Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gelijkvormig  aan zijn heerlijk lichaam.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gelijkvormig aan zijn heerlijk lichaam.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor hij ook alle dingen zichzelven kan onderwerpen. Philipp. 3: 21.

„De ure komt dat allen die in de graven zijn. Zijne stem zuUen'hooren, en zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis.”

Zoo is er dan niet enkel voortzetting van ons ^«/j-bestaan na den dood, maar ook zal er eens zijn een opstanding des vleesches. Het volle mensch-zijn eischt een bestaan naar ziel én lichaam beiden. En ook voor dat laatste bezitten we de stelligste belofte, onmiddellijk van Christus zalven en middellijk van Christus door zijn apostelen : De wederopstanding des vleesches komt. Het graf zal niet overwinnen.

En niet alleen dat onze ziel haar orgaan voor de zichtbare dingen terug erlangt; maar al wie in Jezus ontsliep zal zijn lichaam terug ontvangen niet gelijk het van hem werd genomen in den dood, maar veel rijker, schooner, heerlijker; of om het kort te zeggen, het zal dan een lichaam zijn, zooals het bij de ziel van een „volmaakt rechtvaardige" past. Immers zóó betuigde de heilige apostel Paulus aan de kerk te Philippi: „Onze wandel is nu reeds in den hemel, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor hij ook alle dingen zichzelren kan onderwerpen.”

Niet alsof de opstanding alleen voor wie in Jezus ontsliep, zou zijn. „Allen die in de graven zijn" zullen eens de stem van Jezus hooren, en zulen uit hun graven uitgaan. Er is een opstanding ten leven, maar er is ook een opstanding, o, ontzettende gedachte, een opstanding ter verdoemenis.

Toch mogen zij, die sterven zonder Christus te zijn ingelijfd, hier buiten beschouwing blijven. Zij hooren er niet bij, waar we de opstanding in het verheerlijkt lichaam overpeinzen.

Die zal alleen het deel zijn van wie, met of zonder hun weten, in Jezus ontsliepen. Van den grijsaard, die. gerechtvaardigd door het geloof, vrede bij zijn God had gevonden; maar ook van de pas ontloken bloem, die in de wieg wegstierf zonder ooit hierbeneden den „lieflijken naam van Jezus" te hebben gestameld.

Ons aller stoffelijk overschot wordt eens het graf ten prooi; geheel onverschillig of dat graf voor ons gedolven wordtin den schoot der aarde, of wel zich opent in de vlam des vuurs die ons verkoolt, of zich ontsluit in de diepte der zee of in den muil van den leeuw.

Alleen zij, die persoonlijk hier op aarde de wederkomst van Jezus zullen beleven, zullen onder in het graf neder te dalen de eeuwigeid ingaan.

Maar hoe uiteenloopend ook ons sterven, en oe verschillend ons graf moge zijn, voor allen ie in Jezus zijn ingelijfd, staat de belofte onrikbaar vast, dat onze Heere Jezus Christus ens een wonder aan hun lichaam zal volbrenen. Een wonder, tot stand komende door de oddelijke energie waardoor Hij alle dingen an zich onderwerpen kan. Een wonder, hierin estaande, dat hun nu vernederd lichaam eens elijkvormig zal gemaakt worden aan het vereerlijkte lichaam, waarin de Christus zelf geeten is aan de rechterhand Gods.

Dit mysterie van de wederopstanding des leesches heeft van de dagen van Augustinus f de Kerk van Christus weinig geboeid. Het s, wel verre van geloochend te worden, steeds e eeuwen door beleden, beleden ook in onze ormulieren van Eenigheid; maar het greep niet an, het werd niet uitgewerkt, het kon hart och hoofd vervullen. Onze Belijdenis wijdt er lleen deze woorden aan: „De zielen saamgeoegd zijnde met haar eigen lichaam, in hetelk, zij geleefd hebben" (Art. 37), zonder dat r zelfs van de verheerlijking van het lichaam ok maar met een woord wordt gerept. Meer eeft het 57e antwoord van den Catechismus, lsook antwoord 45; maar toch blijft het ook ier bij een eenvoudige verklaring.

Hierin nu ontbreekt alle evenredigheid met de Heilige Schrift;

In de Heilige Schrift toch wordt juist dit ysterie van de verheerlijking des lichaams reeder zelfs dan menig ander mysterie toegeicht. Vooral de heilige apostel Paulus plaatst et in breede trekken op den voorgrond in zijn chrijven aan de Kerk van Corinthe, in dat an die van Philippi en van Thessalonica. In e verheerlijking op Tabor is dat wonder ons oorgesteld. En in de verschijning van den hristus op den weg naar Damascus en op athmos is het ons veraanschouwelijkt.

Het is dan ook winste, dat de Kerk van deze euw zich meer dan de Kerk der Reformatie et dit wondere mysterie bezig hield; en het is en teeken des tijds, dat, juist naarmate deoneloovige wereld driester elk voortbestaan na

den dood als vrome verzinning veroordeelde, de geloovige Christenheid te beslister niet enkel voor de on vernietigbaarheid van de ziel, maar ook voor de v/ederopstanding des vleesches is opgekomen.

Vroeger nam men feitelijk vrede met het voortbestaan van den halven mensch; thans eischt het geloof, op grond van de Heilige Schrift, weer den gcheekn menfch voor de eeuwigheid op, naar ziel en lichaam beide.

Toch blijft het ook zoo een mysterie.

Niet htt gezicht in de doodenvallei van Ezechiël 37, maar alleen de apostolische openbaring in I Cor. XV, mag ons bij het indenken ervan leiden.

Vleesch en bloed, d. z. de aardsche stoffen, waaruit hier ons lichaam bestond, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. Maar die stof fen zijn ook ons eigenlijk lichaam niet. Iets wat ge reeds daaruit merkt, dat ons lichaam van de wieg tot het graf hetzelfde lichaam blijft, terwijl de stoffen, waaruit vleesch en bloed zijn saamgesteld, rusteloos wisselen. Elke zeven jaren komt die wisseling zoo volkomen tot stand, dat er in het lichaam van een volwassen man geen enkele druppel bloeds en geen enkele vezel vleesch meer over is, van wat in de wieg aan hem was.

Wederopstanding „des vleesches" kan dus niet beduiden wat elders „vleesch en bloed" heet, maar is de zichtbare vorm van ons menschelijk wezen, in tegenstelling met ons geestelijk' zielsbestaan.

De plant geeft hier het duidelijkste beeld. Meer dan één plant sterft, als de winterkoude komt, boven den grond geheel weg, zoodat er alleen de bol van in de aarde blijft; maar als de lentezon weer koesterend straalt, komt uit die verborgen bol dezelfde plant weer in nieuwen vorm te voorschijn. Aan elke tulp, aan elk varengewas, aan elke hyacinth kunt ge dit waarnemen. Ook de rups blijft hetzelfde wezen, als ze straks haar rupsenvorm verliest en als vlinder in heerlijker gestalte uitkomt.

En dat we recht hebben op die teekenen der natuur te letten, toonl Paulus zelf aan door wat hij naar Corinthe schreef. Ook hij toch wijst ons op het graan dat in de aarde valt en sterft, en dat, na den dood, van God een nieuw lichaam ontvangt, maar ook zoo toch opkomend uit de graankorrel. Er zijn aardsche lichamen en er zijn hemelsche lichamen, en. elk heeft zijn eigen schoon en zijn eigene heerlijkheid.

Zoo was er dan een kiem ook in het zaad van uw lichaam. Uit die kiem groeide hier uw lichaam op, door stoffe eerst uit het moederbloed, toen uit de moedermelk, en daarna uit lucht, drank en spijs tot zich te nemen.

Bij het sterven nu moet al wat uit die kiem was opgebloeid, weer verdorren, maar de kiem van uw lichaam blijft. Die kiem van uw lichaam kan niemand in uw graf vinden of aanwijzen, maar God bewaart ze. Bewaart ze, tot de ure komt van Jezus terugkeer op de wolken. En is die ure aangebroken, dan haligt en verandert Jezus die kiem van uw lichaam, en doet ze opnieuw uit schieten en opbloeien, zooals de hyacinthbol nieuw uitschiet en opbloeit als de doodslaap van den winter voorbij is. En zoo erlangt ge dan een veel heerlijker lichaamsgestalte, en wordt in die heerlijke lichaamsgestalte ziel en lichaam hereenigd.

Hetzelfde lichaam dus, maar anders. Opgebloeid uit de ééne zelfde lichaamskiem, die ge in uw ontvangenis van uw God ontvingt, maar nu uit reiner stof en in heerlijker vorm. En wie nu leest wat Johannes op Pathmos aan het verheerlijkte lichaam van Jezus zag, die kan zich eenig denkbeeld vormen van de heerlijke gestalte, waarin dit opstaan uit de dooden zal plaatsgrijpen. Immers aan dat heerlijke lichaam van Jezus zal ook uw lichaam dan gelijkvormig zijn.

In dit alles ligt dan ook het mysterie niet. Dat alles is ons klaarlijk geopenbaard. Hier is niets duister noch geheimzinnigs in over.

Maar dit is het mysterie, dat wij van die kiem van ons lichaam ons geen voorstelling kunnen maken, niet in de ontvangenis, en niet terwijl we leven op aarde, en minder nog na den dood, als al het overige ontbonden wordt en vergaat, en alleen die kiem van het lichaam overblijft en eeuw aan eeuw door God tot op Jezus wederkomst bewaard wordt.

Die kiem van het lichaam behoort niet tot de geestelijke, maar tot de zichtbare dingen; maar we missen het vermogen om haar waar te nemen. Ze schuilt dus niet in de ziel die bij God is, maar moet schuilen op de aarde, . doch zoo, dat het machtigst mikroskoop haar niet ontdekt.

Opstanding is geen nederdaling uit den hemel. Opstanding is uit de aarde, om in een hemelsch leven in te gaan. In de graven zal het wondere woord van Jezus zijn werking doen. Die kiem van ons lichaam, waaruit het heerlijk lichaam zal worden opgebouwd, moet dus door Jezus op aarde worden gevonden.

En hierop rust dan ook onze stille eerbied voor den doodenakker. Immers het stoffelijk overschot onzer ontslapenen is niet alleen het vleesch en bloed dat den wormen ten prooi wordt en vergaat, maar is ons, en veel meer, die wondere kiem van ons lichaam, waaruit, op Jezus machtwoord, eens datzelfde lichaam, maar dan in verheerlijkte gestalte, zal verrijzen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Gelijkvormig  aan zijn heerlijk lichaam.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's