Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet ongelukkig en schoon getint is, wat Ds. Gispen in de Bazuin zegt over den oorsprong van de onbehaaglijkheid, die zich allengs in sommige kringen van de actie van 1834 van veler geest heeft meester gemaakt:

Hoe men ook het onderscheid tusschen afscheiding en doleantie opvat, en aan welk uitgangspunt men ook de voorkeur geeft, — dit wordt toch algemeen toegestemd, dat het gemeenschappelijk streven is, de leer en de rechten der Gereformeerde kerk te handhaven, en getrouw te blijven aan de Belijdenis der vaderen; te leven uit de beginselen, die in den tijd der Reformatie inzonderheid door Calvijn zijn beleden en verdedigd.

Op dezen grond hebben de Afgescheidenen van '34, van den beginne aan, gemeenschap gezocht met alle geloofsgenooten in deji lande. En alleen op dezen grond zijn de Christelijke Gereformeerde kerk en de Nederduitsch Gereformeerde kerken vereenigd.

Gij gevoelt, dat hier een beginsel onder zit, eh dat zich hierin uitspreekt het geloof aan ons goed recht, om te zijn de Gereformeerde kerken in Nederland.

Werd dit nu algemeen ingezien, dan zouden, reeds alleen door dit inzicht, vele verkeerde voorstellingen en beschouwingen overwonnen zijn.

Nu schijnt het wel, of de grondslag van ons kerkelijk leven is: overeenstemming op alle punten in de leerontwikkelirg van dezen of genen hoogleeraar ; en of geene kerkelijke eenheid geoorloofd, ja zelfs mogelijk is, zoo niet op alle punten en afgeleide dogma's eene zoodanige eenheid bestaat, dat er hoegenaamd geen verschil meer mogelijk is.

Zulk eene eenheid nu heeft nooit bestaan in de kerk van Christus, en kan niet bestaan, zoolang de kerk in den toestand verkeert van het »ten deele kennen." En ook hebben de Gereformeerden, van de dagen der groote Reformatie af, ïulk eene eenheid gezocht noch bedoeld.

De wortel en de grond van het kerkverband is de gemeenschappelijke Belijdenis en de Kerkenordening. Hierin zit het kenmerkend, het karakteristiek ondei-scheid tusschen de Gereformeerde kerken van den tegenwoordigen tijd in ons vaderland, en al de overige Protestantsche kerkgenootschappen.

En juist dit wordt nog veel te weinig ingezien en begrepen. Het besef, dat de Gereformeerde kerken eene roeping hebben, ook voor ons nationale leven; dat hare ontwikkeling en geestelijke kracht van m-vloed kan zijn en moet zijn ook op het staatsieven, is bij velen nog niet aanwezig, of is nog te zwak, om een helder inzien te hebben in de roeping, die deze kerken op dit oogenblik hebben te vervullen.

En dit behoefde toch niet zoo te zijn, indien men alleen maar lette op den zeer feilen afkeer, die tegen onze kerken, vooral na 1892, openbaar werd en den onchristelijken haat tegen den man, dien

men aanziet als den bewerker van al het kwaad, dat door de Doleantie en de Vereeniging van 1892 over land en kerk gebracht is.

Wanneer toch de gebeurtenissen van '34 af, op kerkelijk gebied, zoo weinig te beteekenen hebben, vanwaar dan al die openbare en verborgen vijandschap ?

Maar bij ons eigen volk ontbreekt het vaak aan een ruimen en juisten bUk op de dingen. Opgevoed in de Afscheiding is de kerk voor velen iets geworden, dat buiten het nationale leven staat, een afgesloten, heilig grondgebied in het midden van en tegenover de onheilige wereld. Vandaar niet alleen schuchterheid en opzien tegen eene »groote kerk", maar ook een soort van wantrouwen tegen wetenschappelijke mannen, die het nu eens anders zeggen en anders betoogen, dan wij het gewoon Waren.

Waarbij nog komt de machtige invloed van de maatschappelijke verhoudingen. Op bureaux en kantoren, in werkplaatsen en winkels, in keuken en kelder is en wordt over alles gesproken. Al wat het liberalisme, in alle vormen en op alle trappen, hatelijks in zijn binnenste heeft tegen de Gereformeerde religie, wordt saamgetrokken om het hoofd van Dr. Kuyper; en het bekende v »laster maar toe, er blijft altijd wat van hangen" —wordt op ruime schaal in toepassing gebracht. Duizenden van onze leden leven dagelijks in zulk een dampkring. Zij ademen onophoudelijk die verontreinigde lucht in, en komen zoo zelfs tegenover hunne Opzieners te staan. De taal die zij spreken, de bedenkingen die zij hebben, de critiekdie zij over personen durven uitspreken, — maken het voor wie geen vreemdeling is in het hedendaagsche Jeruzalem, duidelijk, vanwaar en hoe deze geest is gekomen.

Voeg hier nu bij »de ethisch religieuse" invloeden van de zijde der orthodoxen, vooral uit de kringen der Ned. Hervormden, en de gemoedelijke waarschuwingen tegen personen en toestanden, en het gebruik maken van politieke verschillen; het wijzen op de gevaren die kerk en maatschappij te wachten staan, zoo de Kuyperianen met de Radicalen en Socialisten tot politieke macht komen; gepaard met een soort van beklag over de veranderingen die in alles gebracht zijn en nog gebracht zullen worden, — ea gij kunt begrijpen, hoe het komt, dat in de kerken A een wantrouwen gevoed wordt, dat allernoodlottigst werkt op de ontwikkeling van ons kerkelijk leven.

Was er nu bij allen een vast geloofaan ons goed recht, gelijk we dat bij onze Roorasche landgenooten kunnen waarnemen, en was aller blik ruim genoeg om de hoofdzaak te omvatten en het onderscheid duidelijk in te zien tusschen hetgeen blijft en blijven moet, en hetgeen voorbijgaat, dan zou de schade van al het genoemde niet zoo groot zijn. We namen het dan eenvoudig voor kennisgeving aan, en gingen onzen weg.

Maar dit is, helaas! niet het geval. Ten aanschouwen van het gansche land wroeten we al te zeer in eigen ingewanden, en verzwakken alzoo onseelven.

Naar mijn gevoelen moesten we meer het oog richten naar de toekomst. We moesten ons kerkelijk leven meer in verband beschouwen met den loop der tijden en de ontwikkeling der maatschappel jke en staatkundige toestanden en verhoudingen. Het geloof aan de catholiciteit van Christendom en Kerk, waarover Dr. Bavinck eens zoo waar en schoon heeft gesproken, is nog te 2wak onder ons, om als een zuurdeeg het geheele deeg te doorzuren.

Dit is volkomen juist, en strookt geheel met wat wij onlangs schreven over den boozen kastegeest.

Het is juist die kastegeest, die zoo zondig tegen de catholiciteit der kerk overstaat.

Men vergeet dat onze Twaalf Geloofsartikelen ook belijden: Ik geloof ééne^ heilige^ algemeene^ d. i. catholieke^ Christelijke kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's