Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terugblik.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terugblik.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 28 December 1900.

Het jaar, waarvoor het blad van deze week het laatste Heraut-rwxvsxxa& x brengt voor de Gereformeerde kerken niet zonder bedenking geweest.

Krachtens haar oorsprong zijn in onze kerkengroep twee elementen vereenigd, die elk zekere eigenaardigheden bezitten. Doch terwijl we een klein aantal jaren, over en weer, een zin en bedoelen mochten ontwaren, om die eigenaardigheden eer af te slijpen dan te scherpen, en zoo het zich oplossen in een hoogere eenheid mogelijk te maken, kwam er dit jaar zeer merkbare neiging op, om het verschil tusschen die beide elementen weer sterker te doen uitkomen.

Had men zich van de andere zijde laten prikkelen, om desgelijks te doen, zoo had het jaar, dat straks ten einde loopt, allicht zeer ernstig gevaar opgeleverd van opkomende bitterheid en onzaligen twist.

Dit is niet geschied, ook éz Heraut mt& A dit gevaar opzettelijk, en zoo zijn we gelukkig, bewaard gebleven voor een dier onheilige perioden in ons kerkelijk leven, die maar al te dikwijls van oudsher de eere der kerke Christi ontsierd hebben.

Vraagt men nu, waarin dat terugkeeren van vroegere spanning zijn oorsprong vond, zoo doet men stellig verkeerd met aan één enkel persoon, één enkele gebeurtenis of één enkel geschrift te denken.

Zulk een oorzaak ligt gemeenlijk dieper. Ze komt veelal op uit ondergrondsche stroomingen, die aan de practijk des levens haar ontstaan danken, en die men dan wel denkt dat weg zijn, omdat men ze minder ziet, maar die feitelijk toch voort blijven bestaan.

Ware de Christelijke relegie een afgetrokken iets, zoo zouden we hiermede niet te worstelen hebben. Maar zoo is het niet. Tijden, streken, kringen, gelegenheden zijn verschillend, en deze verschillen brengen te weeg, dat de Christelijke religie gedurig en overal in gewijzigde vormen optreedt, die wel in beginsel en bedoelen één zijn, maar zich toch op onderscheidene wijzen openbaren. Dat ziet men tusschen eeuw en eeuw, tusschen land en land, |in hetzelfde land tusschen streek en streek, en dwars daar doorheen kruist dan een ander onderscheid van zin, neiging en geestelijke overhelling.

Zoo kon het wel niet anders, of de bewegingen, die aan de jaarcijfers 1834 en 1886 gebonden zijn, moesten tot op zekere hoogte een onderscheiden gestalte vertoonen. Een onderscheid, niet groot genoeg, om een gescheiden kerkelijk leven te rechtvaardigen, maar toch ook weer niet zóó klein, of het moest de neiging verraden om het kerkelijk saamleven te bemoeilijken.

Alleen liefde, met wijsheid gevoegd, is onder zulke omstandheden bekwaam deze moeilijkheden te boven te komen.

Het niet te loochenen feit, dat dit onderscheid thans weer sterker geaccentueerd wordt, toont dan ook, helaas, dat we in die liefde of in die wijsheid zijn tekort geschoten.

Wie nu gewoon is zich zelven te rechtvaardigen, is bij zulk een stand van zaken

aanstonds gereed, om de schuld hiervan uitsluitend op den ander te werpen.

Wie daarentegen zich kalm rekenschap geeft van den toestand, komt al spoedig tot de erkentenis, dat het Iliacum intra muros peccatur et extra, ook hier wel van toepassing zal zijn, en ziet in, dat de oplossing van twee zoo onderscheidene elementen ook in den loop der historie steeds tijd vroeg, en schier nimmer gelukte, zonder dat, op kleine schaal, de oude worsteling nu en dan zich hervatte.

Het lag in den aard der zaak, dat het jongst opgekomen element in den eersten aanloop de meeste activiteit ontwikkelde, en daarbij allicht de eigenaardige kracht en de practisch ontwikkelde beteekenis van het oudere element niet altoos genoeg begreep en waardeerde. En van den anderen kant was het even natuurlijk, dat het ij oudere element, dat reeds een lang verleden en afgesloten kerkelijk leven had, de stille neiging bezat, om in wat nieuw opkwam slechts een appendix van eigen existentie te zien.

Persoonlijke misslagen en niet altoos weldoordachte handelingen verscherpen dit dan, en zoo is het wel te verstaan, dat de reeds half bezworen tegenstelling nogmaals op den voorgrond trad.

Op zichzelf nu betreuren we dit niet. Eer is het 't natuurlijk verloop der dingen. En juist door zich op allerlei punten steeds meer bewust uit te spreken, bereidt men den toestand voor, die het evenwicht herstellen zal.

Hoofdzaak is en blijft toch, dat de onderscheiden geestelijke krachten, die aan beide elementen historisch eigen zijn, ontdaan van al wat bijzaak is, niet te niet gaan, maar bewaard blijven en in evenwicht en harmonie worden gebracht. Harmonie nu is niet, dat de een den ander verdringt, maar dat men beiderzijds met zijn eigen gave en talent medewerke tot den welstand van het geheel. Doel moet en mag niet zijn, de triomf van den één en de nederlaag van den ander; maar beiderzijds heeft men uit te zuiveren en af te leggen, wat niet uit den Christus is, en evenzoo beiderzijds zich te verrijken met wat uit Christus in den broeder is. Alzoo eerst werkt de gemeenschap der heiligen.

Het gevaar ligt alleen in de personen en in de wijze waarop de personen, over en weer, opkomen voor wat hun dunkt van Godswege niet te mogen worden prijs gegeven, en bestrijden, wat ze achten dat om Gods wil niet mag worden geduld.

Aan dat gevaar ontkomen we, indien onze bezieling is uit den Heiligen Geest, en er alzoo iets in ons is van wat Paulus in Filippensen 2 de broederen bezweert, om de een den ander uitnemender te achten dan zich zelven, en steeds te spreken en te schrijven uit dat gevoelen, dat in , Christus is Jezus was, toen hij, in de Gestaltenisse Gods zijnde, zich zelven vernederde. Het is daarom ons stil gebed, dat in het eerste jaar der nieuwe eeuw, dat zich ontsluiten gaat, bij de broederen van beiderlei herkomst de geesten der profetie aan de profeten onderworpen mogen blijven, en die profeten onderworpen aan Christus.

Dan zullen de wateren van tweeërlei herkomst, die nu nog in het stroombed onzer kerken tegen elkander inwoelen, elk hun recht en hun tint behouden, en toch zich oplossen in die hoogere klaarheid en in dien meerderen rijkdom, die juist dank zij die tweeërlei herkomst aan de toekomst onzer kerken is beloofd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Terugblik.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's