lasco over het verand tusschen Wedergeboorte en Doop bij len Doop van de kleine kinderen der geoovigen ?

Deze vraag is ongetwijfeld van gewicht, mdat a Lasco na Calvijn hier den verst eikenden invloed oefende.

Het antwoord op die vraag vindt ge in ; ijn Epitome doctrinae p. 45 vv., waaruit e aati ons kerkelijk publiek de hoofdzinneden, in het Nederlandsch vertaald, willen oorleggen:

«Voordat we, zoo schrijft a Lasco daar, ot het leven in Christus wedergeboren zijn, runnen we niet behouden worden; maar el kunnen we behouden worden vóór nze bewuste bekeering; waaruit volgt dat en hier tusschen de wedergeboorte en de ekeering wel moet onderscheiden, en dat ; c\ in zulk een zin, dat de wedergeboorte an de bekeer ing voorafgaat.

»Het uitgangspunt van deze stelling spreekt iemand tegen. Het tweede wordt daaroor bewezen, dat de Goddelijke belofte de aligheid ook aan kleine kinderen toekent, n dat Christus hun het Koninkrijk der emelen toeschrijft, terwijl het toch vasttaat, dat zulke kleine kinderen met hun. ewustzijn ganschelijk nog niet werken kun-•jï'i IS net . irlijk tusscitcu iiieUer^cüoorte en ückeenn^ onderscheiden moeten.

»Nu kunnen we den aard en de natuur der wedergeboorte niet lichter noch sneller vatten dan zoo viQ\€i\sxi O'^OVLZ^ eerste geboorte, & \ het tegenovergestelde daarvan in de wedergeboorte stellen. Onze eerste geboorte nu gaf, naar luid van het woord van Paulus, dien toestand van alle menschen, waardoor zij, onder zonde en dood besloten, der eeuwige verdoemenis onderworpen zijn. Derhalve kan de wedergeboorte ook naar luid van het woord zelf, niet anders zijn, dan een omzetting van die eerste geboorte, d. i. zulk een door Gods, genade ons verleende gesteldheid, waardoor wij, die den dood onderworpen waren, nu, Christus ingelijfd, weder ten leven geboren worden.

»Zoo leert dan ook Petrus, dat wij door de overvloedige ontfermingen Gods wedergeboren zijn tot een levende hope door de opstanding van Christus, en iets verder, dat wij uit onvergankelijken zade, namelijk uit God zelf, wedergeboren zijn, en zulks niet door onze bekeering, maar door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Een uitspraak, waarin »Woord van God" natuurlijk «? W mag opgevat, als betee> kende dit de prediking van het Evangelie, zooals de tegenstanders zullen willen, dan toch zouden ze de kleine kinderen toch weer van de zaligheid uitsluiten, van wie het toch zeker is, dat er gered en behouden worden, ook al is het, dat ze' nooit de prediking des Evangelies hoorden. Petrus zelf verklaart zich dan ook nader, doordien hij er op volgen laat, dat het woord waardoor we wedergeboren worden, niet is het Evan gelie zelf, maar het heel andere woord waarvan het Evangelie ons meldt, t. w. de krachtige belofte Gods. Zoo ziet ge dus dat de wedergeboorte heel iets anders is dan de bekeering, en dat we wedergeboren worden niet door het uitwendige Woord noch door de prediking van het Evangelie, maar door den vooraf bepaalden wille Gods, naar zijn groote barmhartigheid ...

«Voorts is de bekeer ing of de vernieuwing van onzen geest het bewijs, de aanwijzing en de vrucht van onze wedergeboorte. Eerst door de bekeering toch komen we zclven te weten dat we wedergeboren zijn, doch eerst nadat we opgewassen zijn.... Nu is natuurlijk.. . voor onze bekeering het ge hoor voor het uitwendige Woord noodzakelijk, en we belijden volmondig, dat het uitwendige Woord voor onze bekeering de regel is ja we erkennen ten volle, dat niemand waarlijk bekeerd is tenzij hij geloove, en dat niemand gelooven kan, die het niet gehoord heeft. Maar wat we ontkennen is, dat men daarom diegenen van den Doop zou mogen weren, die zich nog niet bekeeren kunnen.

»Toch sluiten we daarom van den Doop ook de verborgenheid der bekeering niet geheel uit (want Paulus zegt dat de Doop het bad is der wedergeboorte én der bekeering), maar we stellen met opzicht tot de wedergeboorte en de bekeering hier een onderscheid; en wel in dien zin, dat de Doop wel bezegelend is voor wat de wedergeboorte aangaat, maar alleen verplichtend voor wat betrekking heeft op de verloochening van onszelven en onze bekeering.

«DeDoop is voor ons dus niet de wedergeboorte zelve (want de Doop volgt eerst op de belofte, en de belofte volgt pas op den wil Gods, door welken wij van den dood tot het leven worden wedergeboren), en zoo is de Doop ook niet de bekeering zelve, want de éénen (volwassenen namelijk) komen vóór hun Doop, anderen eerst zeer laat na hun Doop tot bekeering, maar de Doop s eenerzijds het zegel op onze wedergeboorte, en anderzijds een roepstem, tot bekeering; juist op dezelfde wijze als ook het Sacrament des Avondmaals het zegel s op onze gemeenschap met het lichaapi n het bloed van Christus, en tegelijk een oepstem tot dankbaarheid en onderlinge iefde."

We voegen hier nog aan toe, wat hij in ijn beide Catechismussen op dit punt zegt.

In zijn Londenschen Catechismus antwoordt Lasco op Vraag 238, hoe men dit alles e verstaan hebbe, aldus;

»Al wat aan de kleine kinderkens in heurelven ontbreekt, dat hebben ze in Christus nzen Heere, die hun zwakheid op zich geaden heeft, en die hunner en aller Chrisenen volheid is. Zijn geloof en gehoorzaameid wordt hun uit genade toegerekend. En oor zijn Geest zijn zij ook tot tenipeleti ods geheihgd; daar wij immers bekennen at Christus hun Hoofd en Zaligmaker is, n dat ze ook mede tot het lichaam van hristus behooren".

»Vraag 239. Zidlen wij dan met vrijer onscientie onze kinderejt als GELOOVIGEN ogen doopen?

«Antw. Sonder twijfel. Want naardien ze voor gheloovigen in het gerichte Gods geacht worden door Christus, die het al in hen (als gezegd is) vervult, zoo zal men ze ook als gheloovigeii doopen opdat hun door den dienst des Woords betuigd worde, dat ze des Heeren lidmaten zijn. Want dat hoort den kerken toe, dat ze des Heeren lidmaten van de lidmaten des duivels door' haren dienst onderscheiden."

En in den Emdenschen Catechisnms antwoordt hij op Vraag 61: Waaruit bewijst gij dat men ook de kinderen der gemeente doopen zal!' dit:

»Omdat ook zij én tot de gemeenschap des Verbonds en tot de kerke Gods behooren, én uit genade zoowel de gemeenschap van Vader, Zoon en Heiligen Geest, als de eeuwige zaligheid de hunne is. Voorts omat de Doop juist ingesteld is, om deze en ndere genadegiiten te bezegelen, naardien e voor kinderen Gods en voor berouwebbende geloovigen voor God gerekend worden."

Men ziet hieruit, hoe ook a Lasco geheel het standpunt der Gereformeerde vaderen innecent.

Wedergeboorte en bekeering onderscheiden; de Wedergeboorte voorafgaande, de bekeering volgende.

In de kleine kinderen de wedergeboorte mogelijk, de bekeering ondenkbaar.

De wedergeboorte door het herscheppende Woord van Gods almacht, de bekeeriiig door de prediking van het Woord des Evangelies.

En diensvolgens de kinderen der geloovigen bij den Doop te beschouwen als bondelingen en lidmaten van Christus, als »gheloovigen" en als der eeuwige zaligheid zeker.

Natuurlijk niet alsof a Lasco of iemand dit van al/e gedoopte kinderen beleed.

Dit wist ook hij wel beter.

Het geldt enkel voor de uitverkorenen.

Maar, als in het Verbond besloten, moesten ze bij den Doop als zoodanig worden aangezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's

JOÄNNES à LASCO.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's