Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. Het optreden van Kènsit tegen de Ritualisten. Eene uiting van Jan Maclaren.

De aartsbisschoppen van Canterburry, de premiers van de Anglicaansche kerk en die van York hebben een brief aan den Roomschen kardinaal Vaugkan gezonden, waarin geantwoord wordt op de argumenten, , die van Roomsche zijde aangevoerd worden voor het pausdom.

Veel staat er in dien brief niet te lezen, maar het slotwoord luidt aldus: „Terwijl wij ernstig den almachtigen God afbidden om op zijn tijd en in zijn weg het gebed te verhooren, dat de Heiland voor de eenheid van zijn kerk gebeden heeft, zoo gelooven wij helaas dat onder de beletselen om tot die eenheid te geraken er weinige krachtiger zijn, dan de aanspraken van opperheerschappij en onfeilbaarheid die de paus van Rome doet gelden, en de nieuwe dogma's die van tijd tot tijd door de Roomsche kerk zijn aangenomen".

Men zou uit die woorden afleiden, dat de Episcopaalsche kerk in Engeland, verder van Rome afstaat dan ooit.

Toch is juist het tegenovergestelde het geval: De Anglicaansche kerk gaat steeds meer den weg die naar Rome leidt, op. Invloedrijke groote bladen als de Daily Chronicle en de Daily News komen er rond voor uit, dat zij de beweging, door welke Roomsche ritualistische gebruiken in de Episcopaalsche kerken ingevoerd worden, zoeken te bevorderen.

De Daily Chronicle heeft eene serie artikelen in hare kolommen opgenomen onder den titel: „Mis of bediening van het Avondmaal". In die opstellen worden beschrijvingen gegeven van Godsdienstoefeningen, gelijk die in deze dagen in de Episcopaalsche kerken gehouden worden.

Bovendien trekt het optreden van den heer Kènsit in Engeland in deze quaestie de aandacht. Deze heer woont op verschillende plaatsen Ritualistische Godsdienstoefeningen bij en geeft dan daarvan in de Engelsche bladen verslag. Zoo schreef hij over een Godsdienstoefening in de Westminster Gazette.

„Toen de lezing van de „Passion" geëindigd was, keerde zich de dienstdoende geestelijke naar de zuidzijde, waarop hij een reeks van collecten en gebeden voor de kerk, de koningin, den primas, den bisschop der diocese, voor priesters en diakenen, catechisanten en ook voor alle „ketters en scheurmakers" uitsprak.

Behalve de woorden: „Laat ons bidden voor" voor elke collecte, en de woorden: „door Jezus onzen Heere", waren de woorden onverstaanbaar.

Men kan zich voorstellen dat de heer Kènsit ongeduldig werd, daar in het „Common-Prayer book" der Anglicaansche kerk, zulke gebeden niet te vinden zijn. Toen deze gebeden gedaan waren, deed de priester zijn koorkap af, en gekleed in een koorhemd en gehuld in een rijk geborduurd priesterlijk gewaad, naderde hij tot het altaar en nam van daar het crucifix af, hetwelk hij op plechtige wijze van het omhulsel ontdeed. Ter­

plechtige wijze van het omhulsel ontdeed. Terwijl hij dit deed, zong het koor in een kapel, die in een van de zijden was gebouwd, de „Reproaches". Hierop liet de priester, terwijl hij voor het altaar stond en zijn aangezicht wendde tot het vergaderde volk, het crucifix zien en sprak: „Bezie het hout des kruises", waarop het antwoord was: „Laat ons het aanbidden".

De quaestie is nu, die ook door den heer Kènsit gesteld wordt, hoe ver mag men in deze gaan ? Gebeden die zoo binnensmonds worden gemompeld, zijn toch niet beter dan het lezen van de mis in de Latijnsche taal. Bij de Roomsche godsdienstoefeningen komt het uit dat de priester een handeling doet voor het volk; in de Gereformeerde samenkomsten der gemeente treedt de dienaar des woords bij zijn gebed op als de mond van de geloovigen. Maar welke beteekenis heeft het prevelen van gebeden in de Engelsche taal, gelijk dit in vele kerken der Episcopalen in zwang kwam?

Kennelijk legt de geestelijkheid der Episcopaalsche kerk er zich op toe om allerlei nieuwigheden in te voeren, welke alle een Roomsch type dragen. De bisschoppen volgen of dezelfde richting of zijn niet geneigd om tegen den algemeenen stroom op te roeien. De Engelsche bladen vermelden deze dingen met gretigheid of omdat zij enkel jagen om wat nieuws te geven of wijl zij er op uit zijn om de Ritualistische beweging te bevorderen, " of wijl zij in dingen, de religie betreffende, zich geen partij stellend, eenvoudig de bovendrijvende partij zoeken in het gevlei te komen.

Maar dat zij, die er van overtuigd zijn, dat het werk der reformatie tot grooten zegen geweest is voor het Engelsche volk, zoowel op het gebied van de godsdienst als op dat van het staatkundige leven, dit alles met droef heid aanzien kan nièn zich levendig voorstellen.

In Engeland heerscht het denkbeeld, dat men een iegelijk vrij moet laten in zijn godsdienstige gevoelens en ook in de uiting daarvan. Doch vele dissenters, al belijden zij dit, kunnen het niet verdragen, dat de Episcopaalsche geestelijken handelen gelijk zij doen. Zij redeneeren aldus. De Anglicaansche kerk is een staatskerk, die door den Staat onderhouden wordt. Wanneer men in eene vrije kerk Roomsche ceremoniën wil invoeren, zal men daarop van de zijde der dissenters geen aanmerking maken. Maar dat men dit doet in eene kerk, die afhangt van den Staat en wier positie bij de wet geregeld is en die zich te houden heeft aan de regelen door de landswet voorgeschreven, dit houdt men voor geheel ongeoorloofd. Bisschoppen en predikanten handelen alsof zij door niets gebonden zijn, alsof de wet niets omtrent de Anglicaansche staatskerk had geregeld.

Waar zullen deze dingen op uitloopen ? Hebben we te verwachten dat processen zullen 'gevoerd worden, om • het recht der Episcopalen te handhaven, die met den Roomschen stroom niet mede willen? We betwijfelen het. Er zijn een tiental jaren geleden zoovele processen gevoerd, waarbij zelfs de Ritualisten in het ongelijk gesteld werden, doch de beweging naar Rome is er niet door gestuit.

Jan Maclaren de bekende Engelsche schrijver, gaf onlangs het volgende antwoord op de vraag: Wat is een Christen?

„Een Christen die tot de volmaaktheid voortvaart is een man met een beter verstand, vriendelijker hart, vaster wil en rijker verbeelding dan zijn medemenschen — iemand die tot zijn hoogte gekomen is in Christus. Een dweper, een kwast of een weekeling is een half ontwikkeld Christen, iemand die nog niet tot vollen wasdom gekomen is.

Wat behoort een Christen te leeren ? Elk boek dat het verstand ontwikkelt. Waar behoort hij heen te gaan ? Naar elke plaats waar de zedelijke atmospheer zuiver en opwekkend is. Wat behoort hij te doen ? Alles wat het karakter vormt. Godsdienst is niet negatief, het bestaat niet in het opgeven van dit of van dat, maar positief, een winst en een bezit. Als een man slechts genoegen heeft in de beste gedachten, het beste werk, de beste vrienden, de beste omgeving, behoeft hij niet angstvallig te vragen hoe hij het slechtste zal vermijden."

Zoo gaat het voort. Men kan hieruit zien, dat de schrijver van „Harten van Goud" steeds meer beslist den Modernen kant uitgaat. Helaas is dit met vele predikers in de vrije kerken het geval. Wij meenen dat daardoor niet weinig de Ritualistische beweging in de Episcopaalsche kerk in de hand gewerkt wordt.

Rusland. Uit de Oostzee-provinciën.

Ofschoon door den val van Pobedonaszew als procureur van de Heilige Synode de Lutherschen in de Oostzee-provinciën niet meer openlijk vervolgd worden, toch hebben zij het tegenover de propaganda der Grieksch-orthodoxe staatskerk hard te verantwoorden. Van orthodoxe zijde tracht men bijv. de geldmiddelen der Luthersche kerken te doen inkrimpen, of, indien dit opzet al niet bestaat, worden er toch maatregelen doorgedreven, die tot resultaat moeten hebben, om de Luthersche gemeenten financieel schade te doen lijden. Zoo wordt men bijv. gedwongen tot althans gedeeltelijke verkoop van gronden die tot de pastoralia behooren, welke gronden thans, bij den gedrukten toestand op het gebied van den landbouw, zeer weinig waard ziin. Dit is echter wel te boven te komen. Dikwijls baart schade in dingen wat het tijdelijke leven aangaat, winst in de dingen van Gods Koninkrijk.

De Russische regeering benoemt zooveel mogelijk lieden, die tot de Grieksch-orthodoxe kerk behooren tot het bekleeden van ambten, en, wellicht ook daardoor verlokt, gaan velen tot die kerk over. In het jaar 1896 traden 482 personen tot de Grieksche kerk toe, terwijl 574 gemengde huwelijken werden gesloten, waarvan een lid tot de staatskerk behoorde. De kinderen uit zulke huwelijken moeten volgens de wet in de Grieksche kerk opgevoed worden. Een reden te meer voor de Lutherschen in de Oostzeeprovinciën, om tegen gemengde huwelijken te waarschuwen.

Ook zorgen de leiders der Grieksche propaganda er voor dat overal kerken en kloosters, veel meer dan men noodig heeft, gebouwd worden ; de kerken worden prachtig versierd en de Godsdienstoefeningen met veel praal gehouden.

Voor al deze dingen staan de aartsbisschoppen ruime fondsen ten dienste. Ook hebben de verschillende bisdommen organen, waarin de Grieksche priesters instruction ontvangen hoe zij te handelen hebben tegenover de bevolking om deze voor de Grieksche kerk te winnen. Daarbij wordt veel gedaan om het peil, waarop de Grieksche geestelijkheid intellectueel staat, te verhoogen, dat geen overtollige weelde mag heeten; ook deze dingen kunnen er toe leiden dat de Lutherschen des te meer kracht en energie ten toon spreiden. Wanneer het geestelijk beginsel der Luthersche kerk krachtiger zich betoont dan dat der Grieksche, zal het niet gelukken om haar door uitwendige middelen te niet te doen. Wanneer er met ongeestelijke middelen gestreden wordt om voor een kerk te propageeren, dan raakt men wel een aantal bijloopers kwijt, maar de kerk wordt inwendig sterker, wanneer zij zich betoond als de be-•waarster en uitdeelster, en afhankelijkheid van den koning der kerk, van heerlijke geestelijke goederen. Wij houden het dan ook niet voor goed, dat de Lutherschen in de Oostzee-provinciën daarover zoozeer klagen.

Wel komt het ons voor dat klachten over d het met geweld Russisch maken der school vt rechtmatig moeten geacht worden. Met ge­ o weld wil men de Duitsche taal verdringen. Op alle vertoogen, bezwaren der provinciale schoolautoriteiten wordt geen acht geslagen. Het ge­ h beurt, dat 17-jarige jongelieden tot onderwijzers d worden aangesteld, zoo spoedig zij kunnen toonen dat zij behoorlijk de Russische taal h machtig zijn. Doch al gelukt die toeleg vol­ vh komen, dan is het toch altijd denkbaar en mogelijk dat het Evangelie voor de Luthersche belijdenis in de Russische taal verkondigd wordt, al kunnen wij ons voorstellen dat den Lutherschen in de Oostzee-provinciën de Duitsche taal dierbaar is. d g w g

Men kan uit dit alles echter zien dat, al is t de opperprocureur der Heilige Synode afgetre­ s den de gedachte die hem bezielde: ééne kerk g die de bewoners van het geheele Russische rijk m omvat, als dam tegen de machten van het ongeloof, niet door hem is opgegeven. De dwangmiddelen van vervolging en verbanning naar Siberië mogen ter zijde gesteld worden, Pobe-t donaszew moge van zijn invloed beroofd zijn het stelsel werkt door, al is de tegenwoordige i Czar niet met hart en ziel daarvoor.

De zoogenaamde „wonderbare behoudenis van het Mariabeeld in het Slanevski-klooster bij Kursk", wordt voor de propaganda der Grieksche kerk ijverig gebruikt, of liever men tracht daardoor den ijver der Grieksch-orthodoxen voor hunne kerk aan te wakkeren. Het is geschied dat een misdadige hand een bom in de kerk van genoemd klooster had neergelegd; de bom ontplofte en nu werd wel de schraag, waarop het Mariabeeld stond, maar niet het beeld zelve beschadigd.

Met het oog op dit feit schrijft de Mosk.

v Wed., „hoe dit wonder leert, dat de strijd moet i gestreden worden tegen de afvalligen, die de O gevoelens der Grieksche kerk niet deelen. Want s de menschen en de persorganen, die thans tot de wonderbare genade Gods het zwijgen doen, welke genade tot ons gekomen is met onmis­ r kenbare kracht, drukken daarmede op zich zelven t het stempel der verwerping. Dit stempel zal, m wanneer zij zich later opmaken om van hun u humaniteit en liefde tot het Russische volk te e spreken, niet van hun voorhoofd afgaan."

Een correspondent der Now Wremja meldt, dat de werkelijke dader van het misdrijf wel niet zal worden ontdekt en voegt dan daarbij: „Wanneer ik van kleine feiten tot geruchten overga, kan ik mededeelen, dat men in Kursk er over spreekt, dat stundisten, toen zij processiën, waarbij de moeder Gods werd rondgedragen, tegenkwamen, zouden gelachen hebben."

Zoo wordt de menigte opgezweept. De Luthersche kerk heeft echter volgens ons van zulk fanatisme weinig te vreezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's