Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Paaschfeest der eerste eeuwen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Paaschfeest der eerste eeuwen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De dood heet tegenwoordig een slaap. De dood, die vóór Christus' opstanding een vreeselijk aanzien had, is nu geworden tot iets, dat zich licht laat verachten. Zie de schitterende zegepraal der opstanding. Door haar zijn ons duizenderlei goederen ten deel gevallen, door haar spotten wij met den dood, door haar verachten wij het tegenwoordige leven en strekken wij onze wenschen naar de goederen van een toekomstig uit, door haar hebben wij, schoon nog met de lichamen omkleed, zoo wij slechts willen, alles wat de zalige geesten hebben. Laat ons dus allen blijde zijn! Want ofschoon het onze Heere is, die de zegepraal behaald heeft, zoo is toch de vreugde ook ons deel, want voor ons heil heeft Hij alles gedaan. Heden heeft Hij de menschelijke natuur van de heerschappij des Satans bevrijd en tot haren oorspronkelijken adel teruggebracht. Want zie ik den Eersteling van mijne eigene natuur zoo over den dood zegevieren, zoo ken ik geene vrees meer, zoo deins ik niet terug voor den strijd; ik zie niet op mijne zwakheid, maar ik vestig het oog op de uitnemende macht van Hem, die mij zijne hulpe heeft toegezegd; want wat zal Hij, die de heerschappij des doods overwonnen en aan Hem alle macht ontnomen heeft, wat zal Hij niet verder doen voor de menschheid, die aan Hem vermaagschapt is en bij Hem zooveel waarde had, dat Hij uit groote menschenliefde zelve hare ge­ daante aannam." „Laat ons gelooven aan Christus, den gekruisigde, maar die tevens op den derden dag is op: estaan. Houdt dit in uw hart. Belijdt het met den mond, maar hebt het geloof der Christenen en niet der duivelen. (Jac. 2 : 19.) Weest brandende van het vuur der liefde, 't welk de duivelen niet hebben, van welk vuur ook die twee op den weg brandende waren, want toen zij Christus herkend hadden en Hij van hen wegging, zeiden zij tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij met ons sprak op den weg en ons de Schrift opende? Dit vuur trekt u naar boven, het verheft u naar den hemel. Welke verdrietelijkheden u ook op aarde beschoren zijn, hoe ook de tegenpartijder het hart eens Christens naar de aarde zoekt te trekken, het vuur der liefde streeft naar het hoogste. Hoort eene gelijkenis: Als gij eenen brandenden fakkel recht op naar de hoogte houdt, zoo stijgt de vlam omhoog naar den hemel: oud den fakkel naar beneden, de vlam gaat toch ten hemel: ij kent geenen anderen weg: en hemel zoekt zij.”

Zietdaar, woorden uitgesproken door de twee beroemdste kerkleeraars der eerste vier jaren onzer jaartelling, Chrysostomusen Augustinus, op het Paaschfeest voor de gemeenten, hun als herders toebetrouwd. De feestdag, waarop zij zoo gesproken hebben, was in hun tijd van groote beteekenis geworden in de kerk des Heeren, en dat toonden zij in hunne redenen. Toch waren zij zich bewust, dat zij hem niet hooger mochten aanslaan dan als eene instelling van menschen, voor wie de herdenking van 's Heeren opstanding uit de dooden een behoefte was, om zich bijzonderlijk in dit voor hen volbrachte werk te kunnen verdiepen. Chrysostomus drukte dit in dezer voege uit: „Aan de Israëlieten werd geboden slechts bij deze gelegenheden feest te vieren; maar den Evangeliebelijders werd geboden het altijd te doen" ... het (is) mogelijk altijd Paschen te vieren." Hierin stemden de vrome kerkleeraars van zijn tijd en daar te voren met hem in. Die in waarheid bedenken, dat Christus ons Pascha voor ons geslacht is, zullen, volgens Origenes, „aldus paschen houden, dat zij zich met hun denken, met ieder woord en iedere daad, altijd van de dingen des tegenwoordigen levens tot God verheffen en tot zijne stad spoeden." Hieronymus schreef eens: „Alle dagen zijn aan elkander gelijk: de Heere wordt niet slechts op Vrijdag aan het kruis geslagen, en niet slechts op Zondag staat Hij op, want voor den Christen is het altijd de dag der opstanding en altijd eet hij zijns Heeren vleesch.”

Reeds vroeg ging er aan het Paaschfeest een vastentijd vooraf. Oorspronkelijk op Vrijdag en Zaterdag te voren, 40 uren, den tijd, dien men berekend heeft, dat Christus in het graf heeft gelegen. Gedurende dien tijd werd niets gebruikt, men deed boete voor het aangezicht Gods, en gedacht zijner zonden, die zulk een lijden en sterven noodzakelijk maakten. Later werd de vastentijd verlengd tot 40 dagen, maar hiermee verloor hij voor de meesten zijne groote beteekems. Slechts de strengsten vastten al die dagen behalve de Zondagen; anderen deden dit slechts een gedeelte van den dag, terwijl weer anderen zich tevreden stelden met de onthouding van enkele spijzen, 't Vasten werd, toen de kerk van de vervolgingen verlost was, niet veel meer dan een uiterlijk gebaar, waarvan de ernst elk oogenblik kon vergeten worden. Hoever dit gaan kon, bewijst ons het volgende. Toen Chrysostomus eens te Constantinopel in den vastentijd een krachtige vermaning gaf tot boete en bekeering, zag hij met blijdschap, zooals een dienaar des Woords die kent, wanneer hij meent op te merken, dat hij niet te vergeefs spreekt, dat zijne hoorders, ten teeken van rouw, zich met de handen op de borst sloegen en over hunne zonden klaag­ den. Doch nauwelijks was de godsdienstoefening afgeloopen en stroomde het volk de kerk uit, of het gerucht verspreidde zich langs de straten, dat er wedrennen zouden gehouden worden. Dadelijk was de ernst vergeten en de menigte stroomde naar de schouwplaats, om zich in wereldsche vermaken te werpen.

Dit waren droeve openbaringen van de zegepraal van den geest der wereld in de kerk, toen Christen te zijn geen smaad meer scheen te brengen, maar eere. De geloovigen gruwden er van en brachten hun vasten als een tijd van ware verootmoediging door, waarop het Paaschfeest volgde. Nauwelijks was de Zaterdag met het licht van den aanbrekenden morgen geëindigd of de geloovigen, die voor een deel den nacht in het bedehuis hadden doorgebracht, begroetten elkaar mèt heilwenschen en met den broederkus, waarna van aller lippen het bekende woord vloeide : „De Heere is waarlijk opgestaan."! Hierna gebruikte men met degenen, die in den atgeloopen nacht gedoopt waren, het Avondmaal. Daarbij zong men samen: Dat is de dag, dien de Heere gemaakt heeft, laat ons op denzelven ons verheugen en verblijd zijn." (Ps. 118:24). Voorts was de dag gewijd aan betooning van werken van liefdadigheid. Meer dan ooit werd dan voor de slaven, de kranken, de gevangenen, de armen gezorgd, opdat dan ook uit de harten der bedrukten een stem van vreugde mocht oprijzen. En de vermaning werd door allen gehoord : „Zoo wij werkelijk met het hart gelooven, wat wij met den mond belijden, zoo zijn wij in Christus gekruisigd en ook in Hem opgewekt.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Het Paaschfeest der eerste eeuwen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's