Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Elke dag heeft genoeg aan zijns zelfs kwaad.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Elke dag heeft genoeg aan zijns zelfs kwaad.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

[NIEUWEJAAR.]

Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijns zelfs kwaad, Matth. 6:34.

Het feit valt, helaas, niet te loochenen, dat voor meer dan één gezin het nieuwe jaar dat komende is, een nieuwe bron gaat ontsluiten van kommer en bezorgdheid.

Zoo telkens had mëtt gehoopt, dat er een keer in de zaken op til was. Na die vele »/(7.fifr« jaren zonden eindelijk dan toch > de vette" wel weer hun intrede doen. Het ergste was nu geleden. | Dieper kon de veer niet neergedrukt. En als er mi fóaar sekt.r kkin begin vtv: » lieicib''i..i; < kwaLa dan zou dit voor nering en negotie als iiet eerste uitloopen van het plantsoen in de lente zijn. Een lente, die een zomer, en straks na dien zomer een herfst met rijkat 'oogst voorspelde.

Dan zou een ieder er weer bovenop komen. Het geleden leed zou vergeten zijn. Lofliederen zouden uit de verdorde keel opstijgen. En nu reeds, nog te m.idden van zijn tegenspoed, werd men staande gehouden, door de hoop^ dat het welhaast daartoe komen moest; een hoop waarvan m.en wel niet leven kon, maar die toch den levensmoed ophield. •

Maar wie kan er het oog voor sluiten, dat ook het jaar 1895 ons het eerste uitbotten van die hoop niet gebracht heeft.

Gevorderd is men op geen enkel punt. Niet één knoop in het groote maatschappelijk vraagstuk is ontward. Het bleef heel Europa door, en tot|zelfs over zee, gespannen staan. En de moeilijkheid om een eerlijk stuk brood te verdienen, werd "al grooter; de concurrentie met haar onheiligen hartstocht, al. straffer; we hebben voor een dozijn en meer jaren een tijdperk van welstand gekend, maar die welstand is weg.

En al weten we nu zeer wel, dat shet Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid" eerst moeten gezocht, toch neemt dit niet weg, dat de jaarwisseling een gebeurtenis niet in het ^^«fe/y/è, maar in het burgerlijk leven is, en dat de vraag, hoe zijn schulden te betalen, die nog openstaan, en zijn zaken te beteren, die achteruitgaan, en althans voor één jaar weer met eere rond te komen, een harde vraag voor velen is, die de keel als toenijpt en het vragend oog somber voor zich uit doet staren.

En nu kunt ge daar wel tegen inroepen: »Wees toch niet bezorgd, lieve broeder, die zorgt is de Heere"; maar uit het Evangelie blijkt dan toch, dat Christus zelf ons menschelijk hart in zijn angst en in zijn nood heel anders aangrijpt. Want zeker, ook de Heere riep: sWees niet bezorgd", maar bij dat zeggen deed Hij ook die heel andere snaar in ons hart trillen: Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

Wat in dit zeggen: »Wees niet bezorgd, lieve broeder!" van de lippen van iemand die zelf in geen moeite zit, zoo wreed aandoet, is dat men den benauwde van hart meteenwt'i»/v/afscheept, oppervlakkig heenglijdt over wat voor hem banden des doods zijn, en daardoor toont geen liefde te hebben, niet in te gaan in zijn lijden, en aan het medelijden des ontfermens gespeend te zijn in zijn hart.

En juist dat vindt ge bij uw Jezus zoo heel omgekeerd. Iets wat ge terstond voelt aan die op zich zelf u verrassende woorden: sElke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad." Wie dat zegt, toont het menschelijk leven nog schier somberder op te vatten, dan de zwaarst tillende.

Voor der meesten besef toch staat het, alsof het leven gemeenlijk draaglijk was, zonder uitlokkend te wezen, en alsof slechts op enkele dagen het leed aanzwol om ons hart ts overstelpen.

Maar Jezus neemt het veel ernstieer en somberder op.

Neen, zegt uw Heiland, uw leven is niet een keten van draaglijke dagen, nu en dan door een dag van tegenspoed afgebroken; heel uw leven is tegenspoedig, op eiken dag is er een drinkbeker te drinken, zevenmaal in elke week gaat er een zon onder en zijn er starren die verduisteren; of om het kortweg te zeggen, gelijk de Evangelist het ons heeft overgeleverd: Elke dag heeft geiweg aan zijn eigen liüaad.

Juist het omgeke^rfje dus van wat die andere tro'ös'ters rdep'en.

Niet: »Er is geen reden om derwijs bekommerd en bezorgd te zijn"; maar veeleer omgekeerd: sGij hebt nog geen begrip van uw wezenlijken kommer, want verstondt ge ten volle het kwaad van heden., zoo zoudt ge geen tijd noch kracht overhouden, om aan het kwaad van morgen ook maar te denken."

Dat ge met het kwaad van mofgen en van overmorgen nu reeds bezig zijt, toont dat ge over het kwaad van heden heenglijdt, dat niet • doorziet, dat niet peilt in zijn diepte.

En daarom: Vervul u thans hoofd en hart niet met het kwaad, dat bij morgen hoort. Dat komt eerst aan de orde als het morgen zijn zal. Thans hebt ge voor het kwaad van rfif^wz dag te zorgen. En wie recht staat, zal merken, dat hij daarmede de handen reeds meer dan vol heeft.

Ge houdt geen tijd noch kracht over, om nu reeds met het kwaad van morgen bezig te zijn.

Elke dag heeft genoeg en te over aan zijn eigen kwaad.

Zeiden we dan te veel, dat er in dit krasse woord iets verrassends ligt? Iets dat opeens uw overleggingen omzet, en u anders voor het leven doet staan?

Ge hadt u reeds aan te veel kwaads gewend. Voor o, zoo veer dat toch eigenlijk uw hart zeer deed, waart ge reeds ongevoelig geworden. Dat noemdet ge al geen kwaad meer.

En waar ge voor schrikken bleeft, waren alleen die heel erge dingen en pijnlijke benauwdheden, die uit de verte u tegengrijnsden.

En nu roept Jezus u op eenmaal naar uw hart terug, en klaagt u aan over uw ongevoeligheid. Dat ge 's avonds bij het naar bed gaan zeggen kunt: »Goddank, vandaag is alles wel geloopen. Geen kwaad is er geweest, " onderwijl toch, bij heiliger licht bezien, niets goed liep, noch in uw eigen hart, noch in uw gezin, noch in uw omgang, en niet alleen uw innerlijk leven, maar' uw betrekking tot anderen, en uw levenstoestand zoo gansch anders was en bleef, dan dit zijn moest in mv Paradijs., terwijl gij toch als Gods kind al wat minder dan het Paradijs is, een kwaad moest weten te noemen. Maar daar zijt ge over heen. Ge zit in den kerker en zijt er door afgestompt. Ge draagt boeien en het ergert u niet meer als de schalmen er van in uw vleesch innijpen.

Dat is uw zelfverlaging. Geboren koningskind, hinderen u de bedelaarslompen niet meer, die u bij beter en bij dieper inzicht toch onteeren.

En juist nu dat laten varen van uw hooger adel, dat afzien van uw aanspraak op hooger geluk, dat is het wat u van uw God, van uw Oorsprong, van uw Vader in de hemelen vervreemdt. Daardoor ploft dan de zorge voor de toekomst van uw God op u neder. En terwijl ge hard van huid zijt geworden voor het kwaad in het heden, waartegen ge strijden moest, bezwijkt ge machteloos, en zonder kracht tot verweer, bij den schrik voor het kwaad dat na weken of na maanden komen kan.

En zeg nu niet, dat dit woord van Jezus u nog ongelukkiger maakt.

Dat schijnt wel zoo, maar het is zoo niet.

Dan verwijt men u: »Met mijne zorgenvoor de toekomst heb ik het al zoo zielsbenauwd; en nu wilt ge me nog het hart bezwaren met allerlei kwaad in het heden, waaraan ik gelukkig goweiid was geraakt, en dat me deswege niet '. r beklemde, "

•i f*x de ervaring leert het anders, en zet op Jezus' woord het zegel.

We moeten wéten, dat ons leven is szeventig en tachtig jaar, en dat het meeste van dien is moeite en verdriet." We moeten eiken dag de rauwe tegenstelling voelen tusschen het geluk dat God ons bereid had, en de werkelijkheid te midden waarvan we leven. Dan alleen weet en bekent ge, dat uw thuis daarboven, uw vaderland bij God is, en dat de harde reis, die we hier te volbrengen hebben, gevolg is van onze eigen schuld, dat we den verkeerden weg inliepen, en dus op dien weg weer terug moeten, om weer uit te komen bij onzen God.

Zoo wordt alles van binnen in u wakker. Ge maakt de hoogste aanspraken op uw erfenis om JezU)' wil daarboven, maar juist daarom geen de minste aanspraak om het wel te hebben, nu reeds, hier op de pelgrimsreis.

Hier is het kwaad, en het kwaad is er alle dag, is er elk uur, is er van binnen en van buiten, in u en in anderen. En wie dair een oog voor heeft, die leeft, dien schrijnt het door de ziel, maar dien prikkelt het ook de energie, en die kan te midden van zijn kwaad zoo stil en innig dankbaar zijn voor eiken beker koud water, die hem op de pelgrimsreis nog gereikt wordt.

Wie half blind door het leven gaat, en daarom het kiuaad van eiken dag niet ziet, - die kent geen zonde, die kent geen kommer over de zake Gods, dien wegen zijn kinderen niet met een eeuwig belang op het harte, dien verteert de liefde van Christus en zijn Sion niet.

Als zulk een man de honderdduizend uit de loterij trok, en geen zieken in huis heeft, en vrienden voor den omgang bezit, dan is hij de wereld te rijk, en zou hij alle zorg van zich schudden.

Andere behoeften, dieper nooden, angstiger zorgen kent hij niet.

En daarin juist ligt het valsche van zijn toestand; want eens komt de ure, dat geen geld meer lafenis biedt, en de doodsangst van den eeuwigen nood op de ziel valt, en het naar het oordeel gaat, en al dit kwaad van eiken dag, waarvoor hij nooit een oog had, opeens als een machtig spooksel voor hem zal staan.

Wie, als hij maar geld had, al zijn zorgen zou afleggen, steunt in het binnenste van zijn hart nog meer op Mammon dan op God. Soms zelfs is zijn bidden niet anders dan een bidden of God hem bij Mammon gunste wil doen verwerven.

En om dien boozen toestand bij den wortel af te snijden, daarom roept Jezus u zoo zonder sparen van het kwaad van morgen en overmorgen naar het kwaad van heden terug.

Naar het kwaad van dezen dag., een dag waarop gij nog geen kwaad ziet, omdat er een blinddoek om uw oogen ligt gewonden. En nu rukt Jezus dien blinddoek af, en toont al het kwaad, dat er heden is. Heel ander kwaad, veel dieper kwaad. Schulden niet van geld, maar schulden voor God. Schulden die scheiding tusschen u en uw Vader in de hemelen maken, en juist daardoor u de rust en den troost benemen, die het geloof in uw Vader daarboven voor de toekomst schenken kon.

Hier nu blinkt Goddelijke wijsheid.

Wie toch dit nieuwe jaar ingaat, niet om zijn God de zorge voor de toekomst uit de handen te nemen, maar om eiken dag met open oog het kwaad aan te zien dat er dien dag is, er dien dag tegen te strijden, en het dien dag te overwinnen, die komt met eiken dag zijn God nader., en leert eiken-dag te beter de moeilijke les, om aan zijn God over te geven., wat tochdie God in zijn hand heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Elke dag heeft genoeg aan zijns zelfs kwaad.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's