Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dag der verrijzenis.

Zoo mogen we ons Paaschfeest noemen, den gedenkdag, waarop we, gelijk de Christenen reeds oudtijds, elkander toeroepen: sDe Heere is waarlijk opgestaan."

Er is een verhaal, dat eens twee pelgrims naar Jeruzalem togen om daar het sHeüige graf" te bezoeken, dat is het graf, waarin, zooals vele menschen gelooven, het lichaam onzes Heeren werd gelegd, nadat Hij was gestorven.

Da twee reizigers zagen de schoone kerk van het Heilige graf, de schitterende versierselen, de gouden lampen, de altaren en beelden en opschriften. Eindelijk kwamen zij aan de ledige graf holte, zagen daarin en zwegen lang stil.

Toen sprak eindelijk de een tot den ander: »0, mijn broeder, de gedachten mijns harten vermenigvuldigen zich in mij. Wie zal ze uitspreken ? "

»Alzoo is het in mij ook", antwoordde de andere pelgrim; toch is daar één gedachte, die bij het staren in dit graf alle andere gedachten verdringt."

En wat is dat? "

ik zeg tot mijzelf", was het antwoord: »Ziehier nu het eenig graf op de gansche aarde, uit hetwelk, schoon het niet ledig is geweest, de laatste bazuin toch niemand zal oproepen ter verrijzenis."

Dit is een schoon woord en van diepe beteekenis. Al gelooven wij niet aan een sheiHg grat", al is 't zelfs gansch onzeker of die plek te Jeruzalem werkelijk het graf bevat, dat aan Nicodemus behoorde, dit is zeker, daar is een graf, waaruit de Doode reeds is verrezen. Dat is het graf onzes Heeren Christus, die de sEersteling is geworden dergenen, die ontslapen zijn."

Hieruit nu ziet gij duidelijk wat die opstanding der dooden eigenlijk zegt. Niet alsof wij dit volkomen kunnen begrijpen. Want het is en blijft voor ons een ^if/(? i7/fartikel, ook daarom dat wij het niet doorzien: »Ik geloof de opstanding des vleesches". Paulus maakt het ons zoo duidelijk als het voor menschen te maken is wanneer hij ia i Cor. XV zegt:

»Maar, zal iemand zeggen : hoe zullen de dooden opgewekt worden ? En met hoedanig een lichaam zullen zij komen ? "

Gij dwaas, hetgene gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven zij.

En hetgene gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van eenig der andere granen.

Maar God geeft daaraan een lichaam, gelijk JHij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam."

En verder :

Alzoo zal ook de opstanding der dooden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid.

Het wordt gezaaid in oneer, het v/ordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht.

Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt."

En evenzoo zingen we, uitsprekend wat we zekerlijk weten: »Ik geloof

5 dat mijn vleesch, weer opgewekt. Eeuwig, met mijn ziel, zal leven, Volzalig, heerlijk, onbevlekt."

Er zijn tal van menschen, die nog wel ge looven aan seen leven na dit leven", en zeggen: onze ziel is onsterfelijk — wat vele heidenen ook 'hebben geloofd en nog gelooven — maar dit is niet de opstanding des vleesches of des lichaams. Job, die duizenden jaren vóór de geboorte onzes Heeren leefde, wist het reeds beter. Hij zei: Ik zal uit mijn vleesch God aanschouwen. En de troost van alle kinderen Gods is niet maar dat hun ziel voortbestaat, maar dat zij zullen verrijzen, gelijk Christus hun hoofd is verrezen, lichamelijk en zichtbaar uit hun graf. Want zij zijn Christus' lichaam, en nu het Hoofd verrezen is, kan dit lichaam niet achterblijven. Christus heeft niet maar alleen voor zichzelf den dood overwonnen, maar ook voor allen die in . Hem zijn.

Dat is de onuitsprekelijke en heerlijke vreugde van het Paaschfeest. Was die er niet, «as Christus 8 niet opgestaan, dan zou, dit zegt ons het Woord, het prediken-ijdel zijn en ijdel ook het geloof. Die opstanding van Christus is allen die gelooven, een zeker pand hunner eigen opstanding, d. w. z. zoo zeker als Hij is opgestaan, weten zij, dat ze ook verrijzen zullen.

De psalmdichter zegt:

Maar blij vooruitzicht dat mij streelt: Ik zal ontwaakt Uw lof ontvouwen, ü in gerechtigheid aanschouwen. Verzadigd met Uw god'lijk beeld.

En alleen dat blijde, streelende vooruitzicht geeft de ware Paaschvreugde. De wereld, dat wil zeggen allen die aan deze wereld genoeg hebben en de toekomende, de wezenlijke vergeten, kent die Paaschvreugde niet en is verblijd om allerlei dingen, die soms op zichzelf wel goed zijn, maar toch voorbijgaan. En er is ook menig kind dat zoo doet, zelfs al weet het ook zeer goed, wat eigenlijk de reden is, waarom we het feest der Opstanding vieren.

Nu vrienden, ik v/il gelooven dat het heel aangenaam is Paaschvacanlie te liebben, en Paaschbrood en Paascheieren te eten, en misscliien oolï om uit te gaan om bij familie en vrienden te wezen. Dat alles is ook een gunst des Heeren. Maar toch moet ge op het Paaschfeest nog wat anders, wat beters hebben, zult ge u v/aarlijk verblijden. En dit betere is d zekerheid, dat ge in den Heere Christus zijt, en dus als Hij niet in de macht van den dood zult blijven, maar door Zijn kracht en op Zijn tijd, een leven in onverderfelijkheid en een nieuv/ lichaam zuU ontvangen; dat ge kinderen der Opstanding zijt. Tot dit nieuwe leven is he noodig, nieuw geboren, geboren uit de hemelen te zijn, een kind Gods te wezen, terwijl we van nature kinderen des tooms zijn. En zoo roept dan ook het Paaschfeest, bij al zijn vreugd, u ook weer ernstig toe: vliedt den toekomenden toorn. Want die is er ook, evengoed als de toekomende heerlijkheid.

Christus is opgestaan. Toen Hij, niet vele jaren na zijn verrijzenis, aan Johannes op Patmos verscheen, zoo heerlijk dat de apostel als dood aan Zijn voeten viel, sprak Hij : »Ik leef en Ik ben dood geweest en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid." Dit is een gansch uitnemende zekerheid voor ons allen. Want nu kunnen wij tot den levenden Christus komen, die zit aan de rechterhand des Vaders, en die nog altijd volkomenlijk kan zalig maken allen die door Hem tot God gaan. Laat ons hierop letten en zij wie 't nog 'niet deden, het doen, nu het nog de welaangename tijd is. Dan zal een heerlijke, eeuwige Paaschvreugde ons deel zijn en blijven, tot de groote morgen der Opstanding komt, en alle rechtvaardigen zullen blinken als de zon in het Koninkrijk des Vaders, als het lichaam, gezaaid in oneer, opgewekt wordt in heerlijkheid, gezaaid in zwakheid, opgewekt wordtin kracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's