Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mede gezet in den hemel”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mede gezet in den hemel”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus, Jezus. Éfeze b. : 6.

, Wondere woorden zijn het, die Jezus' apostel naar Efeze schreef: »Ons heeft God medegezet in den hemel in Christus".

»Mede levend gemaakt", waar hij eerst van spreekt, denkt men dan nog te kunnen verstaan. Dat sloeg dan, zoo denkt men, op Paulus zelven en op de beslist bekeerde Efeziërs. Die immers waren van dood levend geworden; die had God levend gemaakt.

En zoo ook, als er volgt: »God heeft ons mede opgeweM\ dan leest men daar bijna hetzelfde in. sOpgewekt" wordt dan verstaan vaa de »bekeering". En zoo konden Paulus en de echte kinderen Gods te Efeze gezegd worden ïopgewekt" te zijn uit den geestelijken dood.

Met dit »mede levend gemaakt" en »mede opgewekt" wist men dus nog weg.

Dat was desnoods te verstaan.

Maar als er nu volgt: sOns heeft Hij mede gezet in den hemel in Christus", dan raken verreweg de meesten opeens het spoor bijster.

Of zat Paulus die dit schreef niet nog in levenden lijve hier op aarde gevangen in den kerker, en waren de Efeziërs aan wie hij schreef, niet nog ingezetenen van de bloeiende stad van Diana ? En wat zin had het dan, dat de apostel schreef: lOns heeft Hij mede gezet in den hemel"?

Als'er stond: sOns «; //Hij eens met Christus in den hemel zetten", verviel natuurlijk elke bedenking. Maar dat staat er niet. Er staat: >

Hij heeft ons mede gezet in den hemel".

En hoe kon dit waar zijn van personen, vóór hun dood, die nog aan deze zijde van het graf hun pelgrimsreize vervolgden ?

Want wel heeft men deze uitdrukking pogen te vergeestelijken en overdrachtelijk te duiden. Mede gezet in den hemel, wilde dan zeggen, dat niet wij, maar onze gedachten^ veeltijds in den hemel bij Christus waren. Er was dan meê gemeend, dat we onzen schat, ons ideaal, de erfenis onzer hope niet meer op aarde in het zinlijk en zienlijk goed, maar in den hemel in Christus bezaten. Waar nu onze schat is, daar is ook ons hart, en waar ons hart is daar zijn we zelf. En in dien zin zou dan de apostel zijn raadselachtig woord geschreven hebben: »Hij heeft ons mede gezet in den hemel."

Toch bevredigde die uiüegging niet. In hooge idealen zweefden ook veel ongeloovige lieden, en het uitzien naar een hemelsche toekomst komt evengoed buiten de Christelijke religie voor.

Ook onder ons kon men soortgelijke taal, tot voor korten tijd, nog in de poëiie van allerlei afgedoolde geesten beluisteren, die toch van het Christelijk heilgeheim niets meer verstonden.

Die spraken en zongen ook van-shemelzin" en ïhemelsche gedachten, " en toch hoorde elk kind van God terstond aan hun taal, dat ze vreemdelingen waren in het geestelijke Jeruzalem.

De taal van den apostel was veel te krachtig en kernachtig, te warm en te doordringend, om op zoo zoutelooze wijze verwaterd te worden.

Er stond niet, dat wij aan den hemel dachten, of met onze gepeinzen in den hemel indrongen, maar er stond heel andeis, dat God Almachtig ons mede levend gemaakt^ mede op wekt^ en mede ingezet heeft in den hemel in Christus,

Er Was alzoo geen sprake van iets dat in ons omging , pf uit ons voó'rtk'wara, maar van iets dat God gedaan liad.

Sprake van een werk van Goddelijke almachtigheid.

Van een werk van almachtige genade.

Ook stond er niet: ïHij heefl ons levend gemaakt, en opgewekt, en in den hemel gezet, maar er stond bij: Hij heeft ons mede opgewekt, en ons mede gezet in den hemel.

Mede? Met wien?

En dan kan er geen ander antwoord volgen, dan: Met Christus opgewekt, en met Christus in den hemel gezet.

En zoo blijkt dan ook hieruit dat de zin een heel andere moet zijn.

Toen God Christus uit de dooden opwekte, toen heeft Hij in die opwekking van Christus ons tegelijk mede opgewekt.

En zoo ook, toen Hij Christus verhoogd heeft aan zijn rechterhand in den hemel, toen heeft Hij in die hemelvaart van Christus ons tegelijk mede doen opvaren, en ons mede gezet met Christus aan zijn rechterhand.

Een uitspraak, die natuurlijk niet beperkt mag worden tot Paulus zelven en die enkele Efezers, maar gausch algemeen op aUe Gods verkorenen van toen en van nu doelt.

God heeft in Christus' opwekking al zijn verkorenen smede opgewekt", en in Christus' verhooging aan zijn rechterhand, al zijn verordineerden ten leven imede gezet in den hemel" in hem.

Alzoo is hier niet van gedachte of overlegging of voorstelling onzerzijds sprake, maar van een diep mysterie onzes Gods.

Het geldt hier de mystieke unie van alle echt geloovigen met Christus als hun Hoofd.

Een mystieke unie, die niet een inbeelding van ons hart of een phantasie van menschelijke dweepzucht is, maar een wezenlijk iets-, dat God bestelde en schiep; dat er was eer wij er waren; en dat niet wij verzinnen of tot stand brengen, maar heel ons bestaan en onze levenspositie van onze eeuwige toekomst beheeerscht.

Die mystieke unie met Christus is in den meest stelligen zin een daadzaak. Zij is het waaruit het Lichaam Christi ontstond, waarin Gods kind wordt ingelijfd.

Het is een vereeniging, een saambinding, gelijk alleen God kan saambinden, want juist in dat wondere mystieke saambinden kom.t zijn almachtigheid als God uit.

Zulk een mystieke saambinding is het, die in uw lichaam al de deelen er van saambindt, waarom dan ook ontbinding volgt, zoodra de mystieke unie tusschen uw ziel en uw lichaam ophoudt.

Zulk een mystieke saambinding'is'er in het huwelijk, is alle betrekking des bloeds en der maagschap.

Zulk een mystieke saambinding is er als millioenen één natie, één volk vormen, en door één nationale aandrift bewogen worden.

En zulk een mystieke saambinding is er'ook van geslacht op geslacht, al de eeuwen door, als ik • schuld krijg van een man in het Paradijs, dien ik nooit zag of kende, of ook schuld maak voor volgende nageslachten, tot in het derdeden vierde geslacht, en van wie daarna komen.

Zoo is die wondere Goddelijke .saambinding, die heel de schepping en in die schepping alle leven saamhoudt.

Evenals God in het firmament alle zonnen en starren door maat en afstand en gewicht en snelheid van wenteling tot één levend en toch vast ineengesloten samenstel ineenklonk, zoo is het diezelfde God die even ^wonderbaar allerlei stoffelijke en geestelijke saambinding onder menschen en tusschen menschen tot stand brengt. Die saambindingen vormen altoos een soort unie^ en die unie is altoos mystiek^ zoo mystiek dat niemand ze u verklaren kan.

En onder alle deze nu is het allerwonderbaarste en allerheiligste die'hoogste mystieke''unie^ die God tusschen Christus en zijn volk ingezet heeft en die tot product gaf: het mystieke lichaam van Christus, waarvan hij het Hoofd is en waarvan wij de leden zijn.

Die mystieke unie nu maakt ons met Christus één. Niet van gedaante maar in ons wezen zelf. Nog alleen in de ordinantie reeds in kiem, ook reeds voor het geloofsbewustzijn, of eindelijk in algeheele vervulling. Dat zijn de stadiën waarin die mystieke unie uitkomt. Graden van werking. Maar de zaak is er. Ze was in God. Nog eer de Zone Gods het vleesch' aannam.

En nu Christus ia den hemel gezet is, nu is ze in hem.

Zoo zijn wij, krachtens die mystieke unie, waar Christus is, en niet wij alleen, maar evenzoo het zaad der kerk, dat nog geboren moet worden.

Allen in Christus, krachtens die wondere mystieke unie die God tusschen hoofd en leden gelegd heeft.

En in dien zin zijn wij mede opgewekt, toen Christus opgewekt is, en mede opgevaren, toen hij opvoer, en mede gezet in den hemel, toen hij gezet is aan Gods rechterhand.

Stel eens, dat ten dage van den Zondvloed, God Noach en zijn gezin niet gered, niet in de arke opgenomen, en niet op de herwonnen aarde had gezet, zoudt gij dan zelf ooit geleefd, ooit bestaan hebben?

Natuurlijk niet.

En is het dan niet stiptelijk en letterlijk waar, dat God, toen Hij Noach redde, ophief in de arke, en weer op de aarde zette. Hij tegelijk u mede gered^ mede in de ark opgenomen, en me op deze aarde gezet heeft, niet overdrachtelijk, niet geestelijk, maar organisch zoo stellig mogelijk ? En zelfs meer nog naar wat het lichaam aangaat dan wat aangaat de ziel.

Gij zijt dus in mystiek geneaologische unie met Noach verbonden; en daarom zijt ge krachtens die mystieke unie met Noach en in Noach gered, evengoed als ge krachtens uw mystieke unie die u met Adam verbond, met Adam en in Adam in de schuld zijt gezet.

En op soortgelijke wijze nu, maar nog veel wonderbaarder, zijt ge dan ook Christus, en krachtens die mystieke unie met Christus, mede opgewekt toen hij opstond, en tnede opgevaren in den hemel, toen hij ten hemel opvoer.

Die mystieke unie teekent de Schrift u de eene maal als band tusschen rank en wijnstok; dan als saamvoeging van leden onder één hoofd tot één lichaam; dan weer als het zijn van één plante met Christus; of als het saamvoegen van geestelijke steenen tot een geestelijk huis, een woonstede Gods in den Geest.

Doch onder wat vorm of beeld ook ingeleid, die mystieke unie komt van God, niet van u. Niet gij gaat naar Christus, om voorts u aan hem aan te sluiten; maar God maakt u één met hem, lijft u in hem in, en voor zijn eigen aanschouwing en naar zijn alle eeuwigheid doordringende ordinantie, beheerschte die mystieke unie uw toekomst reeds nog eer ge het aan­ ge­ zijn hadt, ontvangen.

Ten slotte komt dat dan wel uif, en treedt wel naar buiten, en dan merkt gij het, én anderen merken het in u en aan u, en ge krijgt njystiek lie/degevofel m uw hart, e^i myfetiek gcmeenschalpsbtó'ef in uw b'ewustzijri, én dan weef ge dat ge in Christus ingelijfd zijt, ea beantwoordt de mystieke liefde uwer ziel aan de mystieke unie, waarin God u met Christus besloot.

Maar uitgangspunt en hoofdzaak blijft toch altoos, niet uw gevoel en uw besef er van, maar de daad van Gods almachtige genade; mystiek in Christus, om straks op aarde in de wedergeboorte uit te komen.

Die genade klonk u aan Christus.

Zoo opgevat waart ook gij in Christus besloten toen hij op Golgotha stierf.

Maar zoo waart ge dan ook in hem toen hij opstond ten derden dage en straks opvoer naar de rechterhand des Vaders.

En op dien grond moogt ge met den apostel jubelen, dat ge, mystiek-organisch, op Golgotha mede stierft toen Jezus stierf, maar dan ook mede opstondt toen Jezus opstond, en zoo ook met Christus en in uw Heiland mede gezet zijt in den hemel bij God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's

„Mede gezet in den hemel”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's