Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Den winter, dien hebt Gij geformeerd.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Den winter, dien hebt Gij geformeerd.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij hebt alle de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd. Ps. 74 : 17,

Van Nova Zambia roept Tollens ons in zijn soms al te hoogdravenden zang toe: sHier heeft de Wintervorst zijn zetel opgeslagen".

Toch eigenlijk ongodvruchtige, en in den grond Heidensche taal, alsof er een Winterkoning ware, die ijs en sneeuw en rijm aanbracht. Een taal zoo sterk contrasteerende met wat onder Israël een David en een Asaf zong: is Onze GodgttfX sneeuw als wol, Hij strooit zijn rijm uit.als asch, Hij werpt zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor sijne koude? "

Ddt is de taal der vroomheid.

Ook de winter niets dan een wondere schepping van de alui'achtigh'eid des Heeren.

Ook in de koude, die de gedaante des aardrijks verandert, onze God groot gemaakt.

Of, korter nog, met Asaf in Psalm 74 beleden: Ook den winter^ dien hebt Gij geformeerd.

Alzoo die winter is er niet toevallig; wat die winter met zich brengt is geen spel of gril. Er zit ook in dien winter een formatie. Er spreekt zich ééne groote gedachte in uit, die haar boeien tijdelijk om heel ons leven slaat, en tot in het kleinste doordringt.

Diezelfde God die he', paradijs zonder seizoenen schiep, • heeft straks de ééne paradijsweelde in vier seizoenen uiteengebroken, en in elk dier vier een eigen heerlijkheid, telkens met den schaduwkant er bij, voor het oog getooverd.

En in die opeenvolging der seizoenen geeft uw God u onderwijs, telken jare weer hetzelfde onderricht van zijn majesteit en macht, en van den ommegang uit het leven naar den dood en dan weer uit den dood naar het leven; een onderricht in beelden even zinrijk als tot actie uitdrijvend ; want gij zelf gaat in die seizoenen meê en ondergaat er den prikkel van.

In Israël kende men onzen winter niet. Alleen van den Hermon glinsterde de nooit smeltende sneeuw; maar overigens was de koude er nooit zoo snerpend, en zat de Jordaan er nooit zóó vast als het ijs soms vast zit op onze rivieren. En toch, wat heeft desniettemin de Schrift ons, kinderen van het noorden, niet veelszins den zin van wat de winter aanbrengt, vertolkt. De sneeuw, die het aardrijk overdekt, is, hoe prachtig ook, toch een beeld des doods, en het eerst dat de Schrift er u van meldt is in het wit der melaatschheid, - nmelaatsch^ •wit ah de sneeuw".

En evenwel, omdat uit den dood het leven is, wordt diezelfde sneeuw evenzoo beeld van ontzondiging. »Wasch mij geheel, en ik zal witter wezen dan sneeuw die versch op het aaidrijk nederviel." Zoo bad David in zijn zielsnood, en Jesaia bracht ons het woord der Goddelijke belofte: »al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen worden als witte sneeuw."

Zoo wordt het sneeuwkleed beeld van hemelsche smetteloosheid. Er zijn ^schatkameren" waar dat heraelsche blank uit nederdaalt. Wie God kent zal om sgeen rotssteen des velds verlaten de sneeuw van den Libanon" (Jeremia 18:14). Als de majesteit des Heeren verschijnt, »is zijn kleed wit als de sneeuw" (Dan. 7 : 9). Dat glanzig wit bUnkt aan Gods engelen als ze bij het geopend graf van Jezus verschijnen. Van den Heiland zelf op Thabor heel het, : jZijn kleederen werden zeer 7vit als de sneeuw". En Johannes op Pathmos heeft hem nogmaals in dat witte sneeuwkleed gezien. Maar ook in die sneeuw is niet alleen het zinbeeld van den dood en het zinbecld van smettelooze hemelsche reinheid, er is in die sneeuw ook een werking^ met de werking van Gods Woord vergelijkbaar.

Ge kent het stuk dat in Jesaia daarvan orakelt: sWant gelijk de sneeuw uit den hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt dat ze voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier en brood den eter, alzoo zal mijn Woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn."

Dit is het wat we straks noemden, dat er in den winter een formatie, een schepping, een actie van Godswege schuilt.

De winter is er niet maar, neen. God zelf heeft hem geformeerd.

> Wie zal bestaan voor Gods koude? " vraagt de Psalmist, en metterdaad de koude waarmede God alle leven kan doen stukvriezen is ontzettend. Aan noord-en zuidpool is die koude reeds zoo vreeslijk, dat geen menschelijke borst er, als het op het felst gaat, meer adem kan halen. En door neergelegde thermometers heeft men op de toppen der hoogste bergen een koude waargenomen, waarbij alle leven ophoudt.

En toch, wat is zelfs die koude nog vergeleken bij de koude die God heeft in de uiterste uiteinden zijner schepping, aan allen glans en gloed gespeend ?

Zoo is er genade in de matigheid waarmee God voor u, op deze aarde, de warmte en de koude afwisselt. De ééne maal kon Hij u verzengen, een ander maal u doen verstijven. Daarin dat Hij zijn koude u aldus getemperd toezendt, spreekt derhalve zorgende, spreekt bewarende genade.

Maar toch zonder ernstig vermaan gaat geen winter voor ons voorbij; en altoos zijn er onder onze ouden van dagen, of onder onze zwakken van borst, licht vatbare naturen, die zelfs voor die getemperde koude niet bestaan kunnen, en voor wie die winter een bode des doods van hun God is.

^Als ze het voorjaar nog haalden, er zou nog hope zijn; maar de winter is kwaad, " zoo luidt dan het moedbenemend getuigenis, en telken jare moet door de sneeuw heen in den harden grond weer graf na graf gegraven, om er de bezwekenen voor Gods koude in bij te zetten.

Zoo diep in het leven ingrijpend, zet die »koude Gods" ongemerkt heel het karakter, heel de wijze onzes levens om.

's Zomers zijn we als vogelen die uitvliegen. In huis bijna niemand, alles naar buiten, om te genieten van lucht en zon. Maar in den winter trekt alles in huis saam, om de onherbergzaamheid daar buiten te ontvlieden. Dat verrijkt dan het huislijk leven. Men vindt aan den huishaard die gelukkige stille wereld terug, die men in. het gewoel des levens zoo veelszins verloren had.

Die stemming die naar binnen^ in stee van naar buiten doet keeren, werkt dan ook door op ons persoonlijk leven.

De ernst des levens dringt zich meer aan de ziel op. Er is meer tijd voor ernstige lectuur. Rustiger, en daardoor minder oppervlakkig, worden de gesprekken. Zelfs het kerkelijk leven neemt in den winter rijker verhoudingen aan. Er wordt voor zooveel het werk aan huis te doen is, meer afgedaan. En stellig mag gezegd, dat een leven met altoos zomer, ons geestelijk armer zou doen zijn, terwijl nu telkens de winter ons leven komt verdiepen.

Ook hierin nu is de winter een dienstknecht Gods, uitgaande, om zijn werk in ons te voleinden, en welgelukzalig is het hart, het huis, het volk, waar elke komende winter dat doel bereiken mag.

Van buiten naar binnen.

En dan naarmate het kouder om ons heen wordt, ons te beter de ziel aan den ernst des levens verwarmd.

Toch zal die v/inste van het winterleven u niet wreed en voor het lijden van den winter ongevoelig maken.

Als de schaats onder den voet is gebonden, en dartellijk jong en oud over den ijsvloer glijdt, ligt er iets' verkvvikkends in den humor, waarmee ons menschelijk hart de verschrikkingen flér kbudë trotseert. Maar het lijden dat de winter brengt, is daarom niet minder aangrijpend. Als het werk mindert en straks stilstaat^Als de koude ledematen om dubbel dek vragen, en, orn den honger te stillen, nog de enkele deken die er was naar het pandhuis ging. Juist als het koud is, is meerder voeding eisch, en toch hoe velen zijn er niet, bij wie er juist 's winters het minste inkomt, o. De weeën van den winter zijn voor den arme, die niet sparen kan, zoo schreiend hard.

> Wie zal bestaan voor Gods koude? ", vraagt de Psalmist, en ge moogt danken, als God u een goed huis en een warm kleed en een koesterend deksel geeft, om tegen zijn koude te kunnen bestaan.

Maar weet ook, dat er zijn die bezwijken zullen, zoo geen mededoogen te hulp schiet.

Immers ook daarom formeerde Hij den winter, opdat het lijden der verarmden het mededoogen der verwarmden zou wekken, en de liefde Gods uit menschenharten koesterend uit zou [stralen, om tegen zijn koude te beschutten.

Zoo zal dan naar het aan Noach, en in hem aan ons aUen, bezworen Verbond, die afwisseling der seizoenen, totdat Jezus wederkomt, niet ophouden, en telkens na de hitte de koude, na den zomer de winder »« van Gods Vaderhand" toekomen.

Niet de zomer van God, en de winter uit den Booze, maar zomer én winter door Hem geformeerd.

Geformeerd, om u te toonen, hoe Hij met één tooverslag geheel de gedaante des aardrijks veranderen kan en met een geheel eigen schoonheid kan doen schitteren; voorspel van wat het eens zijn zal, als eens voorgoed de oude gedaante der wereld voorbijgaat, en de nieuwe aarde en nieuwe hemelen komen.

Geformeerd, om uw leven meer in u te concentreeren, in u te verdiepen en tot hooger ernst te stemmen.

Geformeerd, om u in allerlei zinnebeeld de eeuwige dingen te doen verstaan.

Geformeerd om u het mededoogen in de ziel te wekken en de hand mild te doen openen voor den broeder die bezwijken zou.

Maar geformeerd ook, om u een memento mori te zijn, d. i. omu in grootsche, machtige trekken de afsterving en wegsterving van wat eens bloeide en sierlijk was voor oogen te stellen, en het u toe te roepen, dat die winter des levens ook over u reeds kwam of straks zal komen, en dat er uit dien winterslaap geen andere lente daagt, dan in den eeuwigen morgen, immers voor wie van Christus Jezus zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

„Den winter, dien hebt Gij geformeerd.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's