Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN RUSTIGE PLEK.

XVII.

't Kostte onzen smid veel moeite die droeve boodschap te brengen, welke zoo geheel iets anders behelsde dan hij zich de laatste jaren had voorgesteld. Zijn vrouw, die bleek en uitgemagerd te bed lag, gelijk reeds lang, kon bij het hooren van wat hij meedeelde, eerst haar tranen niet weerhouden, bij de gedachte dat zij van het huis, waarin zij zooveel lief en llfed doorleefd had, zou moeten scheiden.

Maar terwijl haar man in bittere klachten uitbrak, vouwde zij de vermagerde handen, en verhief haar hart tot God, dat Hij hen in allen rampspoed en nood toch niet mocht verlaten. Toen zij de oogen, die ze eerst gesloten had, weder opende, zag zij haar man een tijdlang ernstig aan en sprak toen de woorden, die een ander ook in groeten druk eens uitte: „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd!"

„Zoo is het" sprak Ottmann, terwijl nu ook hem de tranen in de oogen kwamen. „God is ons een schild en een toevlucht. We zullen als Christenen het kruis dragen, en stil zijn en op het heil des Heeren hopen. Hij zij ons om Zijns Zoons wille genadig en moge het voorzien !"

De Mei van het jaar 1770 was aangebroken. De weilanden aan de rivier de Altmühl hadden zich met hun schoonste kleed getooid, en breidden zich uit als een groen tapijt met tallooze gele bloemen bedekt. Aan den oever der rivier bloeiden de blauwe vergeet-mij-nietjes, en het riet bewoog zachtkens de ranke bladeren in den zoelen westenwind. In de korenvelden hoorde men den kwartel slaan en op de golvende hoogten in het rond prijkte het beukenwoud in zijn smaragdkleurig lentekleed.

Te midden van al die heerlijkheid in de schepping lag het dorpje Zimmern, tusschen de rivier en den berg. De met lei gedekte huizen kwamen te voorschijn tusschen de vruchtboomen, die met bloesems als met sneeuw overdekt waren, 't Zag er alles schoon en vriendelijk uit, als om 't welkom toe te roepen aan hem, die thans zijn intocht houden zou, de nieuwe schoolmeester van het dorp.

Tegen elf uur in den morgen reed een boerenwagen het plaatsje binnen. Vóór den wagen liepen twee krachtige paarden, die de brouwer en waard van het dorp daartoe afgestaan had. Op het voertuig lag allerlei huisraad, niet veel en niet nieuw, maar toch rein en goed onderhouden. Achter den grooten wagen kwam nog een kleinere, gevuld met stroo en beddegoed. Daarop lag, diep ingedoken, een bleeke, magere vrouw. Meer dan eens kromp zij ineen en zuchtte als de wagen — die geen veeren had — hotste over den oneffen weg en de groote steenen. Maar toch zweefden haar blikken ook dankbaar over de heerlijke velden, de groene heuvelen en naar den blauwen hemel daarboven. Naast den wagen liep haar man, onze Kasper, de nieuwe schoolmeester. Van tijd tot tijd legde zij haar hand in de zijne, als wilde zij zeggen: De Heere heeft ons toch weder geholpen en het genadig met ons gemaakt.

Misschien vindt de lezer het vreemd, dat een schoolmeester op die wijs zijn [nieuwe woonplaats binnentrekt. Zeker gaat het nu anders, en is het beroep van schoolmeester veel meer in achting en eer dan vroeger, gelijk het ook veel beter wordt betaald. Doch zijn geringheid strekte den Jmeester in Zimmern niet tot oneer, en de boeren achtten er hem ook niet minder om.

Vóór het schoolgebouw hielden de wagens stil. Alle buren liepen nu uit om den nieuwen schoolmeester te zien, en hem te helpen bij het inbrengen van zijn huisraad. Dat ging bij zooveel handen heel vlug, te meer daar er niet veel was. Heel voorzichtig werd de zieke vrouw in huis gedragen; ieder zag wel hoe bezorgd de meester voor haar was, en hij zei dan ook aanstonds ronduit: „Zij is mijn grootste schat; den Heere zij dank die mij haar liet".

Maar hoe was onze Ottmann zoo van het aanbeeld tot het A B boek en van Feuchtwangen in Zimmern gekomen? Dat zullen we hooren, en tevens zien, hoe de Heere God alle wegen en middelen in Zijn hand heeft, en niet alleen Zijn kinderen maar ook hun lasten draagt. Zooals de lezer reeds heeft begrepen, kon Kasper in Feuchtwangen niet blijven. Hij moest zien dat hij ergens anders een woonplaats vond, maar dat ging niet gemakkelijk, omdat, gelijk ik reeds zei, nieuwelingen weinig gezocht waren, en men hun eenvoudig kon beletten een zaak of een handwerk te gaan drijven.

't Eerst dacht onze smid natuurlijk aan Pappenheim; wellicht was daar iets te krijgen. Maar hoe zou hij weggaan, zijn vrouw zoolang alleen laten? Doch toen een nicht zich aanbood om zoolang op te passen, aanvaardde hij de reis, en begaf zich naar zijn geboorteplaats. Met een diep bewogen gemoed aanschouwde hij de plekjes waar hij als kind gespeeld en ook de plaatsen waar hij zooveel droefenis ondervonden had. Enkele bekende gezichten zag hij, doch hem scheen niemand te herkennen. Trouwens, hij was ook ontzaglijk veranderd sinds hij als jong gezel het dorp verliet.

In diepe gedachten wandelde hij .voort, en hield eindelijk stil voor een groot gebouw, een ververij. Daar had zijn peetoom Kasper g woond. Zou hij nog leven, nog hier wonen? Een klein meisje deed open. Zij zag de vreemdeling verbaasd aan, en antwoordde op zijn vraag alleen, dat vader niet thuis was.

Kasper begreep, dat die vader een ander moest zijn dan de man, dien hij zocht. De huisvrouw kwam er bij, en nu bleek, dat zij de aangehuwde nicht was van den man, die voor haar stond en de echtgenoote van Hans, een neef van onzen Kasper. Hans was zijn vader als verver opgevolgd. De oude man leefde nu rustig in een huis daar dicht bij, en Kasper be gaf zich toen allereerst tot hem.

De oude Kasper had blijkbaar nog een goed geheugen. Want zoodra stondzijn jongere naamgenoot niet voor hem of hij riep uit. „Wel, wie had dat kunnen denken! Kasper. mijn petekind, hoe lang hebben we elkaar niet gezien! Maar ga zitten, en vertel me uw wedervaren."

Daar de oude heer minstens nog even scherp van gehoor als van gezicht was, viel 't Kasper niet moeielijk aan dit verlangen te voldoen Natuurlijk moest de neef zijn verhaal inkor ten, wilde hij niet uren achtereen zitten te ver tellen. Inmiddels zorgde oom, die er warmpjes inzat, dat zijn petekind een smakelijke hartsterking kreeg. Toen de oude Kasper eindelijk wist, wat hij weten moest, sprak hij :

„Hoor eens jongen, ik zal zien wat ik voor u doen kan. Ik heb gelukkig den tijd aan mij, en, zooals ge ziet, heeft het God behaagd mij te zegenen, zoodat ik rustig kan leven. Hebt ge al eens er over gedacht, waar iets voor u zou zijn te krijgen ?

„Neen", was het antwoord, „u begrijpt, zonder geld gaat het niet, en alles teert op." „Nu jongen", sprak oom, „gij hebt in zoolang niets van mij gehoord — want we zagen u maar zelden — we zullen dus maar eens afrekenen." En meteen ging oom naar een kast en haalde er 50 gulden uit, wat in dien tijd nog wat meer gold dan nu.

Met een dankbaar hart ontving Kasper het geld, en bracht verder den dag bij zijn peetoom door. Den volgenden morgen vertrok onze smid weer, hoorde eens hier en daar, doch zonder iets te vinden, dat hem leek, en keerde toen weer huiswaarts. Nog geen dag echter was hij thuis, toen er een brief kwam van oom. Deze had zijn gedachten eens laten gaan, wel wetend, dat hij, als een man bij alle burgers en ook bij het grafelijk hof zeer geacht, nog wel eens iets kon gedaan krijgen. Dat zou Kasper ondervinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 maart 1898

De Heraut | 4 Pagina's