Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gij hebt genade bij God gevonden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gij hebt genade bij God gevonden.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de engel zeide tot haar: rees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. Lvicas 1:30.

Maria neemt in de Kerst-historie een uiterst gewichtige plaats in. Zij is de dochter Eva's, in wie de belofte eens aan Eva gegeven, , even onverwacht als heerlijk vervuld werd.

Als ge van Eva in het Paradijs leest, huivert ge onwillekeurig, en onnadenkend onderdrukt ge soms den stillen wensch niet: »Ware Adam maar alleen gebleven! Wat krenking van Gods liefde ware uitgebleven. Wat bajert van ellende ware ons gespaard.

”Die Eva!

”Ze zou Adam ter hulpe zijn, en zie ze gaat in Satans dienst, wordt voor Adam een verleidster, en brengt hem ten val, en in hem ons. Die eigen zonde waarin ik zelf ontvangen en geboren ben, is een gif, dat Eva inzoog, op Adam overbracht, en dat uit hem nog in de aderen van mijn eigen zieleleven nawerkt."

Aldus kan, wie den schrik der zonde gevoeld heeft, en haar verderf in zijn eigen ziel bekend heeft, nu nog in toorne tegen Eva ontstoken worden. Want zij, de vrouw, de Schrift zelve zegt het ons, is »de eerste in overtreding geweest".

Satan heeft het gif der zonde voor ons geslacht gemengd^ maar Eva heeft 't in de aderen van ons geslacht gedruppeld.

We gaan hier thans niet dieper op in, maar de herinnering er aan mocht op het Kerstfeest toch niet uitblijven, om Maria bij de kribbe te verstaan, en den juisten blik te verkrijgen op »de begenadigde onder de vrouwen".

Immers het springt toch in het oog, dat Jozef er maar bij staat, en dat bij de Kribbe de orde van het Paradijs is omgekeerd. Ddar de man de hoofdfactor en de vrouw geroepen, een hulpe tegenover hem te zijn. Maar hier Maria geheel op den voorgrond tredend, en Jozef op den achtergrond schuilend. Hier hoofdpersoon de vrouw, en de man haar niet een beschermer en een hulpe.

En die Maria, die begenadigde onder de vrouwen, staat op den voorgrond, niet doordat ze zelve naar voren drong.

Eer merkt schuchterheid, bescheidenheid en nederige zin heel haar verschijning.

Zelfs is het niet haar natuurlijke inborst, noch ook de liefde en de toewijding van haar vrouwelijk hart, die haar vóór Jozef uit doen schuiven.

Dat Maria bij de kribbe de eerste, de rijkste^ de alle omstanders en bijstanders overschaduwende is, komt alleen door •verkiezende genade.

De hooge God had er haar toe uitverkoren. Niet om wat in haar was, maar uit vrijmacht en genade.

Hij had haar uit Jesses stam doen geboren worden. Van Hem was Gabriel haar toegekomen. Zijn kracht, de kracht des AUerhoogsten, had haar overschaduwd.

En al haar glorie onder de kinderen der rnenschen dankt Maria aan dat ééne, dat ze den Immanuël gebaard heeft. •

Niet aan haar hart^ maar aan dat Kindeke der eere dat ze onder haar hart gedragen had.

Maar juist overmits wat haar van alle andere vrouwen onderscheidde uitsluitend de genade Gods was, moet deze geheel eenige plaats die Maria onder alle vrouwen innam, dan ook erkend worden.

Onder de bezieling des Heiligen Geestes zong Maria zelve: Van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten". En de engel had haar den eerenaam gegeven van:7, De gezegende onder de vrouwen".

Dat ze later bij menig discipel, en bij menige andere vrouw in rijpheid van ontwikkeling en geloof ten achter stond, en dat Jezus zelf haar moest toeroepen: Vrouwe, wat heb ik met u te doen ? " (Joh. 2 : 4). En: gt; Wist gij niet dat ik zijn moest in de dingen mijns Vaders ? " (Luk. 2 : 49), brengt hierin geen verandering.

Dit zou wel zoo zijn, indien eigen voortreffelijkheid hier de plaats der eere moest verzekeren. Niet, nu niets die eere bepaalt, dan de genade Gods. En het is dan ook hoogst verkeerd, als, wie ook, zich door Romes zondige overdrijving verleiden laat, om aan dit zalig spreken van Maria door alle geslachten der aarde zich te onttrekken.

Niet Romes feil, maar Gods Woord is ons ten regel gesteld; en op dien grond alleen blijven ook wij Maria als sde gezegende onder de vrouwen" eeren, en spreekt ook onze mond haar zalig.

Zalig, niet als konden wij haar-de »eeuwige zaligeid" toespreken. Dat komt Gode alleen toe.

Maar zalig als de vrouw, als het menschenkind, aan wie de hoogste eere was toegedacht, die ooit aan iemand uit een vrouw geboren, kon te beurt vallen.

Omdat Maria zoo hoog onder alle vrouwen door God verkoren was, is door geen vrouwenhart banger schok gegaan dan door het hare.

Wat Maria doorvlijmd heeft, toen ihet zwaard bij Golgotha door haar ziel sneed", is in geen menschelijke taal uit te spreken, en de Christenzanger die in oude dagen deze bitterste smart in zijn Stabat Mater poogde te vertolken, zong lyrische waarheid.

En toch, wie zou niettegenstaande die felvlijmende zielesmart Maria haar maagdelijke moedereere niet benijden?

Ons is het denken aan Jezus reeds zoo goed en zoet, maar toch we gevoelen hoeveel we missen als we zien op die jongeren, die roemen in wat hun oog gezien en hun hand getast had van het Woord des levens.

Als we aanzitten aan het heilig Nachtmaal, genieten wedoor ons denken aan Jezus, aan Hem, die voor ons leed en stierf, maar wat zou het ons jiiet zijn, zoo we een enkel maai Jezi-s zelf daar in ons midden mochten zien zitten. Ook al mochten we dan niet vlak naast noch tegenover hem aanzitten, en al werd de Johannes' genieting van het aanliggen in zijn schoot aan anderen gegund, reeds uit de verte, op zekeren afstand zijn heilig Wezen te begluren, wat zou het verrukkelijk zijn!

En denk nu eens, wat aan Maria was te beurt gevallen.

Jezus ontvangen in haar eigen schoot. Jezus negen maanden onder haar hart gedragen, zonder dat de wereld nog iets van haar mysterie wist. Haar eigen vleesch, en haar eigen bloed, aan dit wonderbaar wordende Kindeke meegedeeld. Straks dien Jezus uit haar eigen schoot gebaard. Dat Iramanuël-kindeke haar kind. Met de melk uit haar eigen borst dat Kindeke Jezus gezoogd. Uren, dagenlang daar bij die kribbe neergezeten, geen oog van dat heilig Kindeke af.

Toen jaren achtereen dat opgroeiende Kindeke altoos bij haar. Zij, de eenige die voor het Kind Jezus zorgen moest; die het beddeke spreidde waarop hij sliep, de kleederkens gereed maakte die hij droeg, de spijze bereidde die hij at, van wier lippen hij de moedertaal leerde, die het eerst de rolle des Boeks voor hem ontsloot; en die op zulk een wijs, van de drie en dertig jaar, die Jezus op aarde omwandelde, hem bijna dertig jarenlang voor zich zoogoed als alleen had, zonder dat ze dien schat vooralsnog met de wereld behoefde te deelen, of aan de wereld behoefde af te staan ?

Zeg zelf, zijn er woorden in onze menschelijke taal, om zulk een geheel éénig voorrecht, zulk een alle denken te boven gaand geluk uit te spreken?

Wie onzer gaf niet heel zijn schat, indien hij één enkele week nu reeds hier op aarde, het zienlijke bijzijn van zijn Jezus mocht genieten en leven mocht indrinken van zijn heilige lijipenf

En bij Maria hield dit jaren aan.

Jaren van sil ons begrip te boven gaande moeder-en zieleweelde!

Ja, waarlijk, gij zijt ook ons »de gezegende onder de vrouwen, " en ook onze mond roerat na achttien eeuwen nog van uw zieleweelde, van uw wondere vreugde, van uw overgroot motdtrgeluk, van uw vrouwelijke zaligheid.

Waarom is aan Maria, en niet aan u, die dit leest, zoo groote zaligheid te beurt gevallen? Of trilt niet ook in u de ziel van dronken weelde, bij de enkele gedachte, dat het zoo met u geweest ware?

En dan luidt immers het antwoord: Niet desgenen die loopt, maar des verkiezenden Gods.

Aldus was zijn welbehagen.

Maria die hoogste plaats der eere onder alle vrouwen, en voor u de veel lagere, de veel mindere, met de hare nauwlijks vergelijkbaar.

En bij die gedachte fluistert dan Satan u zoo licht in, wat Jezus ons in de talenten-gelijkenis teekent. Wie tien, vijf of drie talenten ontving, spande zich in en won, maar wie met het ééne talent tevreden moest zijn, was misnoegd, vond het de moeite der inspanning niet waard, en begroef het.

En zoo denkt ook menige vrouw, en menige moeder: Ware ik als Maria geweest, heel het leven mijner ziele ware in dank uitgevloeid, maar wat is niijn armelijke levenstaak, of ook als ze zelve moeder werd, wat is bij Maria's Zoon vergeleken mijn kind.

En natuurlijk, zóó genomen, dan zinkt bij Maria vergeleken, uw roeping geheel in het niet weg, naar den Immanuël gemeten is uw kind niets.

Maar zie nu van Maria op Hem, die ook voor haar de Bron van haar zielezaligheid was, op den in vrijmacht verkiezenden God^ in het dienen van wiens welbehagen ook al haar levensroeping opging.

En immers dan verandert opeens heel de blik op uw eigen leven en op uw eigen roeping ?

Want of de koningsadelaar de lucht doorklieft, of de nietige bij honig purend over bloemen zweeft, beide drijven ze op de vleugelen die God hun besteld heeft en de bij niet minder dan de adelaar volbrengt Zijn wil.

En bij dat licht bezien, dan is er geen roeping die nietig is, omdat Hij die er u toe riep de Heere is.

Bovenal niet de roeping die God aan elke moeder gaf voor elk van haar eigen kinderen.

Vandaar die sprake der bezieling, die op elk Kerstfeest weer tot de tnoeder uitgaat, een stem van Godswege, haar afvragende: Wat hebt ge gedaan o, mOeder, met de schaapkens mijner kudde, die Ik, uw God, u heb toevertrouwd ? "

Dat roert dan het hart. Ook treft het zoo veler conscientie.

Want, helaas, de klacht is niet van onze lippen te weren, dat zoo menig gedoopt kind onder het opwassen minder ver zou zijn afgedoold, als de moeder meer moeder^ meer priesteresse van God bij haar kind was geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Gij hebt genade bij God gevonden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's