Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De bezittingen mijns harten”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De bezittingen mijns harten”.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijne dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijne gedachte», de bezittingen mijns harten. Job 17: II.

Kent ge ter vertolking van wat we vaak onze tideakii' noemen een schooner uitdrukking dan dat woord uit de Jobeïde: »< /« bezittingen mijns harten" ?

Naar bezit haakt ieder. Al is het dat we naakt in de wereld inkwamen, en eens naakt er zullen uitgaan, zonder uit heel die stoffelijke wereld ook maar iets mede te kunnen nemen dat we het onze noemen, toch strekt tusschen wieg en graf schier alle hand zich uit, om uit de volle, rijke wereld der zienlijke dingen iets te grijpen, iets tot het zijne te maken, en het als zijn »bezitting" te behouden.

De vorsten veroveren geheele landen, de staten gansche wingewesten, en zoo heeft ook Nederland overzee - azijn bezittingen". Na de vorsten en prinsen komen de koopers, en erfgenamen en'begiftigden, die in het bezit van landerijen o£ van huizen geraakten. Achter deze grondbezitters dagen dan de bezitters van geld en geldswaardijen op, die het goud in hun kelders of hun papieren schat achter kluismuren bewaren. En als ook deze derde rang van het grootbezit is voorbijgegaan, vertoonen zich aan den horizon de breede rijen van de kleine bezitters. Eerst van hen, die een winkel of een nering of een bedrijf, met wat daartoe hoort, het hunne mogen noemen. Dan van dezulken die geen andere »bezitting" hebben dan hun huisraad of hun inboedel. En ten leste zij, die, zoogoed als niets bezitten, en niets het hunne noemen dan het kleed aan hun lijf. Tot ge dan achter dien tweeden drom van klein-bezitters nog de lachende en joelende schare uit de wereld der jongeren van dagen en zelfs der kinderen hoort aankomen, ook op hun manier ibezitters" en «bezitsters", de jongeling van zijn rijwiel of boek, het maagdelijn van haar lintjes en snuisterijen, de knaap van zijn hoepel of vlieger, het jonge deernke van haar pop.

Zoo wil ieder bezitter zxya-^ ieder iets het zijne noemen; een iegelijk kmd des menschen iets hebben, waarvan hij roemen kan: Dat is mijn.

Die trek is menschelijk. Het is een zucht die wortelt in de scheppingsordinantie, dat de mensch geroepen is, om het aardrijk aan zich te onderwerpen. Alle bezit, dat het onze wordt, verbreedt, verrijkt den levenskring, den invloed, de beteekenis van onzen menschelijken persoon.

Op zichzelf ligt dan ook in dat bezit de zonde niet.

De zonde woelt op, als het bezit onrechtmatig verkregen wordt; als het buiten alle evenredigheid, anderen verarmend, zich uitbreidt; als het in zonde verbruikt, als het aan de wet der liefde voor God en onzen naaste onttrokken wordt; of ook als de mensch zijn hart er op zet, en niet waarlijk bezit, maar door zijn goed bezeten wordt.

Maar te bezitten is op zichzelf Goddelijke ordinantie. En hoe laag het bezit ook atdale, al ware het slechts het kleed om het lijf en de bete broods voor één enkelen dag te bezitten, is als levenseisch voor den mensch met ons mensch-zijn zelf gegeven.

Geheel afgescheiden echter van die stoffelijke bezitting, die we met onze /ua«//aangrijpen, is er eön heel andere soort van bezittmgen, die Job, zoo diepgedacht, de ^bezittingen van^zijn^ hart" noemt.

Er is een wereld buiten^ maar ook een wereld binnen in ons, en die wereld van ons hart strekt zich uit tot in het hooge en heilige. Al wat onzienlijk is is haar rijksgebied.

Zal het nu goed zijn, dan moet uw bezit van die onzienlijke wereld en uw bezit in het zienlijke één schoone harmonie vormen. Zoo was het dan ook in het paradijs, dat was, en zal het eens weer zijn voor de gezaligden in het paradijs dat eens komt. Maar in de spanne der eeuwen, die daar tusschen ligt, is die harmonie verbroken, komt uw bezit in de'ééne telkens met uw bezit in die andere wereld in botsing, en wordt uw eere als mensch bepaald door de zoo diep insnijdende vraag, wat voor u hooger beteekenis heeft, bezittingen op aarde te hebben, of rijk te zijn in sde bezittingen van uw hart." .

In Job zelf ziet ge die tegenstelling uitkomen.

Machtig groot waren zijn bezittingen op aarde geweest, in akkers en velden, in tenten en huizen, in kameelen en ezelen en runderen. Grooter man dan Job was er in het oosten niet.

En toen nu Job dit alles op één dag verloor, dacht wel zijn vrouw dat Job nu alles kwijt was. Maar dit was niet zoo. Toen Job al zijn bezitting in het zienl^ke had verloren, bleef hij nochtans de rijke bezitter van .een gansch anderen schat, en toen hij uitriep: »De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd, " had hij nog al de bezittingen zijns harten.

Tot hij ook in het eigen lichaam werd aan. getast, en zijn kleed van hem gruwde, en hij koeling zocht in de zilte asch, waarmee hij zijn naakte ledematen o verstrooide, en de koorts aldoor klom, en de vertwijfeling zijne ziel vermeesterde, en hij ten slotte klagen moest, nu ook van binnen beroofd te zijn: »Uitgerukt zijn mijne gedachten., de bezittingen mijns harten."

Die »bezittingen des harten, " en die »be zittingen naar de wereld, " zijn onder de kinderen der menschen uiterst ongelijk verdeeld.

Tal van rijke bezitters naar de wereld vindt ge, maar die ganschelijk ontbloot zijn van alle bezitting des harten, wier menschelijk hart arm, leeg en verlaten is. De slachtoffers van het geestelijk pauperisme.

En zoo ook omgekeerd zijn er tal van beroofden van schier alle aardsch bezit, maar die als prinsen zoo rijk iri «bezittingen des harten" zijn. De geestelijke milhonairs.

Alleen maar, niet alle «bezitting des harten" is van even kostelijke soort. Zelfs kan ook in deze «bezittingen des harten" schrikkelijk de zonde insluipen, om het gespannen menschenhait met valschen schat te vervullen.

Denk slechts aan de wereld der inbeeldingen, die zoo menigeen in zijn geest als de «bezitting zijns harten" bijeenzamelt en ophoopt; tot ten leste de pees springt, en ge onder de krankzinnigen den man ziet orawandelen, die zich inbeeldt een Cresus, die droomt een Napoleon, of waant een machtig geleerde te zijn. Dat is de trotsche phantasie, die zich een wereld ter eigen verheerlijking schept, die ingebeelde wereld zijner hoovaardij als ëe'n ^bezitting des harten" mt\ zich (Jmdraagt; en onder die valscbe «bezitting van zijn hart" ten leste bezwijkt.

Heel anders is dan ook de «bezitting des harten", die de jonge man in T> de wereld zijner idealen" begroet.

De werkelijkheid stoot hem af. Maar hoog boven die werkelijkheid glanst hem een ideale wereld tegen, waar hij naar grijpt, die hij naloopt, die hij in eigen leven en ten bate van anderen poogt te verwezenlijken.

Dat is de poëzie van zijn hart.

Het rustige indroomen in een schoone toekomst, het inleven in een wereld, wier komst hij inroept. En het zijn die ideale «bezittingen zijns harten", die hem een lied uit de keel doen .uitstooten, die hem voor zwaartillendheid en moedeloosheid behoeden, die hem aantrekken en bezielen, en hem heenzetten over teleurstelling en de moeite des daags.

En al is het dat voor de meesten helaas die ideale wereld ondergaat, als straks de worsteling van het leven hun toont, hoe onbereikbaar die idealen voor hen zelven zijn, toch kent elke kring ook die gelukkige overwinnaars, die nog in hun volle manlijke kracht de Excelsior-\> z.m.tx van hun idealen met vaste hand omklemd hielden, ja, nog tot in hun. grijze dagen dwepen bleven met de ideale heilgoederen des menschen, met de liefde., met de vrijheid en met het recht.

Toch toont Jobs voorbeeld, hoe weinig ook die meer ideale «bezittingen des harten" in staat zijn de vuurproef der bezoekingen Gods door te staan,

Schoone verwachtingen had Job gekoesterd. Hij was als een vorst onder de prinsen der aarde. Wijsheid droop van zijn lippen. Voor zijn raad zweeg de mond der wijzen. En in heel zijn kring ijverde en streed hij, - om de bedrukten bij te staan, het recht te sterken van den wees, en de vreeze Gods te bevorderen.

Maar zelfs die wonderschoone idealen gingen ten slotte voor Job in donkerheid onder. «Al deze gedachten" werden hem op den aschhoop uitgerukt, en al die «bezittingen zijns harten" ontgleden hem. «Waar zou dan nu", zoo klaagt hij het voor Elifas en Bildad en Zophar uit, «Waar zou dan nu mijne verwachting zijn ? Ja, mijne verwachting, wie zal ze aanschouwen? " (vers 15).

En daarom, zijn de «bezittingen des harten", waarvan eigen inbeelding het hart vol stuwt, valsch en zondig, ook de «bezittingen des harten", waarmee ideaal en poëzie ons hart verrijkt, zijn niet bij machte ons het lot der ijdelheden te doen ontkomen; en de werkelijke, de duurzame, de blijvende «bezittingen des harten" zijn dan eerst uw deel geworden, als ge uw inbeelding gebannen, uw idealen geheiligd hebt en grijpen mocht naar wat Christus' kerk belijdt als de middelste parel in het rijke snoer van geloof en hoop en liefde., de parel van de hoop.

En toch, die Christelijke hoop is onder de drie parelen van het apostolisch snoer de minst genoemde, de meest vergetene, de op het laagst gewaardeerde.

Op geloof dringt in Jezus' kerk ieder, de liefde verrukt alle ziel, die van vertroosting in den Middelaar jubelt, maar de hoop trekken verreweg de meesten slechts pro memorie op de schatlijst van de bezittingen huns har. ten uit.

Nog wel koestert men velerlei hope, ja, zooals een ieder zijn uitzicht en zijn verwachtingen heelt, opgaande in een vaag denkbeeld van toekomende mogelijkheden. Maar wat is zulk een hope anders dan een toekomst in vraagteekens uitgestippeld en op het eind in een onzekere verbeelding gesmoord.

Neen voor wie recht voor God staat, moet een geheel andere hope in vollen, rijken zin de «bezitting zijns harten" zijn.

Niet het weifelende en onzekere en onmogelijke in verre toekomst, maar de bezitting tii Aa rijkdom en de schat van zijn hart nu reeds. Niet maar een uitgaan der gedachten naar de onzien lijke wereld, en naar dien eeuwigen morgen als eens alle traan zal gedroogd en alle zonde zal verzwolgen zijn ; maar een staan, een leven nu reeds in die wereld van het hooge en heilige, het nu reeds deelen in de heilgoederen der toekomende wereld, en een nu reeds, met volle zekerheid, kennen en zien en aangrijpen van het door God ons bestemde deel, dat in die wereld der heerlijkheden ons is toebeschikt.

Hier het land der vreeradelingschappen, daar het vaderland, en dat vaderland het onze, en op de erve van dat vaderland onze heilstaat op ons wachtend en een plaats in het vaderhuis ons bereid.

Pelgrims hier, daarboven ons burgerschap, en nu reeds terwijl we nog op aarde omdolen, dit ons burgerschap in den hemel bezittende, en kennende de wandelingen onder Gods engelen, het verkeer met de gezaligden daarboven, het genieten van de gemeenschap van Christus, het mystieke saamleven met onzen God.

En alzoo ons hart met twee poorten, elk naar een eigen wereld den toegang ontsluitend. De één naar de wereld om ons heen., en daarin onze aardsche schat en onze aardsche bezitting. Maar de ander, veel rijker en veel heerlijker, naar de wereld van het onzienlijke., en daarin de TI be zittingen onzes harten", die we niet zelven ver wierven, maar die we, alleen om Christus' wil uit genade ontvingen van onzen God.

Tusschen die beide soorten «bezittingen" nu is dit het verschil, dat alle aardsche bezitting u elk oogenblik kan., en vroeg of laat zekerlijk eens zal en moet ontroofd worden; wat u het beste en het liefste was niet uitgezonderd.

Maar dat omgekeerd al wie i bezittingen des harten", niet als vrucht van «inbeelding" noch sis het gedichtsel zyner idealen, maar als genadegifte Gods de zijne mag noemen, die bezittingen daarom nooit kan verliezen, omdat zijn liarf, waarin deze bezittingen verborgen zijn, door dood en graf met hem gaat, en eeuwiglijk zijn hart zal blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„De bezittingen mijns harten”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's