Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze conclusie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze conclusie.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De citaten uit de Heraut, waarop de heer Lohman zich beroepen had, hebben we, voorzooveel ze van eenig belang waren, alle woordelijk afgedrukt, en doen uitkomen, 1°. dat we ze nog steeds beamen, gelijk ze voor jaren geschreven werden, en 2°. dat de tegenspraak, waarop de geachte schrijver ons waande betrapt te hebben, metterdaad niet anders dan in zijn verbeelding bestond.

Vraagt men ons nu, of we hierbij eenig kwaad opzet onderstellen, dan is ons antwoord, dat we dit niet doen.

V^^^el staat het bij ons vast, dat de heer Lohman goed zou gedaan hebben, met iets nauwkeuriger te lezen, en dat hij, het geding voor de vierschaar van het groote publiek brengende, zich uit besef van billijkheid en gevoel van rechtvaardigheid, meer op juiste voorstelling had moeten toeleggen ; maar we nemen gaarne aan, dat hij, eerst niet van plan zijnde om zijn stuk uit te geven, den drang hiertoe minder gevoeld heeft, doordien hij oorspronkelijk schreef voor 35 mannenbroeders, die in de Heraut geen vreemdeling zijn.

Ook ten deze geven wc aan de onderstelling van het minst verkeerde motie* onzerzijds voorkeur.

Feitelijk blijft er voor ons dan ook geen andere verklaring van deze citatenreeks over, dan dat de heer Lohman metterdaad ons niet begrepen heeft, en omdat hij ons niet begreep, zich te goeder trouw inbeeldde, dat we eertijds geheel anders spraken dan nu.

Dit uu zou op zichzelf tot de conclusie leiden, dat nadere inlichting, beter inzicht, duidelijker verklaring beiderzijds allicht het bestaande misverstand zou kunnen uit den weg ruimen.

En toch die hoop durven we thans niet meer koesteren.

Toen de geachte schrijver in zijn brochure zoo kras en sterk mogelijk had doen uitkomen, dat hij met name in verzet kwam tegen het drijven van zijn ambtgenooten, om de hoogleeraren te binden aan een menschelijk systeem, hebben, we terstond aangetoond, dat deze opvatting van de bedoeling zijner ambtgenooten op niets anders dan op een geheel verkeerde opvatting van de besproken stellingeh berustte.

Hij had niet onderscheiden tusschen de twee geheel verschillende vragen: Hoe komen we er achter, wat de Gereformeerde beginselen zijn en eische7t ? — en die andere : Wat is het bewijs voor hun tvaarheid en geldigheid.

Dat onze opvatting ten deze juist was, blijkt thans ten overvloede uit de publicatie van den Senaat.

Een ieder die deze Publicatie leest, en de stellingen aandachtig naziet, zal ontwaren, hoe metterdaad de voorstelling van den geachten schrijver één groote vergissing was, en hoe elk man van wetenschap zal moeten toegeven, dat zóó en niet anders moet worden opgespoord, wat de Gereformeerde beginselen zijn.

Had nu de geachte schrijver, dit bespeurende, terstond daarop geantwoord: »Welnu, dan vervalt ook mijn bezwaar", zoo ware hervatting van discussie alleszins denkbaar geweest.

Dit echter bleef uit.

niet uit onwil, maar uit over­ Natuurlijk tuiging.

De heer Lohman ziet blijkbaar het verschil tusschen zijn voorstelling en het werkelijk bedoelde niet in. Het ontgaat hem. Hij kan het niet toestemmen. Hij heeft er geen oog voor.

Dit nu is geen ongewoon verschijnsel.

Het doet zich elk oogenblik voor.

Dit ligt aan het subjectieve dat zich in elk onderzoek mengt.

Nu kan dit subjectieve in onzen aanleg sympathetisch zijn met het te onderzoeken voorwerp, en dan vlot het vanzelf. Wat ons voorgelegd wordt is dan een deel van ons eigen leven. De adem die er doorheen speelt is onze eigen zieleadem. Ea zoo zijn we er, eer we het weten, in thuis.

Maar ook komt het voor, dat dit subjectieve in ons die aansluiting mist; vreemd tegen het voorwerp van onderzoek overstaat; en er geen stuk van zijn eigen leven in vinden kan.

En dan doet zich zoo telkens dat i> niet zien" voor van wat een ander ««/< ? /ziet", dat •i> niet hooren" van wat een ander »zf^/hoort, " en daardoor dat volkomen te goeder trouw buiten machte zijn, om in eens anders gedachten in te komen.

Aan iets dergelijks nu meenen wc ook hier te moeten gelooven.

Vooral bij een ernstig verschil met een broeder, dien men in Christus liefheeft, en ook om zijn persoonlijke gaven en eigenschappen waardeert en hoogacht, is het Christenplicht steeds die verklaring te zoeken en vast te houden, die het persoonlijk karakter onaangetast laat, en onszelven bewaart voor wat met den eisch der broederliefde onvereenigbaar zou zijn.

Dit zou natuurlijk zonde worden, indien het ons verleidde, om de eere en de belijdenis der beginselen prijs te geven ter wille van dien broeder.

Dat mag nooit, want aan de beginselen hangt de eere Gods.

Maar mits dit vaststa, — en we meenen ook ia dit pijnlijk geschil geen oogenblik de beginselen te hebben losgelaten — kan en moet onze conclusie steeds de zachtst mogelijke zijn. En het is daarom de boven aangeduide conclusie, waarmee we deze bespreking van de citaten, als school hier tegenspraak met ons zelven, besluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Onze conclusie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's