Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Baken op de kust

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Baken op de kust

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

We achten het oogenblik gekomen, om de Stellingen, die de Senaat der Vrije Universiteit onlangs bij afzonderlijke Publicatie bekend maakte, ook onder de oogen onzer lezers te brengen.

De hangende geschillen hebben zich nu ver genoeg ontwikkeld, om het voor de kenners duidelijk te maken, dat de strijd, die in den boezem der Vrije Universiteit uitbrak, wel metterdaad over haar levensbeginsel liep.

Dat dit nog niet voetstoots door allen wordt toegegeven, is waar. Edoch, is het zoo onnatuurlijk, dat, meer dan één den moed mist, om ongelijk te bekennen, na zich eerst in tegenovergestelden zin te hebben uitgelaten ?

En ook, zou men niet vreemdeling in ons Nederlandsch Jeruzalem moeten zijn, indien men ontkende, dat zulke quaestiën zich bij ons steeds vermengen met persoonlijke sympathieën en antipathieën, en langen tijd schier uitsluitend daarnaar beoordeeld worden?

Toch is de kruitdamp nu reeds genoeg opgetrokken, om met zekerheid te kunnen voorspellen, dat, als na eenige jaren de Historie haar oordeel zal vellen, dit oordeel geen ander zal kunnen zijn, dan dat metterdaad Art, 2 der Statuten thans met ernst en veerkracht moest gehandhaafd worden, of dat het voorgoed krachteloos zou zijn gemaakt, en dat de Vrije Universiteit hiermee weg zou zijn geweest.

Niet dan toch bloeit die Universiteit, als ze, met prijsgeving van haar beginsel, het getal van haar hoogjeerareu en van ha. r studenten verdubbelt, tnaar als ze blijkt c e innerlijke veerkracht te bezitten, om ondtr de pijnlijkste omstandigheden, zij het ook met verlies van hoogleeraren en studenten en geldmiddelen, haar beginsel ongeschonden te bewaren.

De sierlijkste boom gaat dood, als de wortel verkankert, ook al staat zijn kroon op het oogenblik nog wijd vertakt. En daarentegen, zoolang de wortel maar gezond blijft, kan de afgehouwen tronk nog uitloopen, ook al moest desnoods heel de stam worden afgekapt.

En die wortel nu is voor de Vrije Universiteit het beginsel, dat ze in Art 2 van haar Statuten belijdt.

Dat artikel 2 is, gelijk onze vaderen zeggen zouden, het articulus stantis autcadentis Universitatis, d. w. z. het artikel waarmee de Universiteit staat of valt.

Bij de stichting dezer Universiteit is nu van min welwillende zijde herhaaldelijk geprofeteerd, dat, als het er op aankwam, de Vrije Universiteit niet in staat zou zijn, haar beginsel te handhaven.

Ons scheen destijds toe, dat dit welVon, ook al hadden we toentertijd nog geen flauw voorgevoel van de pijnlijke offers waarop dit kon te staan komen.

Want, ja, er moest met aangrijpenden ernst gehandeld worden, of het doel ware gemist geworden.

De verleiding, om in het hachlijk oogenblik toe te geven, was zoo onbeschrijflijk groot; niet het minst doordien zij, die hadden moeten steunen, en er toe geroepen waren, in stede van dien steun te bieden, het doorzetten van den strijd veelszins bemoeielijkten.

Maar de zaak is thans gewonnen, en hierin ligt voor de toekomst de beslissing.

Het is nu gebleken, dat de Vrije Universiteit tot geen prijs te bewegen was, haar beginsel los te laten, en dat ze liever het liefste prijsgaf, dan zich te bezondigen aan ontrouw.

Haar vaandel is niet verbleekt, maar mag zich nog met heldere banen ontplooien.

Juist daarom echter is het wenschelijk, dat zij die in de Vrije Universiteit een gave Gods aan ons-volk zagen, dan nu ook dieper doordringen in wat aanhangig was, en zich er, met toenemende helderheid, rekenschap van geven, op hoe ernstige wijze het beginsel bedreigd was.

Daartoe nu heeft men in de eerste plaats kennis te nemen van de hieronder staande Stellingen.

Bij de lezing hiervan houde men intusschen Wel in het oog, dat deze Stellingen in het minst niet ontworpen zijn, om zekere tegenstelling te zoeken.

Integendeel, bij de ontwerping van deze Stellingen zweefde geen der opstellers een ander doel voor oogen, dan dat het ten slotte gelukken mocht ook de dissentieerende hoogleeraren er voor te vinden.

Men kon zich nog niet voorstellen, dat ze er niet voor zouden te winnen zijn.

Eerst later, toen ze aan de orde kwamen, deed men de pijnlijke ervaring op, dat zelfs deze Stellingen, die toch zoo zuiver en recht liepen, in hoofdzaken en bijzaken, verworpen werden.

Doch hiermede was de zaak dan ook beslist.

De Universiteit mocht zich van dat oogenblik af niet langer vleien met een hoop, die een schuldige illusie zoo zijn geworden.

Langer te aarzelen ware geweest. plichtverzaking

Ter toelichting voorshands slechts dit.

De Stellingen, gelijk ze hier volgen, zijn ontworpen door een Commissie van drie leden. Ze zijn daarna door den Senaat in handen van de gezamenlijke Professoren gesteld, en door deze op enkele punten, wat de redactie aangaat, gewijzigd, en met algemeene stemmen op twee na aangenomen. En daarop zijn ze door den Senaat als zoodanig overgenomen, en in dezen laatsten vorm gepubliceerd.

Het begin dat er boven staat, is de inleiding, waarmee ze als rapport bij den Senaat inkwamen, en die we volledigheidshalve staan laten.

Het geheel nu luidt aldus:

üe inleiding waarmede deze stellingen bij den Senaat werden ingediend, was van dezen inhoud:

»De ondergeteekenden ontvingen in opdracht, een schema in gereedheid te brengen, dat als leiddraad zou kunnen dienen voor de bespreking van de beteekenis, die in artikel 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag voor ons Hi-oger Onderwijs in het gemeen, en voor de afzonderlijke vakken in het bijzonder, zij toe te kennen aan de in dit artikel voorkomende uitdrukking: de Gereformeerde beginselen. Daar echter de uitgebreidheid van dit onderwerp h. i. splitsing noodzakelijk maakte, achten zij zich vc or ditmaal te moeten bepalen tot het ontwerpen van een schema voor de methodologie van deze beginselen. En dat wel een schema voor zoodanige bespreking, dat voortaan zou afgesneden worden de noch universitair, noch wetenschappelijk te rechtvaardigen toestand, dat elk hoogleeraar zich, geïsoleerd, een denklseeld van deze beginselen vormde ; en daarentegen de eenig gewettigde toestand voorbereid, waarin de gezamenlijke hoogleeraren, op grond van gemeenschappelijk onderzoek, althans van eenzelfde grondbeschouwing over de beteekenis der Gereformeerde beginselen, bij hun onderwijs zouden uitgaan.

sZij hebben de eer, als vrucht van hun commissoriale bespreking, hierbij aan den Senaat dit Schema in de volgende reeks stellingen aan te bieden".

I.

Onder Gereformeerde beginselen is in Art. 2 der Statuten te verstaan: de beginselen van het Calvinisme.

Al wordt toch niet ontkend, dat de naam van »Gereformeerd" ook wel gebezigd is ter aanduiding van het Zwinglianisme, en op Duitschen bodem een ten deele Melanchthoniaansche strooming dekte, ja, zelfs bier te lande met zekere voorliefde door de Arminianen werd aangegrepen, historisch staat niettemin vast, dat het Calvinisme op Gereformeerd terrein de meest/r/«cipi€ek uiting van het Gereformeerde leven ver«

toont, zijoiiat dit hieruit, ea niei uit zijn zwakkere en minder zuivere formatiën moet gekend worden; terwijl voorts het tweede gedeelte van Art. 2, waarin voor de Theologische faculteit de Gereformeerde beginselen nader aan de Formulieren van Eenigheid der streng Calvinistische kerken in Nederland gebonden worden, niet slechts dciC opvattmg bevestigt, maar zelfs elke andere uitsluit.

2.

Aangezien in Art. z der Statuten van Gereformeerde begitiselen alleen in dien zin gesproken wordt, dat zij den grondslag van zeker onderwijs moeten uitmaken, zoo zijn hier onder beginselen te verstaan, niet die uitgangspunten welke in de feiten en in het wezen der dingen liggen, maar zulke beginselen, die in het bewustzijn de wereld der geuachte beheerschen.

Natuurlijk worden de uitgangspunten van het denken, die in de feiten en in het wezen der dingen ook voor het denken liggen, daarom niet buiten rekening gelaten, maar slechts uitgesproken, dat ze in den grondslag van het onderwijs eerst meerekenen nadat ze uitgedrukt zijn in den vorm der gedachte. Voorts wordt door den meervoudigen vorm niet ontkend, dat deze beginselen een gemeenschappelijken v/ortel hebben én akoo organisch samenhangen, maar terwijl dit laatste erkend wordt, slechts aangeduid, dat de onderscheidene vakken van onderwijs in engeren zin afgeleide beginselen tot uitgangspunt hebben.

.3-. . . jGereformeerde beginselen" mag niet uitsluitend verstaan worden in antithetischen zin, als kwame hierbij slechts datgene in aanmerking wat de Calvinistische richting van andere richtingen onderscheidt-, zoodat hctgene haar met andere richtingen gemeenschappelijk is buiten beschouwing zou blijven; maar is aldus te begrijpen, dat Gereformeerde beginselen zijn die beheerschende uitgangspunten van ons denken, die geheel het menschelijk leven, zoo als zich dit in Calvinistische kringen vertoont, verklaren en richten knnnen.

4-

Overmits het menschelijk leven, in zijn Calvinistisch type, niet een nieuwe schepping is, maar opkomt in de hisiorio; noch ook in zichzelf is opgesloten, maar in gedurige aanraking komt, ja, organisch samenhangt met het inenschelijk leven, dat in verwante of geheel vreemde üf zelfs tegenovergestelde vormen optreedt, moet het ook in verband met dat overige leven beschouwd worden en moeten de Gereformeerde beginselen tevens bij het onderwijs het. uitgangspunt geven voor de juiste beschouwing van., en het rechte oordeel over dit voor-en (^«//««-Caivinistische leven.

5-.

De Gereformeerde beginselen mogen niet, naar de wijze derNominalisten, in onsamenhangenden zin worden opgevat, als ware hieronder te verstaan hetgeen óf bij Calvijn óf bij eenigen Calvinist na hem, als bewust denkbeginsel is uitgesproken. Meer daa eenige andere richdng is juist het Calvinisme tegen zulke oppervlakkige opvatting gekant. Van God en niet van den mensch ging de actie uit, die aan een deel der Christenheid den hoogeren levensvorm schonk, die in het Calvinisme belichaamd is. De gedachte, die bij deze actie Calvijn en zijn geestverwanten dreef, gaat boven hun persoonlijk denken uit. Zij zijn geleid door motieven, die lang niet altijd tot hun persoonlijk' bewustzijn, in al haar klaarheid, waren doorgedrongen. En allerminst stelde helder nzicht in den organischen gedachtensamenhang van d^ae rnotifven hen tot het formulecren van hun denkbegm'i: jg^ in staat.

Uit dien nooitg is het wetenschappelijk onderzoek naar «e J^aij^jj^j^^j^^j^g beginselen allerminst afgeloopen, j^^.^^.g ^^^^^^ ^^^ Calvijn dacht; maar is aiVfjai, ggj-gt voleind, zoo we volledig en in Jii^t j^erband die uitgangspunten voor ons denken, 0| gjj^ terrein des levens, voor ons heb-VJ^^'' ^'^§'5'^''' consequent een denkwereld ^^°°t^^^i die het Calvinisme als levensver-'sciiijnsel ten volle dekt en in zijn verschillende levensuitingen verklaart.

6.

Hieruit volgt, dat bij het onderzoek naar de kennis der Gereformeerde beginselen zeer zeker ook te rekenen valt met hetgeen de oorspronkelijke en latere Calvinistische denkers als beginselen van hun denken hebben aangegeven; maar tevens dat hetgeen aldus door hen is uitgesproken aanvulling en critiek behoeft, en dat deze alleen te verkrijgen is door nauwkeurige bestudeering van het geheele complex van verschijnselen, waarin zich het menschelijk leven van Calvinistisch type, zoo op kerkelijk als staatkundig, op huiselijk als maatschappelijk, op wetensciiappelijk als acsthetisch gebied, geopenbaard heeft, en zulks in zijn oorsprong, zijn historisch verloop, en zijn huidig bestand.

7-

Bleek dat achter deze verschillende verschijnselen geen gedachte school, of ook dat de gedachten die in deze onderscheidene verschijnselen zich belichaamden, onderling niet saamhingen, _ en alzoo niet tot vaste beginselen te herleiden waren, zoo zou hieruit volgen, dat er slechts van aphoristische verschijnselen, maar in geen geval van Gereformeerde of Calvinistische beginselen sprake kon zijn.

Ten einde in den zin van Art. 2 der Statuten hooger onderwijs op den grondslag der Gereformeerde beginselen te kunnen geven, moet dus ondersteld, dat achter deze onderscheidene verschijnselen wel een gedachte schuilt, en dat deze onderscheidene gedachten wel tot beginselen te herleiden zijn, en dat deze beginselen w^/onderling samenhangen.

Doel der methodologie van de Gereformeerde beginselen moet diensvolgens zijn, de gedachten, waaruit de kenmerkende verschijnselen van het Calvinisme zich verklaren laten, op te sporen van deze gedachten uit door te dringen tot de beginselen, waaruit ze opkomen, en niet te rusten eer de wortel is blootgelegd, waaruit deze beginselen in organisch verband opspruiten.

8.

Onder jverschijnselen" in de 6e en 7e stelling zijn te verstaan, niet enkel levensuitingen m engeren zin, maar evenzoo gewoonten en toestanden; en niet minder gedachtenuitingen, zoo over eigen leven, als over het véór-en buiten-Calvinistische menschelijk leven en denken.

9.

Overmits er 3wisselwerking" bestond tusschen de eigenaardige gesteldheid van het menschelijk leven in die volkskringen, waar het Calvinisme ingang vond, en de Calvinistische geestesrichting zelve, levert het gemeenschappelijke in de eigenaardige gesteldheid van deze volkskringen een niet te versmaden bijdrage tot het rechte inzicht in de Gereform.eerde beginselen.

10.

Bij het opsporen van de kennis der Gereformeerde beginselen uit het complex van de verschijnselen, die het Calvinistische leven, in onderscheidene landen en tijden, te aanschouwen geeft, IS niet aan alle deze versciiijnselen gelijke waardij toe te kennen.'

, Bij het afwegen dezer onderscheidene Waardij^ is rekening te houden met deze distinctiën: i". is te onderscheiden tusschen de uitingen van het Calvinistische leven in zijn middelpunt, en in den tneer afgelegen omtrek; met dien verstande, dat de waarde, aan de verschijnselen te hechten, klimt, naar gelang ze dichter bij het centrum liggen, en daalt, naarmate ze meer den omtrek naderen;

2". is te onderscheiden tusschen de formatie van het Calvinistische type in zijn omkomen-, en tusschen de ontwikkeling van dit eens geformeerde type in zijn historisch verloop, met zijn vertakkingen, verzwakkingen en ontaardingen;

3". is te onderscheiden tusschen hetgeen in deze levensuitingen essentieel en accidenteel is; en voor wat het laatste aangaat, is met name daarop te letten of en in hoeverre iets uit eigen beginsel ontsproten, dan v/el uit het verleden mee overgenomen is; of en in hoeverre iets uit het beginsel voortvloeide, dan wel accommodatie aan bestaande toestanden was; en zoo ook of en in hoeverre de zuivere doorwerkifig vyn het beginsel belet werd door van elders geboden tegenstand of geoefenden dwang;

4". is te onderscheiden tusschen hetgeen Calvijn c. s. zelven fnet bnoustheid inzagen en najaagden, en datgene wat hen, zonder dat zij het genoegzaam helder inzagen, onbewust bewoog, voortdreef en leidde;

en 5". is te onderscheiden tusschen hetgeen zij enkel theiisch en daardoor meer in algemeenen vorm uitspraken, en hetgeen zij ook antithetisch, en daardoor in scherper belijning, hebben uiteengezet.

ïi.

Voor zoover het Calvinisme over zichzelf heeft nagedacht, en ons de vrucht van dit denken in geschriften heeft achtergelaten, is de leidende gedachte van het Calvinisme te zoeken op Kerkelijk en Theologisch gebied; eensdeels overmits op dit gebied de heel ons menschelijk leven beheerschende vraagstukken thuisbehooren, en anderdeels omdat het Calvinisme zich juist daardoor als principi'éele levensrichting openbaarde, dat het begon met den strijd aan te binden op geloofsterrein.

Uit dien hoofde staat als eerste kenbron van het Calvinisme op den voorgrond die beschouwing over de Heilige Schrift en die uitlegging van haren inhoud waarvan de Belijdenisschriften der Gereformeerde kerken ons getuigenis geven.

Buiten de Heilige Schrift kende het Calvinisme geen ons denken volstrektelijk beheerschend gezag; maar dat gezag der Heilige Schrift wilde het dan ook doen gelden zuiverlij k en in vollen omvang. Het bond zich daarom niet enkel aan wat letterlijk in dezen of genen tekst geschreven stond, maar ook aan de logische gevolgtrekkingen, die in die enkele teksten en in den samenhang dier teksten besloten lag, overmits het oordeelde, dat er geen Woord Gods kan zijn, zonder dat tevens alle logische gevolgtrekkingen uit dat Woord in dat Woord begrepen en alzoo mede bedoeld warerr. En overmits nu én over de uitlegging van die teksten, en over hun samenhang, en over logische consequentiën, die er in besloten lagen, verschillende meeningen waren verkondigd, de ééne meer, de andere minder zuiver, en hieruit zeer uiteenloopende voorstellingen van den wille en de openbaring Gods ontstaan waren, heeft het Calvinisme in zijn Belijdenisschriften uitgesproken, hoe en op wat manier het gezag der Heilige Schrift, dat ons leven en denken moet beheerschen, te verstaan zij.

12.

Subsidiair komen hierbij in aanmerking de Liturgische formulieren der Gereformeerde kerken, haar Kerkenordeningen, en andere door haar in Synoden genomen beslissingen, en de Dogmatische consensus van haar kundigste. woordvoerders, zoo voor de leerstellige en zedekundige, als voor de kerkrechtelijke Godgeleerdheid; Calvijn, als de vader van heel deze geestesrichting, vooraan.

13-

Tweede hoofdbron voor de kennis van de Gereformeerde beginselen is de verzameling j-Zr? /!/schrijten, waarin de Calvinisten het goed recht van hun belijdenis en van geheel hun levensbeschouwing verweerd hebben tegen verwanten of antithetische richtingen, met name tegenover de Roomschen, de Anabaptisten, de Libertijnen, de Socinianen, de Lutherschen, de Arminianen, de school van Saumur, de Independenten, de Cartesianen, de Coccejanen en de Spinozisten.

14.

Derde hoofdbron is de Historie van de Calvinistische kerken en volkeren, of ook van de Calvinistische groepen in landen, waar zij duurzaam vervolgd en ten laatste onderdrukt werden. En in verband hiermee de beschrijving van de toestanden en gewoonten, die zich, onder den invloed van het Calvinisme, op allerlei gebied des levens gevormd hebben; alsmede de levensbeschrijving van Calvinistische mannen en vrouwen.

.''S-.

Vierde hoofdbron eindelijk is hetgeen op wetenschappelijk, en aesthetisch gebied (dit laatste met name in de poëzie), over allerlei onderwerpen, en in allerlei vorm, in den loop der eeuwen, van Calvinistische zijde geleverd is.

16.

Overmits Art. 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag bedoelt een beoefening der onderscheidene wetenschappen op den grondslag der Gereformeerde beginselen voor onzen tijd in het leven te roepen, is het vóór alle dingen noodig, dat aan die beginselen ook de beantwoording worde ontlokt van de vragen, die eerst sinds Kant's onderzoek van het kennende suiject meer op den voorgrond zijn getreden, en die in de i6de eeuw zich nog aan niemand, en dus ook niet aan Calvijn, in die volle strekking voordeden. Over den aard en het wezen onzer kennis, over de wijze waarop het kennend vermogen werkt, op het verband tusschen dit kennend vermogen en het te kennen voorwerp, over de grenzen onzer kennis, over de inethode om kennis te erlangen, onderscheidenlijk bij de natuurlijke en de geestelijke wetenschappen, is bij onze vroegere Calvinisten geen genoegzaam bevredigend bescheid te vinden.

Toch mag ook de beantwoording van deze vragen, volgens Art. 2, niet van elders worden verwacht, maar moet zij worden ontleend aan de Gereformeerde beginselen. Om nu hiertoe, te geraken, zijn de gegevens die van Calvinistische zijde, in verband met 's menschen schepping na? , r den beelde Gods, zijn vastgesteld, zoo omtrent het wezen van den mensch en zijn vermogens, als omtrent de verhouding van onze kennis tot de kennisse Gods, omtrent de verhouding van den mensch tot den kosmos, omtrent de verduistering van ons verstand en de verdonkering van onze wijsheid door de zonde, omtrent het verband tussclien natuurlijke en bijzonderlijk geopenbaarde kennis, omtrent de uitwerking der palingenesie en der iiluminiitio, omtrent de vormen die de creatuurlijke kennis bij de engelen en de gezaligden heeft — zóó bijeen te verzamelen. dat daaruit de theorie der kennis kunne worden opgebouwd.

Subsidiair doet dan daarbij dienst de kennisneming van den strijd die over onderwerpen, hiermee saamhangende, van Calvinistische zijde gevoerd is met de Roomschen over de openbaring, met de Anabaptisten en anderen over de illurainatio, met de Lutherschen over de rede in den gevallen mensch, met de Socinianen over de rede en de openbaring, met de Cartesianen over het uitgangspunt van alle zekerheid, en met anderen over het verband tusschen kennis en gevoel, over het nominalisme, en over de aangeboren begrippen.

Wat eindelijk de onderscheidene vakken van wetenschap aangaat, die niet tot de theologische wetenschap behooren, zoo wordt de studie dezer vakken in het gemeen beheerscht door de Calvinistische belijdenis omtrent de schepping, de souvereine regeering Gods over de wereld, het wezen van den mensch en van den kosmos, den val in zonde met de daaruit voortvloeiende verstoring van de oorspronkelijke schepping, zoo in als buiten den mensch, en omtrent de genade die deels algemeen, deels bijzonder van aard, zoowel den tegenwobrdigen stand der dingen beheerscht als het einddoel van aller dingen verloop en ontwikkeling bepaalt. Uit deze onderscheidene gegevens vloeit een tegenstelling voort tusschen hetgeen alleen krachtens de schepping en hetgeen krachtens/^iJrJ'ir/i^^M^ in gewijzigden vorm bestaat, en het is de telkens zich openbarende verhouding tusschen deze beiden, die van Calvinistische zijde beheerscht wordt door de" wijze waarop het Calvinisme de dingen der natuur en de dingen der genade onderscheidt en toch weer in verband zet.

In de tweede plaats moet elk afzonderlijk vak van studie rekening houden met de bijzondere gegevens, die met opzicht tot de voorwerpen waarmede zij zich bezighoudt, in de Calvinistische belijdenis, en dug ~ ook in de bron waaruit zij vloeide, d. i. in Gods Woord gegeven zijn.

En in de derde plaats heeft elk afzonderlijk vak van studie zich, in het gemeen en bij elk onderdeel, rekenschap te geven van de inzichten, die in den Calvinistischen levenskring over zulk een vraagstuk steeds gegolden hebben, of ook bij wettige gevolgtrekking uit de naaste en de meer verwijderde beginselen van het Calvinisme voortvloeien.

Dit laatste met dien verstande, dat krachtens deze beginselen tevens critiek op de dusver heerschende inzichten worde uitgeoefend, en bij verschil van inzicht tusschen de onderscheidene Calvinistische personen of groepen, aan de beginselen de beslissing blijve.

Bij zich voordoenden strijd» tusschen de gegevens der ervaring en de gegevens der Heilige Schrift, eischt het Calvinistisch beginsel, dat óf de onjuistheid der uit die natuurlijke gegevens getrokken conclusie worde aangetoond, óf de onjuistheid van opvatting bij de uitlegging der Heilige Schrift worde beleden.

Langs dezen weg moet én de theorie onzer kennis én elk organisch deel der wetenschap, én eindelijk het geheel der wetenschap, ten slotte zóó komen te staan, dat de grondslag der Gereformeerde beginselen geheel en uitsluitend het gansche gebouw der wetenschap drage, en dit wel in dien zin, dat er niet één enkel rustpunt voor onze wetenschap overblijve, dat niet door onze beginselen gewaarmerkt zij.

Voor Copie conform,

KUYPER,

h. t. Abactis.

AMSTERDAM, 15 Nov. 1895.

Dat met deze Stellingen het onderzoek nog op verre na niet is afgeloopen, behoeft vi^el nauwlijks herinnerd.

Het is er pas meê begonnen.

Ze toonea een eerste schrede op den Weg.

o, Zoo velen beelden zich in, dat het in minder dan geen tijd is uit te maken, wat de gevolgtrekkingen van het Calvinisme voor heel de wereld van ons denken zijn.

Anderea meenen dat ze er mee van af zijn, zoo ze de drie Formulieren van eenigheid maar hebben doorgelezen.

Maar wie zich aangordt tot dezen machtigeu arbeid, leert het wel beter.

Ook van dit brood geldt het, dat het niet anders dan Ta het zweet uws aanschijns door u zal gegeten worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Baken op de kust

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's