Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Drouwe, zie uw zoon.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Drouwe, zie uw zoon.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus nu, ziende zijne moeder en den discipel, dien hij liefhad daarbij staande, zeide tot zijne moeder: Vrouwe, zie, uw zoon. Joh. 19: 36.

Jezus mijdt eerst den moeder-naam.

Hij zegt niet: „Moeder, lieve Moeder", maar schijnbaar in koeler zin: Vrouwe, zie, uw zoon. En dan eerst spreekt hij tot den discipel dien hij lief had: „Zoon, zie, uw moeder". Maar wat hemzelven aangaat, wordt van geen kinder' en van geen moeder-htttek^ng gerept.

Zoo was het niet nu pas. Reeds te Kanain Galilea, toen hij het water in den wijn ver* keerde, heette het van zijn lippen niet: Moeder, maar „ Vrouwe, " wat heb ik met u te doen ? Toen het volk van Kapernaum riep: „Zie, uwe moeder en uwe broeders zoeken u", antwoordde Jezus hun, zeggende: „Wie is mijne moeder of mijne broeders ? Zoo wie den wil van God doet, die is mijn broeder, en mijne moeder". En zelfs reeds toen hij, nauwelijks twaalf jaar oud, inden tempel was achtergebleven, en zijn moeder hem met angste zocht, staat met geen woord, dat hij den moeder-naam uitsprak. Nergens, bij niet één der EvangeUsten, lezen we, dat Jezus ooit in zijn openbaar optreden in Maria zijn moeder begroet heeft.

Dit kan niet gevallig, het moet yoorbedachtelijk geschied zijn. Hij stond niet als kind tot zijn moeder, maar zij als verloste en begenadigde tot hem haar Heiland in zielsbetrekking. Niet hij geloofde in haar moederhart, maar zij was door geloof aan haar Verlosser verbonden. Boven alle vrouwen daarin begenadigd, dat zij den Heiland der wereld onder haar hart had mogen dragen, dierf ze wat voor elke andere moeder zoo rijk en zoo schoon is: de afhankelijkheid, waarmee anders de volwassen zoon aan zijn bejaarde moeder kleeft. Zoo dikwijls zij die weelde zoekt, wordt ze teederlijk door Jezus teruggewezen. Hij kon niet voor haar zijn, wat anders een zoon voor zijn moeder moet wezen. De band van het bloed was hier in den band des geestes, die haar aan haar Heiland verbond, opgegaan.

Eerst hier bij het Kruis, vlak vóór het Volbracht van Golgotha klonk, is het de aardsche band, die weer mee gaat spreken.

Had Simeon het haar niet reeds in den tempel voorzegd, dat eens een zwaard door haar ziel zou vlijmen?

En nu het daaraan toe is, nu ze tegelijk als verloste gelooft, maar ook als moeder lijdt, zoo als geen ander bij Golgotha met en om Jezus lijden kon, nu eerst gedenkt Jezus de leegte die in haar moederleven door zijn sterven zou ontstaan, en nu roept hij haar, doelende op Johannes, die bij haar stond, van het Kruis toe: Vronwe, zie, uw zoon!

Er sprak heldenmoed in die vrouwen, dat ze het aandorsten, op dat ontzettend oogenblik, ter poorte van Jeruzalem uit, den weg naar Golgotha in te slaan, en tot vlak bij het Kruis door te dringen, op gevaar af van bespot en beleedigd te worden door het bloeddorstig gepeupel.

Petrus was bezweken, tot driemalen toe bezweken, nog zelfs eer Jezus gevonnist was; maar Maria, met die andere vrouwen, trotseerde elk gevaar, en wil met de trouw van het moederhart den stervensblik van Jezus opvangen.

Johannes hadden ze met zich genomen, den discipel die door liefdedrang het sterkst onder al de jongeren aan zijn Jezus verbonden was.

Ze hadden eerst dien bangen Vrijdagmorgen in Jeruzalem doorleefd. Niet onwaarschijnlijk reeds vroeg door Johannes, toen hij uit Gethsemané gevlucht was, gewekt uit den slaap, en verontrust door de schrikverwekkende tijding, dat Judas Jezus verraden, en de wacht hem gevangen genomen en naar het Sanhedrin gevoerd had.

Wat ze toen gedaan hebben, of ze naar de poorte van de Raadzaal geslopen zijn, om den uitslag te vernemen, of ze op het marktplein bij Gabbatha onder de woelende menigte van verre hebben gestaan, of dat Johannes alleen op kondschap uitging, en haar ten slotte de ontzettende tijding bracht, dat Jezus tot het Kruis was veroordeeld, — de Evangelisten zeggen het niet, en geen gissing kan hier baten.

Ook staat er niet, dat ze op den weg meegingen, toen Jezus ter strafplaats werd uitgeleid. Eerst als de kruisiging voleindigd is, en het op het laatst loopt, worden ze, en dan nog alleen maar door Johannes, vermeld.

Eerst bleven ze onder de schare, die zich verdrong, onopgemerkt. Pas op. het laatste oogenbUk schijnt Maria, toen ze het sterven naderen zag, vooruit te zijn gedrongen, vermoedelijk door Johannes gesteund. En toen, toen ze voor het laatst, met een blik waar namelooze smart en bange moederlijke ontferming in sprak, tot haar stervenden Heiland opzag, toen zag Jezus ook haar aan, en niet te luid, om den spot der schare niet te wekken, maar luid genoeg dat zij het verstaan kon, riep hij haar met reeds bezwijkende stem toe: Vrouwe, zie, uw zoon.

Dat Jezus op dat oogenblik om zijn moeder leed, gelijk zij leed om hem, is bij de diepte van zijn menschelijk medegevoel niet anders denkbaar.

Er lag óók verkwikking voor zijn hart in. In Gethsemané waren zijn jongeren gevloden, en ontbrak in hen de manlijke kloekheid om zijn ziel te troosten, toen zijn ziel bedroefd was tot den dood toe. Vlak bij de zaal van het Sanhedrin had zijn Petrus hem tot driemalen verloochend. En sinds heel dien dag door was zijn ziel verschrikt door het aanstaren van den blik der woede en van den bloeddorst der priesters en der gillende schare. Nog terwijl hij aan het Kruis hing, had de ruwheid der krijgsknechten en de lastering der overpriesters zijn ziel doen huiveren. Al die lange, bange uren door had hij de wijnpersbak alleen getreden. Het was, of niet één blik van het menschelijk oog hem van liefde en van deernis mocht spreken.

En zie, te midden van die donkere schaduwen, glinstert daar nu op eenmaal de liefde uit het vrouwenoog hem tegen, de bUk der liefde van zijn moeder en van den discipel, die hem onder allen het dierbaarst was.

Een glinstering der liefde, als om hem met die menschheid, waarvoor hij sterven ging, te verzoenen. Een verkwikking in het bangste oogenblik, hem door den Vader beschikt.

En toch, een verkwikking die niet onvermengd kon zijn. Want dronk Jezus al met heiligen wellust die teug van menschelijke liefde in, tegelijk deed eigen liefde hem peilen, wat in dat gefolterde hart van zijn moeder doorworsteld werd. Hij wist het, dat was nu het oogenblik, dat haar het zwaard zoo bitter door het moederhart vlijmde.

Moeder te zijn, moeder van zulk een Zoon, en dan dien Zoon, onder smaad en hoon, aan het vloekhout te zien sterven, o, al heeft ze op dat oogenblik, om Jezus wil, haar tranen bedwongen, Jezus heeft die bittere tranen zich achter het gespannen oog zien verbergen.

Het zwaard, dat door haar ziel ging, was een zwaardsteek te meer door zijn eigen teeder, fijngevoelig hart.

En daarom denkt Jezus om zichzelven niet. Ontfermend gaat zijn liefde naar die in haar smart bezwijkende, en toch in haar smart zoo heldenmoedige vrouw uit, en meer fluisterend dan luide het uitroepend, zegt hij zachtkens tot haar, maar zoo dat ook Johannes het hoort: Vrouwe, zie, uw Zoon.

Er lag in dit woord, zoo ge wilt, ook een toezegging van huislijke verzorging. Ook in zijn sterven sluit Jezus het oog niet voor den nood des aardschen levens. Maria kan niet alleen blijven staan. De smaad van het ter dood brengen van haar zoon zou haar najagen. Wie weet wat angste, alsof men ook aan haar de hand zou slaan, en om haar zoon gevangen nemen, in die ure der verschrikking haar hart bestormd hebbe. En reeds daarom geeft Jezus haar een rustpunt voor haar zoekend hart. Johannes zou onder menschen het voor haar, het als een zoon voor zijn moeder opnemen.

„Van die ure af nam de discipel, dien Jezus liefhad, haar in zijn huis”.

Maar hoeveel meer lag er niet in dat diepe woord.

Van een liefde, die den hartstocht des gevoels doet opwellen, bij Jezus geen zweem. Geen oogenblik sleept het gevoel hem mede. Hij weet, dat het voor Maria de bangste worsteling zal zijn, om den aardschen band, die haar aan Jezus bond, te boven te komen, en van nu voortaan alleen geestelijk in haar Verlosser zalig te zijn; sterker nog, om welhaast in datzelfde Kruis te jubelen, dat nu bij den aanblik haar moederhart verplettert. Én daarom spant Jezus dien band des bloeds niet, door het woord van „Moeder" over zijn lippen te laten komen, maar maakt dien band veeleer los, door haar ook nu toe te spreken als Vrouwe.

En waar het moederhart, in zijn leegte en leemte, geen rust kan vinden, daar beschikt Jezus haar een ander die met kinderlijke teederheid haar moederlijke liefde beantwoorden zou; daar wijst Jezus haar op den warmst-gevoelende onder zijn jongeren, en geeft haar Johannes als van nu voortaan haar aangenomen zoon.

Teedere, heilige wisseling van plaatsbekleeding. Zelf sterft hij als plaatsbekleedend Middelaar voor Johannes, en Johannes zal zijn plaats bekleeden als zoon bij zijn verloste moeder.

Hier is het mysterie.

Maria, de gezaligde onder de vrouwen, die bitterder dan ooit een moeder om haar kind geleden heeft, en die, omdat haar kind ook voor haar leed, en ook haar Verlosser zou zijn, den band van „moeder aan het kind" moest los maken, en moest overdragen op Johannes.

En Jezus, terwijl hij stervend den moederband losmaakt, het teederst de wonde van het moederhart verbindend.

Zoo wordt de moeder die verpletterd stond, vertroost, en Jezus bewijst van zijn Kruis aan zijn moeder de dubbele genade, én dat Hij haar zaligt door het bloed dat óók voor haar vergoten wordt, én dat hij in haar moederhart den balsem der vertroosting druppelt, door de liefde uit haar moederhart over te leiden op den discipel dien Jezus liefhad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Drouwe, zie uw zoon.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's