Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXI.

EEN VECHTGRAAG „GEESTELIJKE."

In zijn paleis te Keulen wandelde aartsbisschop Sifried van Westerburg, een man van hooge en forsche gestalte, onrustig op en neer. Hij was juist teruggekeerd van een krijgstocht tegen de stad Limburg, de oude hoofdstad van het hertogdom van dien naam, thans een stedeke, 't welk ge nog vinden kunt tusschen Verviers en Aken, in Belgisch Limburg.

Een ontzaglijk zwaard dat de bisschop nog droeg, bewees met welk doel hij was uit ge weest. Het zwaard behoorde trouwens in dien tijd tot de uitrusting van vele s geestelij keheeren", denkt maar eens aan onze bisschoppen van Utrecht. Geheel valsch pasten zij het woord onzes Heeren toe: »Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard."

Het gebod des Heeren, om geen goud of zilver of kopergeld in den gordel te hebben, noch male, noch buidel, lieten deze heeren geheel rusten. Zij kleedden zich prachtig en waren op geld belust. De wapenen hanteeren was hun eigen, doch de wapenrusting die Paulus ons beschrijft in Efeze 6:10—17 droegen er al zeer weinige. Zij zwaaiden liever het ijzeren zwaard dan het zwaard des geestes en sloegen meer wonden dan zij heelden, 't Is opmerkelijk dat de uitvinder van het buskruit, dat geweldig moordtuig, een monnik was.

Toch waren niet alle sgeestelijken" zoo wereldsch. Men vond ook in die ruwe' tijden, waarin het geloof zeldzaam en de kerk bedorven was, toch ook nog mannen die geleid werden door des Heeren geest, en die den vrede door het bloed des kruises predikten, al was 't ook niet zoo klaar en vrij als wij die prediking mogen ontvangen.

Maar tot die vredeverkondigers behoorde bisschop Sifried van Keulen niet. Hij was een ruw, geweldig man, 't Liefst bevond hij zich in 't strijdgewoel; de trompet klonk hem veel lieflijker dan de kerkklok. Op 't oogenblik waarvan wij spreken, lagen er ; donkere wolken op zijn voorhoofd, terwijl hij driftig heen en weder liep.

Waarom is mij dan geen bode gezonden", zoo grauwde hij een monnik toe, die ootmoedig ­ in zijn nabijheid stond, doch (misschien veiligheidshalve) bij de deur,

Hoogwaardige Heer", antwoorde de monnik met zachte stem, als vreesde hij door luid spreken den toorn des aartsbisschops nog meer op te wekken, »wij hebben u een bode achterna gezonden, maar hij is op Keulsch gebied in 't bosch overvallen en bijna doodgeslagen. Met wonden bedekt sleepte hij zich met moeite vandaar, en ligt nog in 't ziekenhuis."

»O, dat Keulen, altijd weer Keulen", schreeuwde de aartsbisschop, rood wordend van toorn. ïlk heb een lange rekening met die stad, maar de ure komt dat ik wrake zal nemen", en hij sloeg op zijn zwaard, dat het kletterde, sEn is die bedrieger nog in Nuys? " ging hij voorl,

»Ja, Hoogwaardige Heer, Hij is van Keulen naar Nuys gegaan en werd daar gastvrij opgenomen. Ook elders hangen er velen hem aan, wijl zij hem voor den waren keizer Frederik houden."

Die domme gekken!" riep Sifried spottend. ïElken zot loopen ze na. Maar wat te doen. 't Kost me weinig aan het bedrog een eind te maken, maar wie zou er voordeel van hebben ? "

Koning Rudolf zeker", antwoordde de monnik, met een boosaardig lachje.

Koning Rudolf" herhaalde de aartsbisschop, »ja ja, ge hebt gelijk. Hij alleen zou er baat b^ hebben. Wat ons betreft, is het evengoed, dat er . een ander op den troon komt, al was 't ook een bedrieger. Rudolf heeft aan ir, ij niet verdiend, dat ik iets voor hem doe. Heeft hij mij niet verleden jaar gedwongen, de tol, die ik aan den Rijn had ingesteld en die zoo goed opbracht, weer af te schaffen? Laat hem nu dan ook maar zelf zien, hoe hij 't rooit, 't Kan hem best zijn kroon kosten, want hij heeft veel vijanden, die er maar op wachten om hem den bons te geven,

Maar, " merkte de monnik op, »als Rudolf nu zijn mededinger overwint? Zal hij zich dan niet wreken op dengenen, die hem niet geholpen hebben? "

Hm, hm, " liet de bisschop hooren, sik zit welbeschouwd in een misselijk geval. Wat te doen? Maar stil, daar valt me iets in. Een spotlach vloog over zijn trekken. iHoor eens, " sprak hij tot den monnik, jik leg u het zwijgen op' Rept gij een woord van mijn bedoelingen, dan zult ge 't met uw leven boeten. Gij weet dat mijn toorn schrikkelijk kan treffen, "

De monnik boog, terwijl hij sprak: »Uw aartsbisschoppelijke genade kan op mijn stilzwijgen rekenen."

Zoo hoor dan", vervolgde de geestelijke heer, terwijl hij fluisterend zich tot het oor van den monnik boog, als om zijn geheim zooveel mogelijk te verbergen, »ik zal mijn krijgslieden oproepen, naar Nuys trekken en de uitlevering eischen van den bedrieger. De Nuysers zullen zeker mijn eisch afwijzen, want zij haten mij. Dan zal ik een tijdlang de stad belegeren en in schijn alles doen om haar te veroveren, doch trek na een poos weer af, als had ik niets kunnen uitrichten. Dan heb ik tegenover den koning den schijn van trouw bewaard; voor 't overige moet hij zelf maar zien hoe hij 't maakt." sEen voortreffelijk plan" — sprak de monnik, imaar.... als Rudolf nu den bedrieger eens ook niet overwint, wat dan? "

»Dan", was 't antwoord, szullen we alweer zien. Eerst moet blijken, dat de koning mij niet missen kan. Dan zal ik mijn hulp aanbieden. Maar waarlijk, hij zal er duur voor moeten betalen."

De monnik vertrok, en de aartsbisschop toefde geen oogenblik om alle maatregelen te nemen ter verwezenlijking van het voornemen, dat we zooeven heBben meegedeeld. Aanstonds werden boden uitgezonden om een deel van den heirban — d. i. degeen die in den strijd moesten trekken — welke aan hem dienstplichtig was, op te roepen. De gewapenden moesten bijeen komen in een dorp, niet ver van de stad Keulen. Wat de stad zelf betreft, daar mocht de aartsbisschop volgens het oude en deugdelijk beschreven recht, geen krijgslieden houden. Bovendien zagen we reeds hoe de Keulenaars en hun aartsbisschop elkaar doodelijk haatten. Gij begrijpt ook, hoe veel geestelijke zegen de stad door zulk een geestelijk heer ontvangen kon. Van hulp uit Keulen was dus wel geen sprake.

HOOCÜNBIRK,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 oktober 1896

De Heraut | 4 Pagina's