Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Recensie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recensie.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de hand van Ds. Van Kamp, te Heemse, verscheen bij den uitgever Donner te Leiden, een particidiere brief over den Kinderdoop, met een voorwoord van Ds. Gispen.

Allerminst als twistschrift bedoeld, strekt het blijkens den titel veeleer ^tot vaststelling van wankelende en geruststelling van bezivaarde gemoederen", en het komt ons waarschijnlijk voor, dat de schrijver bij meer dan één het doel, waarop hij mikt, treffen zal.

We durven het daarom verwachten, omdat de schrijver niet hooge spreekt, iioch met pijlen schiet, noch ook een kneppel in het hoenderhok werpt, om met Vondel te spreken, maar kalm, ernstig, stil, en toch met geen geringe kennis van zaken, maar alle oppervlakkigheid mijdende, in makkelijk lezenden briefvorm zijn gedachten uiteenzet.

Ten bewijze, dat we niet te veel zeggen met te beweren, dat hier de oppervlakkigheid gemeden is, sta hier een brokstuk uit de zesde aanteekening in de Bijlage overgenomen.

Ze behandelt de vraag, of het Woord werken kan, als de levendmaking der ziel nist voorafging, en zegt daarvan dit:

Laat men zich de zaak toch juist indenken. Indien-iemand spreekt of schrijft gaat er eene wondere werking van hem uit op dengenen, tot wien hij spreekt of aan wien hij schrijft. Laat ons om de zaak te vereenvoudigen, het schrijven uit 't oog verliezen en alleen aan het spreken denken. Alle spraak richt zich tot het menschelijk bewustzijn, en tracht daar dezelfde voorstellingen, denkbeelden en begrippen te verwekken, die de ziel des sprekers vervullen. Niet alleen dezelfde voorstellingen, denkbeelden en begrippen, maar dat ook juist in dezelfde onderlinge verhoudingen, waarin de spreker ze opvat. Nog meer, de spreker tracht ook door spraakvorm en toon den hoorder in dezelfde betrekking tot de gedachten, die hij uit, te brengen als waarin hij staat: hij mikt d is door het bewustzijn heen op zijn gemoed, zijne neigingen, zijne begeerten, zijne hartstochten, zijn wil. Maar hoeveel actie er ook van den spreker uitga, hij bereikt zijn doel niet, als zijn spreken geen of geen genoegzame werking in de ziel van den hoorder doet ontstaan. Spreek tot een beeld, en spreek dan zoo keurig en indrukwekkend als gij wilt, het baat niet. Het spreken wekt alleen de bedoelde voorstellingen, denkbeelden en begrippen en dat in den bedoelden samenhang; het heeft dan alleen den gewenschten invloed op het gemoed van den hoorder, als er eene werking in de ziel van den hoorder ontstaat, die aan de bedoeling van den spreker beantwoordt. Nu is elke werking in de ziel des hoorders natuurlijk gebonden aan de eigenaardigheid van haar leven. En daaruit volgt van zelf, dat de spreker slechts in zooverre zijn doel kan bereiken, als er verwantschap tusschen zijne ziel en de ziel van zijn hoorder bestaat.

Heeft God vroeger rechtstreeks tot menschen gesproken en doet Hij het nu nog voortdurend middellijk, de mogelijkheid daartoe zou zelfs niet bestaan, als de mensch niet geschapen was naar het beeld Gods, en in dat beeld Gods, als we zoo eens mogen spreken, niet de veiwantschap was gegeven tusschen zijn leven en het Goddelijk leven. Nu die verwantschap bestond, kon het Goddelijk leven t zich in menschelijke woorden openbaren, en het menschelijk bewustzijn door het Goddelijk leven bearbeid worden. Het droeve feit der zonde is echter tusschenbeide gekomen, en heeft het beeld Gods in ons, menschenkinderen, verwoest. Wel heeft die verwoesting een zekere ingeschapen kennisse Gods niet kunnen wegnemen, en vandaar dat het Woord Gods ook vat heeft op het bewustzijn van den natuurlijken mensch; maar toch kan het hooren van het Woord Gods de m& nschelijke ziel niet tot die werking brengen, dat de heilsgedachten der genade door haar gevormd worden, haar vertroosten en heiligen. Elke werking van het bewustzijn van den natuurlijken mensch is ook van natuurlijken aard, vrucht als zij is van zijn natuurlijk leven. De voorstellingen, de denkbeelden, de begrippen, die 's Heeren Woord in den natuurlijken mensch wekken, missen alle geestelijke waarde; zij beantwoorden niet aan de zalige v/erkelijkheden des heils, zooals God ze beschikt heeft en kent.

Zij het ook maar één enkel oogenblik vroeger, Gods herscheppende genade moet u het geestelijk leven, de vernieuwing in beginsel naar zijn beeld, onniiddellij k gegeven hebben, en dan, maar ook ni et vroeger, is die werking in uwe ziel mogelijk, waardoor uwe gedachten waarlijk gaan beantwoorden aan de heilsgedachten Gods, die door zijn Woord tot u worden gebracht. Natuurlijk mogen wij die werking der wedergeboren ziel niet onafhankelijk van God denken: zij moet voortdurend gewekt en onderhouden worden door den Geest Gods; en zoo volgt op de eerste onmiddellijke bewerking des Geestes eene verdere bewerking waarin Geest en Woord steeds samengaan. Onder die bewerking ontwikkelt zich na veelvuldige en aanhoudende worstelingen met het valsche bewustzijn van uw natuurlijk bestaan uw geestelijk bewustzijn, waarin Gods heilsgedachten over u zich weerspiegelen, en waardoor zij u vertroosten en heiligen.

Mij dunkt overduidelijk is het, dat het bewustzijn uit het leven wordt gebaard, en dus ook het geestelijk leven in orde van tijd aan het geestelijk bewustzijn voor» afgaat. Die waarheid wordt door onzen Heiland met kracht en klem uitgesproken, als Hij zegt: oorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien (Joh. 3:3); dat is: et spiegelt zich niet in zijn bewustzijn af.

Ieder deskundige zal toestemmen, dat dit wel doordacht en helder uiteengezet is.

Het Woord werkt op het bewustzijn; ons bewustzijn staat met ons leven in verband; om van geest op geest te werken, moet er dus levensverband bestaan tusschen hem die spreekt en hem die hoort; en daarom kan het Woord ons niet innerlijk ter zaligheid bewerken, tenzij door instorting van het leven der herschepping d. i. de wedergeboorte deze mogelijkheid in ons ontstaan zij.

Wat er ook in een zondaar, buiten wedergeboorte overgebleven zij, niet het leven. Hij hgt middenin den dood.

Er zijn niet drie soorten van menschen: Menschen die leven, menschen die dood zija, en menschen die tusschen dood en leven hangen.

Heel de Schrift getuigt het door Oud en Nieuw Testament: Wie niet ten leven verwekt werd, is nog dood. Wie nog dood is leeft nog niet. En alzoo, al wat nog onwedergeboren is, is nog ganschelijk in den dood bevangen, en de dood is onzuiver, is onrein, is onheilig.

Niet naar onze schatting, maar naar de heilige waardeering onzes Gods.

KUYPER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Recensie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's