Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de gemeene Gratie.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS.

XXXV.

Vrees niet, gij klein kuddeke; want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het koninkrijk te geven. Luk. 12:32.

Het is hier de plaats, om het denkbeeld en het verschijnsel der Volkskerk ter toetsing te brengen. Immers wat de voorstanders der Volkskerk steeds bedoeld hebben, en ook thans nog beoogen, staat in onmiddellijk verband met de inwerking zoo van de Christelijke kerk als van haar genademiddelen op de „gemeenegratie". Haar pleitbezorgers hielden steeds staande en beweren nog, dat de kerk van Christus niet enkel bestaan kan en mag uit de „geloovigen en hun zaad" (met ingeslopen hypocrieten), maar dat ze bestaan moet uit zoo mogelijk al de zonen en dochteren des lands. En ze willen dit, niet alsof ze blind waren voor het ongeloofdat hiermee in de kerk binnenkomt, maar overmits de kerk alleen op die wijs ook het gewone burgerleven in breeder kring zegenen kan, en opvoedend kan werken op de groote massa. Er bestaat tusschen hen en ons alzoo geen verschil over het feit, dat Chri.stus' kerk met haar genademiddelen een breeder veld beslaat dan dat der particuliere genade. Beiderzijds wordt erkend, dat de kerk tweeërlei doet: i*^. rechtstreeks ten goede werken op de uitverkorenen ; deze uitlokken ter bekeering, troosten, stichten, verbinden en heiligen; maar ten 2". ook zijdelings ten goede werken op di& geheele burgermaatschappij ; é& 7.& dwingende tot burgerlijke gerechtigheid.

Maar hierin verschillen we, dat zij, om dat goede doel te bereiken de burgermaatschappij in de kerk opnemen, terwijl wij te dien einde de kerk, als een stad op een berg, middenin de burgermaatschappij plaatsen.

Over uitdrukkingen vallen we nu niet. Het is ons om de zaak te doen. Maar vast staat dat het stelsel der Volkskerk er op uit is, zoo snel en zoo omvangrijk mogelijk geheel de bevolking van een land in de kerk op te nemen; terwijl het door ons bepleite stelsel strekt, om kerk en burgermaatschappij te onderscheiden, in de kerk alleen aan de „geloovigen met hun zaad" toegang te verkenen, en de hypocrieten alleen in zoover te dulden, als men ze niet ontmaskeren kan; onderwijl alsdan van dien vergelijkenderwijs kleinen kerkelijken kring, door uitstraling, invloed moet uitgaan op het buitenkerkelijk, zoo men wil, burgerlijk leven. Aldus is de tegenstelling naar ons voorkomt duidelijk gesteld, op een wijze die misverstand afsnijdt, en aan het gevoelen onzer tegenstanders volle recht laat wedervaren. Zij en wij erkennen de waarheid, dat het Christendom niet enkel de roeping heeft, om de uitverkorenen ter zaligheid te leiden, maar dat het ook op het menschelijk leven in staat, maatschappij en school moet inwerken. Maar het middel hiertoe is in hun oog, dat de kerk zooveel doenlijk allen inlijve die tot de natie behooren, terwijl wij zeggen: De kerk moet de vergadering der geloovigen blijven (met hun zaad), en van deze enger begrensde kerk moet de zegenende invloed op staat, maatschappij en school uitstralen. Een tegenstelling waaruit tevens duidelijk blijkt, hoe het denkbeeld der Volkskerk rechtstreeks saamhangt juist met het thans door ons besproken onderdeel van de leer der „gemeene gratie."

Staande nu voor dit diep insnijdend pleit, moeten we aanstonds belijden, dat de idee der Volkskerk zoogoed als heel de historie der kerk beheerscht. Waar ge de Christelijke kerk in haar gang door de wereld ook ziet optreden, steeds streeft ze er naar door rekkelijkheid en toegeeflijkheid en inschikkelijkheid alle personen die tot den volkskring behooren tot den heiligen Doop te lokken, en na niet zoo langen tijd is het Christendom , dan de godsdienst van heel het volk geworden. Tot op keizer Constantijns bekeering was dit anders. Maar van zijn optreden als Christen-keizer af begint de Volkskerk zich te realiseeren. En sinds is ze onder bijna alle kerkvormen doorgegaan.

Een Volkskerk wilde Rome, een Volkskerk wilde men in het Oosten onder Kopten, Nestorianen, en Grieksch orthodoxen. Een Volkskerk vindt ge in alle Luthersche landen. Een Volkskerk is, na korte worsteling, ook in de landen van het Calvinisme heerschende geworden. Zoowel in Engeland, als in Schotland en in Zwitserland, en wat het meest Verbaast ook in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Een feit zoo overweldigend, dat het ernst, moed en diepe overtuiging vergt, om nochtans tegen de Volkskerk in verzet te komen. En dit vooral, zoo we nog op tweeërlei letten,

Ten eerste hierop, dat wel, met name in de Calvinistische landen, de eigenlijke idee van de Volkskerk geen stand hield, maar dat men toch in die landen hetzelfde denkbeeld toepaste in gewijzigden vorm. De Volkskerk in eigenlijken zin, wil, dit behoeft geen betoog, de kerk van heel het volk zijn, de kerk der nationale eenheid, de kerk die, op enkele niet meetellende uitzonderingen na, heel de natie omvat. Zoo is het onder Rome in de Middeneeuwen geweest. Zoo is het nog in Rusland, in de Balkanstaten, en Griekenland. Zoo is het in de Luthersche landen als Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden en Noord-Duitschland. De Calvinistische landen nu maakten hierop veelal in zooverre inbreuk, dat zij ook andere kerken duldden. Niet in volle eer, niet op voet van gelijkheid, niet als van gelijken rechte, maar dan toch als nevensstaande kerkvorm. Zoo is het in Zwitserland geweest. Zoo werd het in Engeland. Zoo was het oorspronkelijk in Frankrijk, toen de Hugenoten er nog machtig waren.

Zoo • was het ten onzent. Zoo werd het met name in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Ja, in later tijd verzwakt het denkbeeld van een bevoorrechte, nationale Volkskerk zelfs in die mate, dat ten onzent de grondwet gelijke bescherming aan alle kerkgenootschappen toezegt, en in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zelfs de kerk ontbreekt, waarvan men zou kunnen zeggen, dat ze meer dan andere kerken als de nationale kerk wordt aangezien. Hoogstens kan toegegeven, dat in de Vereenigde Staten de onderscheidene Protestansche kerken een hooger nationaal cijfer dragen dan de Roomschen of de Mormonen, onderwijl zelfs die tegenstelling ziender oogen verliest in kracht. Doch al mocht dit niet onopgemerkt blijven, niettemin staat vast, dat op enkele kleine sekten na, alle deze nevens elkander bestaande kerken dan toch saain de ééne gedachte pogen te belichamen, om allen die tot de natie behooren, bij een of andere van deze onderscheiden kerken in te deelen. De Joden laten we voor wat ze zijn, maar alle niet-Joden hebben op te geven tot welk Christelijk kerkgenootschap ze behooren.

En zelfs in eigen boezem werkt deze zelfde gedachte door. Alle kerken die den Kinderdoop hebben, stellen er prijs op, alle gedoopten en wie uit hen geboren worden, in haar kerkelijke gemeenschap te houden, en het komt bijna niet voor, dat men gedoopte personen, die later blijken geheel vervreemd van de Christelijke belijdenis en aan den dienst des Heeren te zijn, deswege buiten zijn kerk sluit. Dat gaat dan van geslacht op geslacht zoo voort, en vandaar dat men wel niet extensief, maar dan toch intensief dezelfde gedachte vaneen Volkskerk blijft koesteren en sterken. In Amerika verrijst geen stad, of aanstonds is heel de bevolking kerkelijk ingedeeld, en vormen te zamen alle deelen der stadsbevolking toch weer een Christelijk volk. Alleen kan gezegd, dat de beweeglijkheid die de Amerikanen gedurig verhuizen doet, eenigszins bres schiet in die eenheid, doordien men van plaats tot plaats trekkende, zich nu eens bij deze, dan weer bij die kerk aansluit. En ook moet er aan herinnerd, dat men overigens in dezeAmerikaansche kerken onderscheid maakt tusschen de uitwendige en de inwendige kerk.

De uitwendige kerk omvat dan alle gedoopten, maar de inwendige, geestelijke, eigenlijke kerk alleen diegenen, die belijdenis deden, en tot het Avondmaal werden toegelaten, en het zijn ook de laatsten alleen, die invloed oefenen op de inrichting der kerk en de bezetting van haar ambten. Het is ook duidelijk, dat de volle idee der Volkskerk in de Calvinistische landen reeds lang verbroken is, en dat er aldoor pogingen zijn aangewend om een zuiverder denkbeeld te belichamen; maar tot een helder resultaat heeft dit nog niet geleid. De tegenstelling tusschen de kerk en de wereld kan niet uitkomen, waar het behooren tot welke kerk dan ook, behalve onder de Joden natuurlijk, algemeene regel is.

En onze tweede opmerking is, dat de meer bewuste en doorgezette oppositie tegen de idee der Volkskerk ongelukkigerwijze bijna alleen is uitgegaan van de zijde der spiritualistische sekten. Telkens zien we in de geschiedenis kleine groepen zich afzonderen, die van de Volkskerk niet weten willen, maar die bij die oppo.sitie in het tegenovergestelde uiterste vervallen, om namelijk het Verbond Gods te loochenen, den Kinderdoop af te schaiïen, natuur en geest uiteen te rukken, en de kerk uitsluitend voor den hemel te laten bestaan, onderwijl ze aan het gewone natuurlijk menschenleven, in geestelijke eenzijdigheid en hoogmoedigen trots, kortweg den rug toekeeren. Dit maakt zelfs het wezen van de sekte uit. Want sekte heeft men wel elke groep genoemd, die zich van de Volkskerk afscheidde, maar dit is niet Jiaar eigenlijk kenmerk. Immers dan zou er altoos maar één wezenlijke, eigenlijke kerk zijn, en alle andere Christelijke gezindheden onder de sektarischen vallen.

Dit standpunt echter, dat uitkomt op het standpunt van een alleenzaligmakende kerk, kan niet het standpunt van den Protestant zijn. Nooit hebben Lutherschen en Gereformeerden, Episcopalen en Nonconformisten. Methodisten en Presbyterianen, in ernst beweerd, dat men ook bij deze andere afdeelingen der Christenheid niet kon zalig worden. De Protestantsche belijdenis die juist tegen het denkbeeld van een alleenzaligmakend kerkelijk instituut ingaat, droeg van meet af de veelheid der kerken in haar schoot, en erkent, dat er verschillen zijn, die men wel niet mag over het hoofd zien, maar die daarom nog niet over zaligheid of rampzaligheid beslissen. Neen, sekte is zulk een groep dan eerst, als ze zich zelve buiten het menschelijk leven plaatst. Sekte wordt ze als zeker aantal individuen hun gezelschap buiten het leven der menschheid plaatsen, en zich zelven aanzien voor een heilig kringetje, dat bij vergissing nog op aarde blijft, maar eigenlijk met het leven dat hier op aarde geleefd wordt, niets meer uitstaande heeft. Sekte is zulk een kring dan eerst, als ze ophoudt in Jezus te belijden de7i Zoon des menschen. En daar nu niet te ontkennen valt, dat het juist deze sekten zijn, die het stelligst tegen de Volkskerk, als idee en als verschijnsel, in verzet zijn gekomen, heeft de volkskerk er geen geringe kracht aan ontleend, dat ze gedurig de keuze kon stellen : Blijft bij mij, want, zoo ge mij verwerpt, wordt ge sekte. Ook ten onzent is sinds 1834 en i886 gedurig door de mannen der Volkskerk het verwijt tegen ons geslingerd, dat wij niet anders bedoelen, dan op de manier der Labadisten, een sektarischen kring van enkel heiligen te vormen, en toen de Haagsche Synode in 1886 Dr. Kuyper veroordeelde en uitwierp, is het hoofd ver wijt ook tegen hem ontleend aan een zinsnede van zijn Conjidetie, waarin voor het kleine Kuddeke in het midden der v/ereld gepleit werd, maar onder vervalsching van dit zijn denkbeeld, als had hij geijverd voor sektarisme.

Al moet dus de strijd tegen de Volkskerk onder zeer ongunstige omstandigheden gevoerd worden, toch mag van. dien strijd niet afgelaten. Zoolang echter die strijd alleen van geestelijke zijde gevoerd wordt, staat men daarbij zwak. Want wel is het volkomen juist, dat de kerk „de vergadering der geloovigen" is, en dat er, hoe rekbaar dit woord ook genomen worde, voor de öwgeloovigen of ? ; zV^geloovigen in dezen kring geen plaats is, maar de belijdenis van het Verbond, die weer verband houdt met den organischen samenhang der geslacliten, veroorzaakt hier tastbare moeilijkheid. Stelt men zich Pelagiaansch aan, en stelt men, zich enkel aan de idividueele personen houdend, dat in de kerk alleen hoort, wie verklaart en belijdt persoonlijk in Christus als zijn Heiland te gelooven, dan is hierin vi'ei het m.iddel geboden, om uit te maken, wie wel en wie niet tot de kerk behooren, maar dan komt men ook aanstonds met het Verbond, met den samenhang der geslachten, en dus ook met den Kinderdoop in conflict. Is men daarentegen, op grond der Heilige Schrift overtuigd, 1". dat de Verbondsgedachte niet mag worden prijsgegeven, 2". dat de samenhang tusschen de geloovigen en hun zaad een heilig organische verbintenis is, die stiptelijk moet geëerbiedigd worden, en 30. dat dientengevolge een kerk met enkel bejaardendoop van een valsch beginsel uitgaat, dan blijkt dit individualistisch standpunt te eenenmale onhoudbaar te zijn. En evenzoo stuit men dan op het bezwaar, dat volgens de Heilige Schrift de kerk ook een beteekenis voor de zvereld heeft, voor de ontwikkeling van haar menschelijk leven, voor haar burgermaatschappij, en haar natuurlijken levensschat, die op die wijze geheel teloor gaat. Zulk een enge kring van elkander onderling keurende personen toch, buiten verband met hun geslacht genomen, komt ook buiten alle verband met het leven der wereld te staan, en sluit zich op in geestelijke eenzijdigheid. De historie heeft dit telkens opnieuw bevestigd, en krachtens het beginsel waaruit zulk een kring opkomt, kan het ook niet anders. Zij die zich onder allerlei benaming als Plymouth brethren hebben afgezonderd, hebben kras en scherp de Volkskerk bestreden als een stuitende vervalsching der echte kerk-idee, die op Satanische paden had geleid. Maar hierbij „kerk" en „volkskerk" met elkander ver­ warrende, hebben ze zich toen tegen elk begrip van „kerk" in beginsel gekeerd, en willen ze thans niet anders vormen dan „lieve vrome gezelschappen." Doch de uitkomst toont dan ook, hoc ze, juist door deze misgreep, zichzelven buiten de beweging hebben geplaatst, en wel op lieflijken vrede voor de eigen ziel bedacht zijn, maar overigens in alle landen geïsoleerd staan, en zich van eiken invloed op den gang van zaken hebben beroofd.

Met vrucht, en hoop op beter gevolg, kan de strijd tegen de Volkskerk eerst dan worden aangebonden, wanneer men tegenover het begrip der Volkskerk een beter, zuiverder, meer Schriftuurlijk „begrip van kerk" overstelt; bij dit kerkbegrip aan de Verbondsgedachte recht doet wedervaren ; niet enkel op het individu, maar ook op den samenhang van mensch en mensch in het organisch verband der geslachten let; en voorts duidelijk aanwijst op wat wijze de kerk van Christus, als ze haar natuurlijke grenzen weer aandurft, nochtans voor het gemeen menschelijk leven ten zegen kan zijn. En dit nu is daarom alleen op Calvinistisch standpunt mogelijk, omdat alleen de Gereformeerden helder het onderscheid hebben ingezien tusschen de „particuliere genade" en de „gemeene gratie." Zoolang men voor dit onderscheid het oog sluit, kent men geen genade dan binnen den kring der kerk, en wordt men dus Vi'el verplicht, alle landgenooten, zoo mogelijk, binnen den kring der kerk op te nemen, wil men het burgerlijk leven niet overlaten aan demonische machten. Dit laatste is niet overdreven. De zonde werkt vloek, en waar de vloek heerschappij oefent, werken de duivelsche machten onbelemmerd. Kan nu alleen genade den vloek keeren, en de overmacht van het demonische tegenhouden, dan is het duidelijk, dat van tweeën één moet geschieden, óf dat er genade moet werken ook buiten de kerk, óf wel, dat al wat buiten de kerk staat ot er niet in kan opgenomen, van genade verstoken, en alzoo willoos en machteloos aan den vloek onderworpen blijft. Het dusgenaamde exorcisme is dan het natuurlijke middel door de kerk aangewend, om deze macht te breken, en telkens weer een stuk, een deel van de wereld aan den vloek te onttrekken, en onder de genade te brengen.

Zelfs de plek gronds moet dan gewijd worden, v/ant ook wat den bodem aangaat, bestaat de wereld uit twee deelen, het ééne gczvijd en het andere ongewijd, en al wat niet gewijd is, verkeert nog buiten genade. Dit alles vervalt echter, als men inziet, dat er wel terdege genade ook htiten de kerk van Christus werkt; dat er genade is, ook waar haar werking niet tot eeuwige zaligheid leidt; en dat we alzoo een genadewerking Gods hebben te eeren ook in het natuurlijke, menschelijke, burgerlijke leven, waardoor vloek en zonde gestuit wordt, ook al ontbreekt het verband met de zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Van de gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 februari 1898

De Heraut | 4 Pagina's