Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intellectualisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intellectualisme.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.(Slot).

Durven we de hoop koesteren, dat ons protest tegen het Intellectualisme hier en daar opkomend onkruid zal hebben uitgewied, zoo rest ons ten slotte een even ernstige waarschuwing tegen een overhellen naar de andere zijde.

Onder die andere zijde verstaan we, dat de klaarheid der belijdenis zou worden ten offer gebracht aan zekere zucht om vooral warm en bezield te zijn.

Het gevaar ligt hier in het sterk verschil van persoonlijken aanleg.

De een is bijna redeneerend geboren, de ander is geneigd om aanstonds den stroom van zijn gevoel, wiegelend en deinend, over elke opkomende redeneering te laten heen vloeien. Bij den eerste gaat het spreken van elf, als hij maar redeneeren kan; den ander stroomt het woord over de lippen, als ij maar werken kan op het gevoel, door aan zijn eigen gevoel den vrijen teugel te laten.

Dit verschil nu is nooit geheel weg te nemen, en ook hierin deelt de Heilige Geest de gaven aan een iegelijk, gelijk hij wil. Beide elementen zijn noodig, en beide schenkt Christus aan zijn kerk. Vooral in kerken met meerdere leeraren is het daarom een zegen te achten, zoo beide elementen elkander aanvullen. En in kerken met slechts één leeraar is het stellig niet ongewenscht, dat beide elementen bij vacature elkander afwisselen.

Mits, en dit sta op den voorgrond, beide elementen onder de beheersching van het beginsel blijven, en noch eenerzij ds in dorre abstractie, noch anderzijds in onklare mystiek heil worde gezocht.

Op die klaarheid in het belijden is met name in onze Gereformeerde kerken steeds, en met kracht, aangedrongen.

Er is van den Heiligen Geest tweeërlei werking uitgegaan.

Eenerzijds een werking op den inwendigen mensch, en anderzijds een werking voor ons bewustzijn. Steeds is er daarom aan vastgehouden, dat het geloof tweeërlei element in zich besloot: inwendig een zeker, (d. i. een vast) vertrouwen in persoonlijke toebrenging, maar ook anderzijds een zeker, (d. i. vast) weten, dat de geopenbaarde waarheid de waarheid is. En nooit mag uit vrees voor Intellectualisme dat laatste element worden losgelaten of ook "maar verwaarloosd.

We hebben niet alleen met de verandering van ons innerlijk zijn, maar ook met de verandering in ons bewustzijn te rekenen.

Hoe nauw leven en waarheid ook samenhangen, toch zijn ze onderscheiden; en even ongerijmd als het zijn zou, voor ivaarheid zonder leven te pleiten, even onzinnig zou het wezen, voor het leven op te komen en de waarheid prijs te geven.

Er is openbaring, d. w. z. er is bekendmaking, er is aanwijzing, er is mededeeling van waarheid aan ons geschied. Die waarheid staat in de volheid van haar glans tegen de leugen der wereld over. En het is ons voorrecht als Christenen, dat we bij het licht dier waarheid wandelen mogen.

Hierop steunt dan ook het geheele denkbeeld, zoowel van de Belijdenis als van de Predicatie des Woords.

Belijdenis is altoos, voor zekere waarheid uitkomen, die door anderen betwist of ontkend wordt.

Wie belijdt moet iets, iets bepaalds, iets welomschrevens belijden. Het is niet genoeg, te zeggen: Ik belijd den Christus, want aanstonds volgt op die belijdenis de zoo natuurlijke vraag: Wie zegt gij dat ik, de Zoon des menschen, ben?

Nu is zeer zeker de kring van gedachten bij den één breeder en ruimer dan bij den ander. Een belijder van den Christus die als wetenschappelijk man optreedt, heeft over meerdere vraagstukken nagedacht, dan een gewoon daglooner. Er is ook een meer geconcentreerde, en er is een breeder uitgedijde belijdenis. Maar al zou het verkeerd zijn, met dit verschil niet te rekenen, aan ieder Christen moet toch de eisch worden gesteld, dat zijn eigen persoonlijke Christelijke belijdenis juist zoover reike als de omtrek van den kring zijner gedachten. Geheel zijn denken, geheel de inhoud van zijn menschelijk bewustzijn moet steeds be. heerscht zijn door het beginsel van Gods heilige openbaring.

Nu heeft men te dezen opzichte de theorie verkondigd van het „ingewikkeld geloof", d. w, z. dat de gewone Christen buiten staat is om alle vraagstukken zelf te beoordeelen. Zoo hij dan maar verklaarde te gelooven wat de kerk gelooft, kon dit, zoo achtte men, voor hem volstaan.

Doch juist hiertegen is de Gereformeerde kerk steeds in verzet gekomen. Ze heeft terecht ingezien, dat dit onvrijheid kweekt en clericalisme voeden zou. En op dien grond heeft ze den eisch gesteld, dat ieder Christen, naar de mate van de hem verleende gave, in wat hij beleed inzicht zou hebben, en te allen tijde bereid en in staat zou zijn, rekenschap af te leggen van de hope die in hem is.

De Heilige Schrift geeft niet enkel feiten, maar ook gedachten, voorstellingen, denkbeelden. Deze geopenbaarde waarheid moet met onze toestanden, en onze wijze van denken in overeenstemming worden gebracht. Ze moet ons in ons bewustzijn toespreken.

En waar uit de ééne en dezelfde Schrift allerlei meeningen zijn afgeleid, en daaronder valsche en tvare, heeft de Kerk in haar Belijdenis het ware van het valsche geschift, en alzoo eenheid van klaar en helder inzicht in de Heilige Schrift zoeken te bevorderen.

Die schifting tusschen het ware en valsche is het werk van eeuwen geweest, en de kerk heeft er steeds prijs op gesteld, dat deze winste in klaarheid en helderheid, die ten prijs van zoo ongelooflijke geestesinspanning, ja ten koste van het bloed onzer martelaren, gewonnen was, niet weer door het insluipen van sectarische afwijkingen in donkerheid en onklaarheid zou ondergaan.

Van daar, dat ook de predicatie steeds de roeping blijft hebben, om deze onklaarheid der dwaling terug te drijven, en de oude klaarheid der belijdenis te handhaven.

De eisch, dat ons geloof ook voor ons bewustzijn leve; dat niet alleen het hart gesterkt, maar ook het hoofd verhelderd worde; mag daarom nooit iVorden afgewezen; en er school kracht voor onze kerken in, toen in de goede tijden het klare inzicht in ons geloof en in onze belijdenis het gemeengoed, zoo niet van allen, dan toch van de meesten was. En waar in enkele kerken nog mannen en vrouwen gevonden worden, die in de kennisse der waarheid gerijpt, deze kennisse op het volgend geslacht mogen overplanten, zijn zij geheel der gemeente tot zegen.

Er is alzoo geen sprake van, dat onze waarschuwing tegen het Intellectualisme deze klaarheid in het belijden en deze klaarheid in de predicatie zou willen te niet doen, of ook maar gering schatten. Wat we juist omgekeerd duchten, is, dat het Intellectualisme deze klaarheid troebel zou maken.

De verkeerde loop, dien de scholastiek ten slotte in de middeneeuwen nam, zal doen verstaan wat we hiermede bedoelen.

Wie bij het verstandelijk onderzoek zich verliest in spitsvondigheden, zich uitput in eindelooze afgetrokkenheden, en verlooptin wat men niet ten onrechte haarkloverijen heeft genoemd, verheldert niet wat hij betoogen wil, maar verduistert en leidt van het klare inzicht af.

Wie iemands gelaat, van vlak bij, met een vergrootglas gaat bezien, krijgt een onschoon gewoel van trekken en lijnen, van poriën en pluizen te aanschouwen, maar mist den indruk van het levend gelaat, en kan ten slotte den persoon niet meer erkennen.

En zoo is het ook hier. Fijne, uitgewerkte studie is uitstekend voor den geleerde, die daardoor tot al nauwkeuriger kennis komen moet; maar het resultaat van die studie moet zijn een helder en klaar inzicht, dat hij daarna aan anderen weet te vertolken zonder hen in alle deze dorre bewerkingen in te leiden.

Het is de levende indruk van de waarheid, die hij zelf bezitten en op anderen overbrengen moet. En de kracht van dat overbrengen moet hij zoeken en vinden niet in het voordoen aan anderen van zijn eigen abstractiën, maar in het spreken en getuigen met die juistheid van uitdrukking, met dien samenhangen, in dat verband, dat hij tot zelfs bij den eenvoudigste zich den toegang tot zijn voorstelling ontsluit.

En dit doel zal hij bereiken, indien hij zelf zijn verstand niet isoleert van zijn hart, en zijn hart niet losmaakt van zijn geloof, maar indien heel zijn levende persoon samenwerkt om de levende waarheid te grijpen, te overzien, en weer te geven.

Op die wijs zal hij contact zoeken niet alleen met het verstand van zijn hoorders, maar met al wat in hen is. Hij zal hun hoofd niet isoleeren van hun innerlijk bestaan, en hun innerlijk bestaan niet van hun leven; en omgekeerd zal hij de waarheid Gods niet losmaken van den levenden God, de leer der zaligheid niet afscheiden van het rijk der zaligheid daarboven. En in dit samenspannen en samenwerken van heel zijn eigen persoon met heel den persoon van zijn hoorders, en van de waarheid die hij predikt met de wezenlijkheid der onzichtbare wereld, zal hij hetlntellectuaUsme geheel te boven komen, om (den triomf te laten) aan het klare, heldere geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Intellectualisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's