Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de worsteling van het Calvinistisch element in den boezem onzes volks schrijft Ds. Gispen in de Bazuin o. m. dit: Gelijk ik u in mijn vorigen brief schreef, is de naam: Ned. Herv. kerk nog de uitdrukking van een bezielende gedachte, die op velen een grooten invloed uitoefent. Men zou Dr. Kuyper veel kunnen vergeven, misschien zelfs zijn Christelijke democratie, zoo hij maar vermeden had het conflict met de Ned. Herv. kerk.

En wat daarbij opmerkelijk is, is wel het verschijnsel, dat in de hoogere kringen des levens en in den deftigen burgerstand, het z.g. denkend deel der natie, schier elk spoor van de Gereformeerde traditie uitgewischt is, of meer en meer wordt.

In Rusland b.v., heeft men nog de orthodoxe kerk, die met staatsgeweld wordt in stand gehouden. Die kerk heeft een belijdenis, een dienst, een tucht, een karakter, die kerk is nationaal, eeuwen lang dezelfde, de eene kerk van het heilige Russische Rijk.

Maar de Ned. Herv. kerk heeft slechts den naam en dobbert op den stroom der geesten, van het Gomarisme tot het Boedhisme toe, omdat zij is, naar men zegt, een Protestantsche kerk, en een Protestantsche kerk niet heeft een bindende belijdenis of een voor allen gezaghebbend woord, maar vrijheid laat aan het individu om te hebben een eigen inzicht en een eigen overtuiging omtrent God en de onzichtbare dingen, en ook het recht om van dat inzicht en die overtuiging belijdenis te doen, die te prediken en te verbreiden, mits dit geschiede met opvolging van de reglementen der Ned. Herv. kerk en met handhaving van orde en rust.

Nu spreekt het van zelf, dat die reglementen een inhoud moeten hebben, en voorschriften moeten bevatten, die de handhaving van het «echt Protestantsch beginsel" mogelijk maken, en toch ook weer zoo moeten luiden, dat voor de groote menigte de schijn behouden wordt, dat de Ned. Herv. kerk hetzelfde is als de Gereformeerde kerk, de wettige voortzetting en erfgename van de kerk der vaderen.

Deze beschouwing hangt samen met geheel onze volksontwikkeling van het einde der 17e eeuw af.

Na den dood van Prins Willem III, Koningvan Engeland, is de Gereformeerde traditie gaandeweg verzwakt. Geen Oranje toonde er meer voorliefde voor, en bij de ontwikkeling van het partijwezen, tot op de dagen der revolutie, scheen de Gei-eformeerde levens-en wereldbeschouwing voor altijd te zullen worden uitgewischt, of alleen nog maar vermeld te kunnen worden als een staaltje van de dwaling der voorgeslachten.

En toen het weer sOranje-boven" werd, nam men niet ter hand de reformatie der Gereformeerde kerk, maar maakte men nieuwe reglementen en schiep men een nieuwen vorm van kerkregeering, die er geheel op gericht was om den bestaanden toestand te legaliseeren, te wettigen, en de ontwikkeling van het kerkelijke leven, in dien geest, voor de toekomst te verzekeren En dit is zoo volkomen gelukt, dat zelfs de orthodoxen nu de nieuwe orde van zaken verdedigen.

Of Christus waarachtig en eeuwig God is, of Hij ontvangen is uit den Heiligen Geest of ... en of zijn dood een ware zoenofferande is, of Hij den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft, met zijn lichaam, dat weder levend is geworden en uit de dooden

is opgestaan, in den hemel is, of niet, daarover voert men geen strijd meer op leven en dood.

Maar over het beheer der kerkelijke goederen kan men zich nog warm maken, en staan de geesten vijandig tegenover elkander.

Niet het dogmatische maar het ethische boeit de geesten in onze eeuw.

En nu staan de Gereformeerde kerken in het midden van deze strooming, met de traditie van de i6e en 17e eeuw, de traditie van het Huis van Oranje en de Dordtsche Synode, als een sta-inden-weg voor het moderne, kerkelijke leven door allen bestreden en met allen in strijd.

Tegenover het individualisme der eeuw staan ze met een gemeenschappelijke belijdenis van de geopenbaarde waarheid, uitgedrukt in de Formulieren van eenheid. Tegenover het genootschappelijke of collegiale stelsel van kerkverband, met de belijdenis van de rechtsbevoegdheid der plaatselijke kerken, — als de eenlingen in het midden van een volk en een eeuw, die elke soiivereiniteit in eigen kring steeds meer vernietigt, en alleen weten wil van individuen, onder een algemeen en voor allen geldend landsbestuur.

Als gij dit in het oog houdt, zult gij ook begrijpen, dat zoovele formeele dingen, van meer of minder belang, onder ons in bespreking zijn. Onze voorouders hebben uit de Gereformeerde beginselen een Gereformeerd kerkv.'ezen kunnen opbouwen in een maatschappij, die deze beginselen als de ware erkende en hun invloed onderging. Maar thans is alles het tegenovergestelde van wat het toen was.

Wij zijn zoozeer aan den Gereformeerden levenstoon ontwend, dat we voor «nieuwigheden" aanzien, wat niets anders is dan een poging om den ouden Gereformeerden toon weder in eere te brengen.

In hoeverre dit mogelijk zal blijken, kan de tijd leeren. In vroeger jaren heeft men wel eens beweerd, dat de «Afgescheidenen" buiten hun tijd stonden, en de stroom des levens nauwelijks hun voeten bespoelde. Dat zegt men nu zoo niet meer.

Veeleer verwijt men hun nu revolutionaire sympathieën, wijsgeerige afwijkingen van de zuivere leer, zucht naar wereldsche macht en aardsche grootheid. En deze verwijten komen het meest van den kant der vromen van alle gading, zoowel in het politieke als in het kerkelijke. Die in het politieke en kerkelijke het dichtst bij ons staan, schieten doorgaans de puntigste en scherpste pijlen op ons af. Want dat behoort zoo: in majorem doch laat ik het in 't Nederlandsch zeggen: ter eere Gods.

Het belangrijkste, dat tegenwoordig onder ons plaats heeft, is de arbeid om de Gereformeerden Gereformeerd te maken. Men zou, oppervlakkig oordeelend, zeggen, dat dit als van een leien dakje moet gaan. Doch niets is moeilijker en — in meer dan één opzicht, — gevaarlijker dan dit. De populaire Gereformeerdheid gaat niet verder terug dan tot de tweede helft van de 17e eeuw en de eerste helft der i8e, den tijd van Brakel. En daar nu onder ons het «echt Protestantsch beginsel" heerscht, dat iedereen oordeelt over , de stukken der Heilige Godgeleerdheid, volgt van zelf, dat de geest van wantrouwen en kwaadsprekendheid onder ons een groeten invloed heeft, wijl het iedereen niet gegeven is de bronnen van den Nijl te ontdekken, of zelfs op te sporen.

En juist omdat de herleving der Gereformeerde beginselen een vvetenschappelijken arbeid schept en vordert, is de vooruitgang langzaam; terwijl in het practische leven de een of andere onhandigheid, of een kleingeestig doordrijven van wat men eisch van het Gereformeerd beginsel acht, ons meer achteruit dan vooruit zet; dewijl men geen redelijke overtuiging maar heimelijken aflieer en onderwerping met weerzin wekt, omdat de onderworpenen geen uitweg weten.

Veel zal, onder het bestuur des Heeren, afhangen van den arbeid der jongere predikanten. Wij ouderen hebben te veel antecedenten in het leven en kunnen ons zelf niet genoeg van ons zelven en van onze geschiedenis losmaken. Maar voor de jongeren is nog een schoone taak weggelegd, mits zij verstand hebben om die taak met geduld en lijdzaamheid te volbrengen, en niet, met vleugelen gelijk de arenden, van de eene gemeente naar de andere vUegen, maar in den, kring, waarin God hen plaatste, zoo a; rbeiden, dat l'öïiilinste n'^fl/'iets blijvends tot stand komt.

Op dit laatste leggen we nadruk.

Wie er geen heilige schoone levenstaak in ziet, om stil en rustig en met onuitputtelijk geduld en nooit verdoovende liefde, in één enkel dorp, de gemeente des levenden Gods weer op te bouwen, vergalt zich als prediker zijn eigen leven, en wordt blind voor wat waarachtig groot is en schoon.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's