Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een ander zaad gezet.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een ander zaad gezet.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Adam bekende wederom zijne huisvrouwe, en zij baarde eenen zoon, en zij noemde zijnen naam Seth. Want God heeft mij, sprak zij, een ander zaad gezet voor Abel, want Kaïn heeft hem doodgeslagen. Genesis 4 : 25.

God leert ons in zijn Schriftuur hechten aan de geslachten.

Het trotsche, hooghartige individualisme kent niet anders dan het eigen ik. Elk mensch staat dan op zichzelf, en ieders leven wentelt zich om de spil van zijn Pelagiaanschen vrijen wil. En wel kan ook zulk een eenzelvig alleenlooper niet ontkennen, dat hij uit een gezin komt, en uit ouders sproot, en dus als zoodanig banden heefi; maar den oorsprong uit en den band met zijn ouderlijk gezin poogÉ men toch zoo spoedig mogelijk te verloochenen. Men vindt zulke banden welbezien beneden zijn waardigheid, en zou het veel kostelijker hebben gevonden, als

men er zonder vader en moeder, uit eigen beweging, uit eigen aandrift, uit eigen initiatief gekomen was.

Alleen zoo er „geld" zit, voelt zulk een fanatiek eenling de waardij van zulke gezinsbanden; maar bezondigt zich dan ook niet zelden aan de vraag, waarom zoo oude menschen niet eerder heengaan. Het geld van vader en moeder beschouwen ze reeds vóórdat deze sterven als hun geld, als geld dat hun toekomt, en ze ergeren er zich aan, dat het hun door het uitblijven van den dood nog niet wordt uitgekeerd.

En al is nu zulk een doortrapte hebzucht nog uitzondering, toch moogt ge niet voorbijzien, dat het Pelagianisme, en het daaruit voortvloeiend op de spits drijven van het individualisme, regelrecht tot zoo menschonteerende beschouwing leidt.

Tegen heel dit standpunt nu gaat de Heilige Schrift rechtstreeks in, en schakelt daartoe elk mensch en ieder persoon in vier verbindingen in. In de verbinding van zijn gezin, in de verbinding van zijl geslacht, in de verbinding van zijn volk en in de verbinding met heel de menschheid.

Niet alsof hij in die vier verbindingen op zou mogen gaan. Integendeel, ge moet juist een eigen persoon, iets in uzelf, een zelfstandig mensch zijn, anders toch zou noch uw gezin, noch uw geslacht, noch uw volk, noch de menschheid iets aan u hebben.

Sterk en krachtig moet ge zelfs uw eigen persoonlijkheid ontwikkelen, om uw gezin, geslacht en volk ten zegen te zijn.

Maar dan ook, als ge onder Gods heilige hoede en genade wezenlijk iets geworden zijt, iets beteekent, en eenige kracht in uzelven ontwikkeld hebt, dan zult ge dien gewonnen schat niet voor u zelven rooven, noch in de aarde begraven, maar er meê werken, en er winste meê doen, en deze winste haar beteekenis doen erlangen door uw gezin, uw geslacht, uw volk, en zoo uw hand heel ver reikt, ook voor de menschheid.

De klem hiervan voelt ge in Seth.

Het eerste gezin, het eerste geslacht, was in den moord op Abel gepleegd, zelf doodelijk getroffen. Abel was er niet meer, en Kaïn brak allen band met het ouderlijk gezin en het ouderlijk geslacht af, en week uit naar andere hemelstreek.

Maar nu wordt Seth geboren.

En zie, door dien Seth leeft niet alleen het gezinsleven, maar leeft heel het geslacht weer op, en de Heilige Schrift toont u met de jaren en namen er bij, hoe uit dien Seth metterdaad een wondere zegen over heel het geslacht is gekomen.

In zijns zoons Enos' dagen komt men reeds tot openbare aanbidding. Straks komt Henoch, die „met God wandelde", en alzoo aan de religie haar innerlijk en mystiek karakter geeft, gelijk Enos ze in het uitwendige regelde. Ook is er in het zichtbare zegen over het geslacht.

Methusalem bereikte den hoogen ouderdom van 969 jaren. En als eindelijk de Zondvloed naakt, is Noach, evenzoo een man uit Seths geslacht, de door God bestelde profeet en vertrooster, door wien het geslacht van Seth een nieuwe toekomst wordt tegengevoerd.

En dit alles nu, en zooveel meer nog als in dien Zondvloed van deze heilige geslachtslinie als zegen uitkomt, komt alleen door dat ééne kind, door dien éénen Zoon, door dien Seth, dien Adam, na Abels dood, gewonnen had.

In Kaïns geslacht gaat het al achteruit, in Seths geslacht komt de belofte steeds verder.

En zoo is het niet te sterk, noch te veel gezegd, zoo we beweren, dat die ééne Seth tot in lengte van dagen zijn geslacht weer gebouwd en in eere, in eere ook voor God, hersteld heeft.

Datzelfde verschijnsel nu neemt ge door heel de historie waar.

Telkens ziet ge in prinselijke, in adellijke en in burgerlijke geslachten, hoe er in een bloeiend geslacht verval komt doordien de stamhouder (Jod verlaat, zedelijk verachtert, zich naar ziel en lichaam bederft, en kinderen teelt naar zijn eigen gelijkenis, en ze vormt naar zijn eigen beeld.

Juist dat is het dan ook wat van Seth beschreven staat: „En Adam gewon een zoon naar zijn beeld en naar zijn gelijkenis, en hij noemde zijn naam Seth."

Er is doorgang van ouder op kind.

Wie zelf door zonde zijn lichaam verzwakt, in wellust of dronkenschap, teelt een zwak en armbloedig kroost, dat in het tweede geslacht en in het derde geslacht nogmaals achteruit gaat.

Ook erft veel van het karakter over, en door kwade opvoeding, en het slechte voorbeeld, en de ongezonde omgeving ziet men menig geslacht al achteruitgaan, tot het ten slotte al dieper zinkt, en zoo het nochtans een hoogen naam draagt en over rijkdom kan beschikken, wel voortleeft, maar als een praalgraf, met van binnen niets dan doodsbeenderen.

En zoo is metterdaad meer dan eens door één boozen zondaar het bederf in zijn gezin, en uit het gezin in zijn nakomend geslacht gebracht, zoodat hij, en hij in hoofdzaak, feitelijk de schuld draagt van de verwoesting van heel zijn geslacht.

Maar, God zij lof, er staan dan toch ook verschijningen als van Seth tegenover, en eveneens zijn er geslachten aanwijsbaar, die door het optreden van één geloovig, ernstig, diepzedelijk man, weer uit het slijk zijn opgebeurd.

Dan was er eerst bange worsteling, want ook zulk een tweede Seth voelde in zich de nawerking van het kwaad. Hij vond geen sympathie bij de zijnen en het ging hard tegen hard in. En schier alleen stond dan zulk een edele figuur, als een edele loot geënt op een stam die geheel verwilderd was.

Die strijd was dan vaak zoo pijnlijk, dat meer dan één er onder bezweek, en niet volhardde, en niet doorzette tot den einde toe, en dan ging de vrucht weer teloor.

Maar er zijn er toch ook, in alle eeuw en in alle land, geweest, zoowel jonge mannen,

als jonge vrouwen, die de inzinking van hun geslacht voor oogen ziend^, tegen het kwaad in hun familie gereageerd hebben, en die, vol­

hardende tot den einde toe, er ten slotte in geslaagd zijn, hun geslacht weer op te heffen, en die straks kinderen gewinnend naar hun aard, naar hun beeld, en naar hun gelijkenis, een nieuwen tak aan den familiestam hebben doen uitspruiten, die gebloeid heeft, der wereld tot zegen, en Gode tot eer.

Dan kan men ook van zulke familiën de twee takken aanwijzen, den éénen, die al meer ondergaat en als Kaïn ten val neigt, en den anderen als Seths geslacht, die in den zegen van den God Jacobs deelt, de oude familiezonden en erfelijke gebreken te boven komt, en alzoo geraakt tot steeds hooger gedijen en tot steeds rijker beteekenis.

In die gedachte nu ligt iets bezielends en aangrijpends voor eiken jongen man, die straks de wereld ingaat.

Niet, men versta ons wel, alsof de inzinking van ons geslacht in den regel reeds zóóver gekomen was, als we zooeven voorstelden.

De tegenstelling van Kaïn en Seth gaat maar zelden door.

Doch dit is om het even. Of een geslacht bezig is drie of tien graden te verachteren geeft slechts een betrekkelijk verschil. ^4//^ achteruitgang, op geloof sterrein, of op zedelijk gebied, is een begin van steeds verder gaande ellende. Een iegelijk die er in slagen mag, om, gevoelende dat hij de vertegenwoordiger van zijn geslacht is, dat geslacht al ware het slechts één graad op te beuren en te verheffen, ja al ware het slechts,

om de verdere inzinking te stuiten en tegen te houden, wint reeds daardoor het heerlijke loon, dat hij een zegen bereidt voor drie, vier volgende geslachten.

Er is ook in Christelijke gezinnen vaak zoo droeve achteruitgang te bespeuren, dat men zich nog herinnert, hoe hoog grootvader en vader nog onder de geslachten van Gods Koninkrijk stonden, hun licht ver uitstraalden, en een zegen achterlieten en om zich spreiden; en dat nu, in het tweede en derde geslacht de wereld beslag op de kinderen en kindskinderen legde, of ook,

bij schijnbaar geloof, de innerlijke geloofskracht week, het leven zonk, het geld meer dan de geest gold, en zelfs lichamelijk het geslacht achteruitging.

Daarom nu is het zoo noodig, dat een ieder ook op zijn geslacht zie, er op merke wat stand het inneemt, er het oog voor ontsluite, of het wint dan wel achteruitgaat, en scherp lette op de familiezonden en erfelijke gebrekkelijkheden, die in zijn geslacht voortwoekeren.

En wat is dan heerlijker, dan dat een jonge man, of jongedochter, met nog iets van de eerste frischheid der jeugd in het hart, voor God de gelofte doe, om, voor zooveel genade gedoogt en toelaat, een weeropleven, een wederopstanding van zijn geslacht te bewerken, door zelf in eigen persoon tegen die familiezonde te worstelen, door zelf heiliger te leven ook aan de zijnen, nieuwe levenskracht in te storten.

Haast zouden we vragen: is er iets, dat heiliger prikkel kan zijn tot zelfreiniging en volharding?

Niet alleen te denken: Hoe word ik zalig?

Maar ook, aan het Verbond gedachtig, te vragen, hoe breng ik een keer teweeg in de afgaande, dalende linie van mijn geslacht?

Natuurlijk heeft al zulk pogen den zegen van zijn God weg, zoo het geschiedt uit familietrots of uit persoonlijke hoovaardij.

Wie begint met zijh familie, omdat ze zoo zonk, te verachten, zal nooit de veer kunnen spannen, die tot wezenlijke verheffing en zedelijke opbeuring van zijn geslacht leiden kan.

Alleen wie uit heilige sympathie en mededoogen en met de spankracht van heilige liefde werkt, is tot zoo hooge dingen bekwaam.

Maar toch, als men weet dat ook onder ons Christenen al die zinkende geslachten, tot gezonde veerkracht konden terugkomen, zoo er ook maar één Seth onder de jongeren van dat geslacht opstond, die het in zijn persoon weer verhief en in zijn kinderen en kindskinderen heiligde, wie betreurt het dan niet, dat men zoo zelden onze jonge mannen die heerlijke aandrift van liefde voor hun geslacht en in hun geslacht voor den God hunner vaderen, met heldere bewustheid ziet opwaken.

Toch vertsagen we daarom niet.

Wat nog niet is, kan komen.

En daarom roepen we ook door dit ons woord, onze jonge mannen en jongedochters op, om aan Seth, en zijn hooge beteekenis voor de heiliging der geslachten indachtig te zijn, en het zich af te vragen, of iets van wat we in hem zien, ook van hen in hun eigen gezin, in hun eigen familie, in hun eigen geslacht, Gode en zijn kerk tot eere, kon uitgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's

„Een ander zaad gezet.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juni 1898

De Heraut | 4 Pagina's