Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelgebruik.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelgebruik.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe moet men Gods wl-'ord gebruiken bij de uiteenzetting der waarheiu ?

Is de Heilige Schrift te beschou.'ven als een tekstenhoék, waaruit men eenvoudig letterlijk woorden aanhaalt, evenals een advocas.t pleit op teksten uit zijn wetboek?

Of wel is de Heilige Schrift te beschouwen als een heilig organisme, waarin degrondstukken der Goddelijke gedachte moeten worden opgespoord, om op den grondslag dier Goddelijke gedachte verder te bouwen?

Reeds van ons eeiste optreden af is onzerzijds in de voormalige Heratct van Dr. Schwafz dit uiterst gewichtig vraagstuk breedvoerig besproken. Met name in de aitikelenreeks die later in Uit het Woord afzonderiijk feet licht zag onder den titel van Woord e7i feit.

Natuuriijk küflnen we al tiet toen gezegde thans niet herhalen, maar de hooiovTaag die hiermee weer Jn het geding komt, mag niet rusten.

Van meet af spraken we uit, en we staan nog in onze overtuiging onverzwakt en onverWrikbaar, dat de methode om de waarheid door bloote aanhaling van teksten uit te maken, aan de eere en ds waardigheid en het karakter van Gods Woord te kort doet, en daarom met besUstheid en volstandig moet bestreden wórden.

Deze methode toch gaat uit van een opvatting der Heilige Schrift, die met den aard der Heilige Schrift in openbaren strijd is, en D s deswege niet mag worden toegelaten.

Wat we steeds beweerd hebben, houden we nóg staande, t. w. dat de hoofd liiaen f der Goddelijke openbaring in de Heilige Schrift zelve ten slotte uitloopen op een duidelijke openbaring in een bepaalde uitspraak. En zoo dikwijls dit het geval is, spreekt het vanzelf, dat men bij zijn beschouwing van de waarheid van deze bepaalde uitspraak heeft uit te gaan, en alzoo zulk een tekst heelt aan te halen, en de desbetreffende verzen op den voorgrond heeft te plaatsen.

Dit is door alle Gereformeerden, Calvijn vooraan, dan ook steeds geschied, en wij zelven deden nooit anders.

In al dergelijke gevallen heeft het rechtstreeksch beroep op zulke teksten zijn oirbaarheid en noodzakelijkheid en onbetwistbaar recht, en is nooit door iemand gewraakt. Maar onjuist en onwaar is het, dat hiermee de zaak uit is.

Integendeel, wat in zulk een klare uitspraak ten slotte als ontplooide bloemknop voor ons schittert, heeft in de Schrift zelve heel den groei en heel de ontwikkeling van een plant achter zich. En naar waarheid is uw beroep op de Schrift dus eerst dan voleind, als ge niet alleen op die enkele klare uitspraken let, maar tevens geheel de ontplooiing van zulk een stuk der waarheid in den loop der eeuwen op het terrein zelf der HeiUge Schrift zijt nagegaan.

Neem b. v. de belijdenis van de Drieëenheid. heilige

Daarover vindt ge de klare uitspraak in I Joh. 5 : 7 en Matth. 28 : 19, maar zelfs daar nog niet in volkomen afronding.

De naam van heilige Drieëenheid ontbreekt. Dit heeft tal van Christenen, die de methode van letterlijk aanhalen volgen, vooral in Engeland, onder de Methodisten, dan ook bewogen, dit primordiale leerstuk van Gods heilige Drievuldigheid op zij te zetten, en uit hun confessie te bannen.

De Gereformeerden • daarentegen hebben steeds geoordeeld, en oordeelen nog, dat dit leerstuk ons wel wezenlijk geopenbaard is, al komt het in de Schrift niet met zoo letterlijke formuleering voor.

Immers ze hebben aangetoond, hoe in heel het beloop der Openbaring alleriei duidelijke aanwijzingen bestaan, hoe van den beginne af het mysterie van een meervoudigheid der personen in het eenvoudige Goddelijke Wezen is aangeduid, en hoe juist dit nysterie, onder alle overige leerstukken schui-\^^^ ten slotte geheel onze belijdenis .

In uiteenzetting van dit diepe leer-. 1 , ^i^f, in zoo ik naast i Joh. 5 '• 7 en Sth 28 Jo üog «P ^^" tweetal andera Matth, 28. ig s H ^^^^^^^ ^; ^ jj^t plaatsen wijs, waat '-'-.^ Goddelijk eenvoudig Wf^en spreekt. Men weet beter.

De volledige uiteenzetting van dit mysterie eischt een gang door gansch de Heilige Schrift, niet alleen stand houdende bij enkele teksten, maar heel een reeks van feiten tevens pmvattende, en u dwingende om het een met het ander in verband te zetten, en alzoo de beginselen op te sporen, die in de Heilige Schrift heel de oeconomie van dit wondere dogma beheerschen.

Zoo toont reeds dit ééne dogma, hoe verkeerd en afkeuringswaard en met de Schrift zelve in strijd, elk mechanisch beroep op de Heilige Schrift is, en hoezeer het daarentegen eisch is, om de Schrift die organisch is, dan ook organisch op te vatten en organisch te verstaan.

Welnu, dit is het wat wij steeds beoogden en najoegen. Of we daarbij altoos het ware grepen, blijve thans onbesproken. Het geding loopt thans niet over de vraag, of wij steeds en bij elk betoog het juiste troffen, maar over de methode van bewijsvoering en over het Bijbelgebruik als zoodanig.

En dan sta hier de verklaring, dat onze overtuiging op dit punt zoo vast en diepgeworteld is, dat we, zoolang God ons den levensadem gunt, getrouw hopen bevonden te worden in 'onze roeping, om tegen het werktuiglijk Bijbelgebruik, dat zoo nameloos veel kwaad heeft gesticht, met al de kracht die in ons is te strijden, en daarentegen het pleit te voeren voor het organisch Bijbelgebruik, dat alleen en eeniglijk met de, waardigheid van Gods heilig Woord in overeenstemming is.

Onze vaderen plachten dit stuk op twee punten te behandelen.

Ten eerste bij de vraag, of de Schrift alleen datgene leerde, wat er letterlijk stond, of wel tevens en tegelijk al datgene, wat bij wettige gevolgtrekking uit wat er stond of verhaald werd, viel af te leiden.

En ten tweede, bij de quaestie, of men tekst los van tekst mocht citeeren, of wel dat men gehouden was, uit heel de Schrift de analogia fidei, d. i. de overeeiistemming e^ g^^oafs, de leidende grondgedachte op e spo.'en, om naar die analogia fidei de oorkomei»de enkele uitspraken te verklaren.

Aan die twee uitgangspunten van de ereformeerde dogmatiek houden wij onerbiddelijk vast.

We laten ze OUS dooT niemand uit de and slaan.

En indien eenige kerk, welke ook, daarin nders koos, zouden wij, door de Heilige chrift gedrongen en genoL^dzaakt, kiezen egen zoodanige kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Bijbelgebruik.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's