Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

XIII, (Slot.)

DROEVIG EN TOCH BLIJDE.

Laat in den avond van den dag gleed een bootje, vraatin vier roeiers gezeten waren over den Rijn. Het vaartuig nam de richting naar Constans. Op den oever stonden honderden menschen, die blijkbaar het bootje afwachtten, gelijk zij reeds andere gedaan hadden, die nu aan den kant lagen.

Een der roeiers sprong op den wal.

Hebt gij het gevonden ? " klonk het uit tien, twintig monden hem te gemoet.

De man antwoordde niet; maar zijn treurig* gelaat zei genoeg. Hij gaf zijn makkers een wenk. Zij kwamen nog naderbij met het bootje. Een van hen, die een brandenden fakkel droeg, lichtte een soldatenmantel op, die over iets in het vaartuig lag uitgespreid. Het licht van den fakkel viel op het gezwollen en met bloed bevlekte aangezicht van een man, die roerloos daar nederlag.

Klaus!" riep het volk met ontzetting, en menigeen kreeg een traan in 't oog, toen hij daar het lijk aanschouwde van den vromen en wakkeren man, die voor het geloof en de vrijheid strijdend, zijn leven had gesteld voor de goede zaak. Spoedig werd een wagen gehaald; eerbiedig tilden de mannen het lijk uit het vaartuig, 't Werd, in een zwart kleed gewikkeld, op den wagen gelegd. Doch nog twee lijken bevatte het schuitje, 't Waren die der beide Spanjaarden, tusschen wier lansen Klaus zich had gewaagd en met wie hij al worstelend van de brug was gestort. Ook zij hadden den dood gevonden. Thans lagen vriend en vijand roerloos naast elkander.

Zooals ik reeds verhaalde waren, toen Klaus en de twee aanvallers van de brug in het water tuimelden, verscheidenen hun nagesprongen om te pogen den een of den ander te redden.

Dat dit echter weinig had gebaat, lag onder meer hieraan, dat de redders zelf moeite hadden om zich in den tamelijk snellen stroom, vlak bij de brug, ^voor verdrinken, te ibehoeden, en bovendien elk oogenblik konden vreezen door den vijand van boven af bestookt te worden. Zij moesten dus 't zoeken al spoedig opgeven.

Doch wat wel 't meeste zegt, zoowel Klaus als de Spanjaarden waren gewond en zelfs ernstig, toen zij van de brug in het water vielen. Denkelijk misten zij al aanstonds de kracht om zich boven te houden, of trok de een den ander meê naar de diepte. Zij waren althans na een oogenblik reeds nergens meer te bespeuren. Toen de strijd geëindigd was, werden door de Constansers lieden uitgezonden, om langs de oever te zoeken, of wellicht Klaus daar ook dood of levend was komen aandrijven. Tevens gingen een aantal mannen in bootjes, om te zien of er ook bij de brug of elders nog iets te ontdekken viel. Zoo werd dan het lijk van Klaus den wagenmaker ten slotte ontdekt dicht bij het paalwerk van de brug, waar men een hoed had gevonden die tusschen de spijkers was vastgeraakt. De drie lijken lagen - als 't ware tegen elkaar aangedrukt, waaruit bleek, dat de mannen gelijktijdig en als in één oogenblik den dood hadden gevonden.

Terwijl een paar van Klaus' beste vrienden zich haastten naar zijn woning om daar de treurige tijding te brengen aan zijne vrouw en kinderen, die reeds zulke bange uren hadden doorleefd, werd het lijk weggevoerd naar het huis van den burgemeester, 't Was een treurige, sombere optocht in het uur van middernacht, die lange rij van mannen en vrouwen, welke zwijgend en velen met tranen in de oogen, den wagen volgden, waarop de fakkels een rossen schijn wierpen. En menigeen zal zich toen het woord des Heeren herinnerd hebben: sik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard, " en ook dat andere: «Kostelijk is in de oogen des Heeren de dood zijner gunstgenooten!" Want zulk een was hij, Klaus de wagenmaker, en al wat Constans en hem overkwam, was om des Evangelies wil. Om het Evangelie, dat Rome en keizer Karel niet duldden, maat dat toch uitging, overwinnend en opdat het overwonne.

Was de rustdag tot een dag van woeling en strijd geworden, ook de nu volgende werkdag was een zeer vreemde. Aan arbeiden dacht niemand. Een sterke wacht van gewapende burgers bezette Petershuizen, wijl men niet wist of geen nieuwe aanval dreigde. Anderen gingen op kondschap uit, noordwaarts, doch keerden reeds des avonds terug met het verblijdend bericht, dat heeft, en het over zijn ontvangen van het »Heilsleger" handelend Aprtlnummer van De Heidenbode. De in deze stukken aangeklaagde, en in het Concept-antwoord in het gelijk gestelde, redacteur van De Heïdenbode., verzoekt intrekking van het Concept en benoeming van eene Commissie van Enquête; daarbij op spoed aandringende, dewijl nu nog verscheidenen uit Indië in Nederland zijn, die inlichting kunnen geven. Hierbij wordt tevens van verschillende zijden de aandacht gevestigd op de voor de Zending zoo hoogst verderfelijke wijze, waarop in Nederland door sommigen, vooral ook in de pers, tegen den arbeid der kerken door hare Deputaten wordt opgetreden. Na herlezing van het Concept-antwoord, mede dewijl enkele Broeders meenen, dat men na Br. Scheurers publiek schrijven, niet meer op zoo vaderlijken toon over deze zaak schrijven kan, terwijl anderen ook eenige te scherp geachte uitdrukkingen willen veranderd zien, wordt de discussie voortgezet. Middelerwijl is ook Br. Hovy ter vergadering gekomen. wijd en zijd geen vijand meer viel te ontdekken. In de stad zelf was het zeer druk. Geneesheeren bezochten de gewonden; de toebereidselen werden gemaakt voor de begrafenis van Klaus en anderen, die als hij waren gesneuveld. Da raod der stad kXvam bijeen om te bespreken wat te doen stond, en het volk verspreidde zich op de straten, onder den indruk van en sprekende over de groote dingen, die den vorigen dag waren geschied. Wel was het einde goed geweest, maar hoeveel treurigs mengde er zich in! Vooral de weduwe van Klaus werd diep beklaagd. Want zij verloor een man, die bij allen bemind vfas, een man die God vreesde, die een steun was voor heel de stad, op wien men nog voor vele jaren had gerekend.

Een groote menigte volks bezocht ook den kelder van het raadhuis, waarheen de gesneuvelde vijanden gebracht waren, die den volgenden dag zouden begraven worden. Terwijl velen daar met. elkander stonden te spreken, riep plotseling een burger, terwijl hij op een lijk wees:

Dien man heb ik meer gezien! Wie kan dat zijn? "

Anderen traden naderbij; eindelijk sprak er een: iGij hebt gelijk, 't Is de marskramer, die hier een poos geleden boeken verkocht. Hij is toen plotseling verdwenen."

Dan begrijp ik alles", sprak de waard uit de herberg, van wien we in 't begin verteld hebben ; en nu verhaalde hij wat wij reeds weten omtrent den jager en voegde er bij: sik bemerkte wel dat die man met den marskramer wat uitstaande had, doch 't ging mij niet aan. Maar nu vermoed ik, dat het allebei verspieders zijn geweest. I> ? een heeft althans zijn loon."

Twee dagen later werd het lijk van Klaus naar het graf gebracht. Wel zelden had een vorst een lijkstatie als hij. Al wie maar eenigszins kon volgde de lijkbaar of begaf zich naar het kerkhof. En 't was vóór de weduwe en haar kinderen bij al hun droefenis een lieflijke troost, dat zoo velen in hun smart deelden, en gevoelden dat allen veel verloren. Doch bovenal was het heerlijk, dat Klaus' huisgenooten niet behoefden te treuren als die geen hoop hebben en zich konden sterken in den Heere hun God.

In de kerk was een predikatie gehouden die tot veler hart doordrong, want het betrof den nood waarin men had verkeerd, de verlossing die God gewerkt had. Daarop volgde de begrafenis. Toen het lijk in de groeve neer zou dalen, sprak de burgemeester: sVrienden, wij mogen zeggen: de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd. Onze trouwe vriend heeft geleefd als een vroom man, die het Woord Gods eerde; hij is gestorven als een held., Als Arnold van Winkelried, die eeuwen geleden zich in de speeren der vijanden wierp en zoo Zwitserland redde, heeft hij de lansen der Spanjaarden getrotseerd en zoo deze stad behouden. Door hem heeft God verlossing gewerkt. Hij is den strijd te boven en de kroon der rechtvaardigheid is hem weggelegd. Laat ons zijn voorbeeld volgen, hem niet vergeten, maar bovenal Gode de eere geven voor hetgeen hij ons door Klaus, den nederigen en toch grooten man heeft willen geven, in zijn leven als in zijn sterven."

Constans was gered. Met schande had generaal Vives moeten aftrekken en keizer Karel kreeg weldra andere dingen te doen dan de vrije rijksstad te bedreigen, omdat zij het Evangelie liefhad. Voor de weduwe en de kinderen van Klaus werd gelijk behoorde, zooveel noodig was gezorgd. En de gedachtenis van dien rechtvaardige bleef in zegening, tot op dezen dag.

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1895

De Heraut | 4 Pagina's