Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERANDERING.

XV.

Hertog Ulrich zag den priester ernstig aan en deze vervolgde:

„Ik hoop, genadige heer, dat het mij vergund zal zijn ook hier op dit kasteel van deze dingen te spreken. Ik weet bij ervaring, dat ze in staat zijn het hart te vernieuwen, dat men er bij leeft, ook te midden van al de onrust en de moeite en het verdriet dezer wereld. Want het is gelijk de heilige apostel Paulus zegt: „Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende."

En wederom zegt de Heere Christus: „Die zoekt die vindt".

„Heeft UEerwaarde gehoord van wat er geschied is vóór ik hier kwam? " vroeg de hertog, die in zijn omstandigheden wel bijzonder moest getroffen worden door hetgeen de priester zei.

„Ik geloof te weten wat Uw genade bedoelt", was het antwoord, „en ben van dit alles onderricht, doch des te meer zult gij in staat zijn in te zien hoe noodig het is ons betrouwen te zetten op God alleen, want aller menschen heilis ijdelheid. Zelfs op vorsten en pausen valt niet te bouwen."

„En vreest gij niet dit alles aan het volk te prediken? " vroeg de hertog. „Weet gij niet dat Luther reeds door den paus in den ban is gedaan, en de keizer er over denkt hem tot verantwoording te roepen."

„o Zeker, ik weet zelfs dat Luthers boeken te Leuven in de Nederlanden en te Keulen aan den Rijn zijn verbrand, maar dit alles zal mij niet verschrikken. Als God werkt wie zal het keeren? Al zou ik ook van hier verdreven worden, toch hoop ik Luthers leer, of veeleer wat het Woord Gods mij zegt, getrouw te blijven."

„Ik geloof niet dat men u zal verdrijven, " sprak de hertog. „Het volk is op Luther's hand; hij heeft ook machtige vrienden, en paus noch keizer kunnen in Duitschland doen wat zij willen. Laat mij vertrouwelijk met u spreken, want ik geloof dat gij een vroom en oprecht man zijt. Ik ben in den Rijksban, gelijk Luther in den kerkban. Doch zonder Gods wil zal ons beiden geen haar gekrenkt worden. Ik heb veel verkeerds gedaan, en des Heeren hand is thans zwaar op mij, doch het moge zijn tot zijn nut en betering. Kom Zondag aanstaande hier prediken."

„Gaarne, " antwoordde de priester, „en nu nog een vraag, edele heer, verstaat gij Latijn? "

„Ja, ik heb het in mijn jeugd geleerd." „Welnu, in de boekerij van dit kasteel zult gij den Bijbel vinden in die taal. God geve dat wij hem ook spoedig in het Duitsch bezitten, want ons volk heeft dat noodig. Maar als gij u moedeloos voelt — en de spreker zag den ander beteekenisvol aan — neem dan het Woord Gods en laat het u troosten."

Het afscheid der beide mannen was zeer hartelijk, en terwijl de priester de trap afging sprak de hertog bij zich zelf: „Hij weet meer van mijn omstandigheden, dan hij zeggen wil, doch het is goed dat hij mij kwam trooster, en raden. Waren alle priesters zoo als hij!"

We springen nu eenige jaren over, jaren waarin veel was gebeurd.

De strijd tusschen waarheid en leugen was voortgezet. Luther had den pauselijken banbul openlijk verbrand, en zoo was het tot een bepaalden strijd gekomen tusschen hen die aan Rome en hen die aan het Evangelie zich hielden. Keizer Karel V had in 1521 den monnik voor zich laten komen, die zoo groote beweging in Duitschland, ja in heel Europa verwekte, doch Luther had niet gezwicht, en had beslist geweigerd te buigen voor eenig ander gezag dan dat van Gods Woord.

De goede zaak der Hervorming breidde zich intusschen steeds verder uit. In Straatsburg en den Elzas won zij vele vrienden, zoodat men dan ook reeds kort daarna den hervormer Calvijn als prediker te Straatsburg werkzaam vindt. In de Nederlanden, in Zwitserland, in Frankrijk en Engeland, almeer drong het licht der waarheid door, en verwekte God mannen die het op den kandelaar plaatsten, opdat het helder schijnen mocht.

Tot die mannen behoorde ook de Zwitser Ulrich Zwingli die, kort na Luther geboren, lang vóór Luther in den strijd, om des geloofs wille, vallen zou. Gelijk Luther trad hij tegen de aflaten op met de prediking, dat vergeving van zonden alleen door Christus' verdiensten verkregen wordt. Te Zurich werd hij als leeraar beroepen, en predikte er, zonder te letten op de voordee-Tlge aanbiedingen welke de paus hem deed, het Evangelie der genade Gods in Christus. In 1525 werd te Zurich de Hervorming ingevoerd, die er later door Calvijn (die toen nog een aankomend jongeling was) vastigheid zou verkrijgen.

Dat de twee mannen niet in alles overeen kwamen is welbekend.

Het is alleszins begrijpelijk, dat de geruchten van 't geen in Zwitserland geschiedde, ook tot den Elzas doordrongen, waar de „nieuwe leer" reeds openlijk werd gepredikt. De pastoor van Hohentwiel, zoowel als de vorstelijke bewoner van het slot, lett'en met groote belangstelling op al wat daarginds en ook in Duitschland geschiedde. Hertog Ulrich, die leerde zich te vernederen onder de krachtige hand Gods, ervoer meer en meer den troost die van het Woord Gods uitgaat, en voelde zich steeds nader getrokken tot den man, die 't eerst hem den weg tot waren vrede had gewezen. Reizigers, die den Rijn afkwamen, verhaalden, hoe in de Zwitsersche stad Zurich het Evangelie vrijelijk werd verkondigd en door zeer velen begeerd. Dit voorbeeld vond elders navolging, te meer wijl ook in Duitschland het volk alom verlangde het Woord te hooren. Hertog Ulrich, die een werkzamen geest had, en wel wist dat in stilheid en afwachten nog steeds zijn sterkte moest zijn, besloot eindelijk naar Zurich te gaan, in de hoop, dat hem daar wellicht op een of andere wijs een weg zou gebaand worden om een werkzaam leven te beginnen. Het stuitte hem zijn broeder George zoo lang reeds tot last te zijn.

Janowitz moest natuurlijk zijn meester verzeilen. In de vijf jaren, die waren voorbijgegaan, sinds we hem 'teerst ontmoetten, was hij van een knaap tot een jonkman opgewassen, fier en krachtig van houding en blik, volleerd in alle kunst der ridderschap en ook in velerlei dat menig ridder 't niet waard achtte te kennen, en dat toch al onmisbaarder werd. 't Beste echter was dat Janowitz op het slot van zijn meester en van den priester, — die nu reeds een paar jaar geleden de Roomsche kerk had verlaten — had geleerd, hoe boven alle kennis en wetenschap dezer wereld, die staat van het Koninkrijk Gods, welks gerechtigheid wij allen vóór alles hebben te zoeken. De knaap was in de Schriften en in de leer der waarheid onderwezen en had zich een goed leerHng betoond, gelijk trouwens in meer, sinds zijn eersten afkeer van al wat op letters leek was overwonnen. Dat het de „nieuwe leer" was, welke de leeraar hem verkondigde, had Janowitz, die in zijn jonge jaren weinig had opgedaan, te nauwemood gemerkt. Alleen had hij bespeurd, dat de gebeden tot Maria en andere „heiligen" niet meer plaats vonden. Overigens wist hij te weinig van de Roomsche leer, om veel onderscheid te merken, temeer wijl natuurlijk in dien eersten tijd der Hervorming heel veel aangehouden werd, dat uit de vroegere kerk afkomstig, en nu niet beslist af te keuren was. Ook nu nog vindt men in de Luthersche kerken in Duitschland vaak kruisen, altaren enz.

Dat nu de kennis die Janowitz bezat reeds tot zijn hart was doorgedrongen, en er leven gewekt had, is ver van zeker. Hij ging in alles met zijn heer mee, beleed de waarheid en leidde een Christelijk leven, waarin zijn meester hem voorging. Nu zijn er menschen die zeggen, dat alles baat nog niets. Want als iemand niet bekeerd is, gaat hij met dat al toch verloren. En dit is zeker. Maar toch maakt het een groot onderscheid, of iemand die nog niet kan zeggen bekeerd te zijn, zich schikt naar des Heeren wil en instelling of daartegen in gaat. Het kerkgaan maakt ons b.v. niet zalig, maar de Heere God bekeert de menschen door middel van zijn Woord en niet anders, en dat Woord dienen we dus te hooren, juist ook om tot bekeering te komen. Indien eens alle Nederlanders — om nog iets te noemen — den dag des Heeren waarnamen; indien men Zondags niet ging visschen, reisjes doen, wedstrijden houden, om nu daarbij maar te blijven, maar Gode de eere gaf van Zijn dag, zie dan waren daarmee nog wel niet alle lieden hier bekeerd, maar toch zou het een grooten zegen zijn voor land en volk.

AAN VRAGERS.

C. B. te W. — De letters V D M (niet vóór maar) achter den naam van een predikant, zijn de eerste letters van het Latijnsche Ferbi Divini JWinister d. i. Bedienaar van 't Goddelijk Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's