Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAAR DE KVWAAL ZIT.

VII (Slot).

Geheel hebben de priesters het volk in hun macht bij het bepalen der plaats voor een graf. Men acht dit een zaak van groot gewicht, even als al wat met den dood in verband staat. Geen Chinees kiest een grafplek uit zonder daarbij den raad in te winnen der Foeng-Sjoei-leeraars, een bijzonderen stand van priesters. Men meent namelijk, dat de welstand der dooden evenzeer afhangt van velerlei invloed van de lucht en van de ligging van hun woonplaats, als dit bij de levenden 't geval is. Nu wordt al het goede volgens de Chineezen aangebracht door den zuidenwind, terwijl daarentegen de noordenwind booze geesten meebrengt, 'cis dus zaak defgravenzoo te plaatsen, dat zij voor den laatsten wind beschut en voor den eersten open liggen.

Nu zou men zeggen, dit is nog aï eenvoudig. Maar er moet ook nauwkeurig nagegaan worden, of niet misschien een berg of een huis, die niet al te ver weg liggen, den goeden wind soms tegenhouden. Dit kan echter alleen - de Foeng-Sjoeileeraar uitmaken, en hij is ook zoo goed dit voor ieder te doen, die hem behoorlijk betaalt. Voor niet werkt hij niet. Zijn vak is nog al winstgevend, daar hij niet alleen raad geeft omtrent graven, maar ook bij het bouwen van alle huizen voor levenden. Immers allicht zou iemand in zijn onnoozelheid een huis zoo zetten, dat het den dooden den invloed voor den gunstigen zuidenwind ontnam, en daar dient op gepast.

De vrees, dat de dooden in hun rust gestoord worden, heeft zelfs een gevolg gehad dat aanstonds in het land merkbaar is. Van al die uitvindingen onzer eeuw, die ons het verkeer en den handel vergemakkelijken, en die alle beschaafde volken hebben, is in China, hoeveel men er ook kent en maakt, en hoe lange jaren reeds, toch nog zoo goed als niets te zien.

Zoo is het o. a. met de spoorwegen. Een vijf en twintig jaar geleden beproefden de Engelschen in China een spoorweg aan te leggen. De Chineezen nu waren zoo dom niet, of zij vatt'en heel wel, hoe nuttig zoo'n s duizendpoot", gelijk zij den spoorweg noemden, kon zijn voor het verkeer, voor het vervoer van goederen enz.

Maar o wee! De spoorweg liep ongelukkig ook over een plek, waarop eenige oude graven lagen. Nu werd het den heidenen toch bang om 't hart. Wie kon vooruit weten wat onheil die sissende, dampende locomotief in de lucht zou aanrichten en wat zou het gevolg zijn? De geesten zouden zich wreken. Kortom, het volk werd al meer beangst, en ten slotte de regeering ook. Wat deed zij ? Voor veel geld kocht zij eindelijk den Engelschen de nieuwe spoorlijn weer af, en liet die toen opbreken!

Dit wantrouwen in al wat nieuw is en daarbij haat tegen de vreemdelingen, wijl die al deze nieuwe dingen willen invoeren, worden nog heden zeer veel in China gevonden.

Het kan echter thans anders worden. De Chineezen hebben namelijk, gelijk we ons nog herinneren, kort geleden een gev/eldigen oorlog gevoerd met Japan. Nu is het Japansche volk, bij 't Chineesche vergeleken, klein; want China telt met zijn 400 millioen inwoners er tienmaal meer dan Japan. Toch werden de Chineezen door den vijand volkomen verslagen. Dit nu kwam goeddeels daardoor, dat men in Japan alles had ingericht op Europeesche wijs, terwijl de Chineezen bij 'tonde waren gebleven. Zoo waren er dus wel vele duizenden Chineesche soldaten, maar geen spoorwegen, waarlangs zij in tijds de slagvelden konden bereiken. Moesten de legerafdeelingen spoedig een gewichtige boodschap hebben, dan ontbraken de telegrafen. Immers die hadden de Chineezen ook niet, wegens hun vrees dat de draden de goede en de kwade luchten dooreen zouden warren. Bij de Japanneezen was dit alles anders, en zij hebben dan ook de Chineezen een gevoelige les gegeven, 't Is best mogelijk dat die er de laatsten toe brengt, hun land en de zaken anders in te richten, zoodat zij tegen andere volken op kunnen. Althans, als ik mij niet vergis, worden er nu eindelijk spoorwegen in China aangelegd.

Maar ook de hardste lessen zullen het hart der Chineezen niet veranderen, noch hun bijgeloof en de vrees voor de dooden en de afgoderij en den wereld en zondendienst niet doen ophouden. Dat kan alleen het woord Gods, het Evangelie, 't welk gelukkig nu reeds een halve eeuw in China wordt gepredikt, al is dit een zeer moeilijk werk. Wij Nederlanders doen daaraan zeer weinig. Naar ik meen is er slechts één Nederlander als zendeling in China werkzaam, en nog een Ned. Amerikaan. Nu is 't wel waar, dat wij in onze Oost en West nog heel veel te doen hebben — wat lang is blijven rusten — maar 't is ook waar, dat zendelingen uit andere landen in onze Oost en West veel voor de heidenen verrichten, 't Zou daarom nu juist nog t geen weelde zijn, als meer zendelingen van hier naar China togen om er het Woord Gods te brengen. De Heere Jezus zegt ook tot ons sBidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstoote."

AAN VRAGERS.

C. C. K. te B. Er is geen gezonde reden waarom men in Micha 5: i den bijzonderen nadruk zou leggen op »Mij". Dit zou alleen zin hebben als Hij die hier spreekt te onderscheiden was van een anderen persoon, doch die wordt niet genoemd, 't Wil eenvoudig zeggen dat Hij die voortkomen zal d. i. de Messias, zulks den Heere doen zal d. i. tot volvoering van Diens raad en belofte. Van een ander is geen sprake, en kan er in dezen zin ook geen sprake zijn.

De laatste vraag van onzen lezer D. V. te 's H. betreft de uitdrukking: Het kiiid van de rekening worden.

Hierbij merken we op, dat zoowel naar den oorsprong van het woord als naar de beteekenis, die het ook nog heeft, door kind niet altijd een nog jeugdig persoon is te verstaan, In den Bijbel b. V. beduidt »kinderen Israels", skinderen des toorns" enz., eenvoudig wezens die tot zeker geslacht, zekere groep behooren, afstammelingen of bloot leden yan zekere saamvergadering. Zoo spreken wij ook nog van een »ge]ukskind", een ^Zondagskind" en zijn alle menschen, hoe oud ook, kinderen hunner ouders. Kind heeft dus ook nog de algetneene beteekenis van persoon en zoo ook in die uitdrukking bovenvermeld, 't Duidt aan hem die voor 't voldoen der rekening opkomt, die ten slotte 't gelag heeft te betalen.

A. d. D. t^ R. Op uw vragen is volkomen van toepassing, wat in 't vorig nr. aan het adres van K. te B. werd bericht. Intüsschen, gelijk we aan het daar bedoelde begonnen zijn, zal ook het uwe wel een beurt krijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1897

De Heraut | 4 Pagina's