Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeredienst.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXVIII.

De keuze van een tekst is uiterst moeilijk.

Niet zoolang men bij die keuze drijft op inval of toevalligheid, maar wel zoodra men inziet, dat ook hierbij met overleg en rede moet gehandeld worden.

Moet er keuze zijn, d. w. z. zal niet achtereenvolgens de inhoud van heel de Schrift, zelfs ook niet de inhoud van een heel Bijbelboek behandeld worden, en zal de Kerk geen agenda voor het kerkjaar voorschrijven, maar zal de Dienaar des Woords zelf, uit den ganschen rijken inhoud der Schrift, bij eiken dienst dien hij te vervullen heeft, uitgezonderd bij de Catechismusprediking, een keuze hebben te doen, dan dient gevraagd, waarnaar die keuze zich heeft te regelen.

En dan lijdt het wel geen tegenspraak, dat die keuze allereerst bepaald wordt door het doel der predicatie, en eerst in de tweede plaats door de beschikbare middelen om dat doel te bereiken.

Bezien we dus beide afzonderlijk.

Het doel der predicatie kan én algemeen én in het bijzonder worden genomen.

In het algemeen genomen, is het doel der predicatie de Gemeente te stichten. Doch in zooverre geeft dit voor de keuze van den tekst geen andere bepaling, dan dat men niet dan bij hooge uitzondering teksten moet kiezen, die met het geloofsleven der Gemeente nauwelijks in verband staan. De verdeeling van Kanaan onder de stammen, veel geslachtsregisters, aardrijkskundige beschrijvingen, en zooveel meer, zullen daarom niet dan bij hooge uitzondering gekozen worden.

Anders wordt het daarentegen, zoo men onderscheid maakt tusschen den stichtelijken indruk op de Gemeente in een enkele predicatie, en tusschen de langzame stichting der gemeente door geregeld voortdurende predicatie.

Dan toch wordt het doel veel breeder, krijgt meer omvang, en komt niet elke predicatie op zichzelf te staan, doch wordt de doorloopende predicatie één geheel. De stichting en opbouwing der Gemeente wordt dan een werk, dat zich over meerdere jaren uitstrekt. De prediking houdt dan op aphoristisch te zijn. De ééne predicatie moet dan aan de andere aansluiten, en al de predicatiën van een geheel jaar moeten dan in een bepaalde orde en naar zekeren vasten regel saam één geheel vormen, waarvan elke predicatie één deel is.

Niet, dat spreekt wel vanzelf, alsof niet elke predicatie in zichzelve een afgesloten geheel zou moeten zijn, maar in dien zin, dat men weet bezig te zijn aan een botiwen en stichten, en alzoo een geregelde orde volgt bij het leggen van steen op steen.

Reeds dit nu is een uiterst gewichtig punt.

Niet zelden verneemt men de klacht, dat een Dienaar zoo telkens hetzelfde zegt, zich zoo gedurig herhaalt, en dat hij, na eenige jaren in eenzelfde gemeente te hebben gestaan, zoo goed als uitgepreekt is. Soms merkt men dan ook, dat bij zulk een prediker allengs het verlangen opkomt, om een andere Gemeente te krijgen, en dat de Gemeente zich gelukkig zou achten, als ze eens van predikant verwisselde. En dat niet, omdat men het saam niet vinden kon, of omdat men het oneens was. Integendeel, het kan zijn, dat men over en weer zelfs zeer met elkaar was ingenomen, maar men voelt dat men in een stadium gekomen is, dat men niet verder kan. De predikant is uitgeput, en er komt slechts repetitie. De bouw vordert niet meer.

Hierin steekt nu zeer zeker vaak kitteloorigheid en gemis aan ernst. Wie nieuwigheden bejagen wil, moet ze niet onder de predicatie zoeken. Daar is ze niet voor. En wie de Psalmen of de Brieven leest, kan ook wel zeggen, dat hierin telkens en telkens weer hetzelfde voorkomt. En dat is ook zoo, want het Evangelie der zaligheid blijft steeds en onveranderlijk hetzelfde, en de grondgedachte van dat Evangelie moet rusteloos in het midden der Gemeente in naam van den ontfermenden God verkondigd worden.

Maar geheel uit de lucht gegrepen is de klacht toch evenmin. Het is waar, dat meer dan één Dienaar des Woords, door in elke predicatie te veel te willen geven, zich genoodzaakt ziet te veel in algemeenheden te blijven, en daardoor ten slotte alles gezegd heeft, wat hij te zeggen had, en nu niets anders kan doen, das opnieuw beginnen. Eertijds kwam het wel voor, dat men zelfs oude predicatiën opnieuw ging houden, of dezelfde predicatie nog eens hield met een anderen tekst en een ander begin.

Nu is dit prediken over het middenpunt van de Heilswaarheid op zichzelf zeer verleidelijk. Het is het gewichtigste stuk. Het wordt het lichtst begrepen. De stof er voor ligt vanzelf gereed. Men gevoelt er zich in thuis. Het leent zich tot de meest aangrijpende taal. En stellig zou het verkeerd zijn, predicatiën van dien aard te willen uitsluiten. De gemeente heeft er gedurig weer behoefte aan, dat het geheel overzien worde, en dat de deelen der waarheid tot eenheid worden samengevat.

Maar al is dit zoo, te ontkennen valt toch niet, dat men dit centrale niet wel anders dan in algemeene termen kan bespreken, en dat die algemeene termen weinig variatie toelaten, anders dan in beeld en vergelijkingen. Men kan uit het algemeene niet te veel in het bijzondere schieten, of men raakt den draad kwijt van zijn betoog. En dit nu is oorzaak, dat een predicatie, die te gedurig in dat algemeene zweeft, arm blijft. Ze kan zich niet verrijken, niet vernieuwen, niet verfrisschen, tenzij de prediker over ongemeen talent beschikt, en in staat is een werkelijk kunstwerk van welsprekendheid te leveren. Doch natuurlijk, mannen met zoo ongemeen talent begaafd, zijn onder alle standen en rangen en in alle levensbetrekkingen niet dan uiterst schaarsch.

Het is er meê als wanneer men over den sterrenhemel spreekt, als één machtig verschijnsel. Dan is het onderwerp schijnbaar veel grootscher, als dat ge afzoflderlijk spreekt over zon en maan en planeten en kometen; maar toch voelt ieder die het doen moet, dat de stof om over de zon of over de maan apart te spreken, veel rijker is.

Hoe meer men bij het spreken zijn onderwerp beperkt, hoe meer men te zeggen heeft en in hoeveel meer bijzonderheden men kan afdalen. Over een vrouw is meer te zeggen dan over een mensch, over een maagd meer dan over een vrouw in het algemeen, over een dienstmeisje meer dan over de maagd zonder nadere bepaling. En zoo gaat het bij alle onderwerpen door, dat de rijkdom van de stof in omgekeerde reden staat tot de breedte van het onderwerp; een wet waaraan ook de prediking zich niet onttrekken kan.

Vraagt een prediker, wat moet het doel van mijn prediking gedurende heel mijn dienst toch zijn, dan is ook op die vraag niet anders dan een zeer algemeen antwoord mogelijk. Zegt hij daarentegen, wat zal het doel van mijn predikwerk dit jaar, in deze bepaalde gemeente wezen, dan komt er in dat doel veel meer perspectief. Dan gaat hij zich afvragen: Welke soort van predicatie in die bepaalde gemeente het meest aan de behoefte zal beantwoorden, en voorts, hoe hij het moet aanleggen om door gestadige overtuiging en door telkens opnieuw gewekten indruk, juist datgene in de Gemeente in te brengen, wat hij acht dat ze het meest noodig heeft.

De ééne Gemeente verschilt van de andere. In dezelfde Gemeente kunnen onderscheidene kringen bestaan, die ieder een afzonderlijke bewerking noodig hebben. De behoefte bij ouden en jongen zal in den regel uiteenloopen. Zij die tot bekeering kwamen, vereischen een andere bewerking dan de anderen, die hun heil in Christus nog niet vonden. Er zuilen er zijn, die neigen naar het Intellectualisme, en wier hart geraakt en verwarmd moet worden. Er zullen er zijn, die in Mysticisme verdoolden en wier geestelijk inzicht behoefte heeft aan verheldering. Anderen weer zullen te uitwendig in Practicisme verloopen. Er zullen er zijn, bij wie te vreezen staat dat ze hypocrieten in Jezus kerk zijn, en anderen die voortleven in stille zonde. Kortom, zoo verschillend als de starren aan den hemel, en de bloemen in het veld zijn, zoo verschillend is de samenstelling van iedere Gemeente, en weer van de ééne Gemeente vergeleken bij de andere.

Heeft nu een prediker van lieverlede zijn Gemeente leeren kennen, doorziet hij het standpunt waarop ze staat, de geestelijke ligging waarin ze rust, en de verschillende geestelijke stroomingen, die door haar heengaan, dan zal die diagnose hem de wetenschap brengen van de medicatie, die het best dienst zal doen.

Doch dan spreekt ook wel vanzelf, dat hij niet in ééne predicatie dat alles tot zijn recht kan doen komen, maar dat hij zich een weg, een baan, een pad zal moeten voorteekenen, waarlangs zijn predicatie een jaar en langer zich zal hebben voort te bewegen, om van lieverlede dat alles toe te lichten, en dat alles te leiden.

Daarbij zal hij zich niet inbeelden, dat als hij maar eens in een predicatie dit of dat gezegd heeft, het doel nu ook bereikt is. Integendeel zal hij verstaan, dat een overtuiging eerst van lieverlede te wekken is, en dat men eenzelfde iets op allerlei wijze en onder allerlei vormen moet aandringen, zal het ten slotte in het bewustzijn en in het hart der Gemeente ingaan.

Hierdoor nu zal er orde in de predicatie komen. Niet nu eens een predicatie over dit, en dan over dat, en een volgend maal weer over iets anders. Maar zoo, dat er een voortgaand werk in uitkomt, dat de predicatie van heden rust op die van een vorig maal, en die van een volgend maal op die van heden; zoodat men reeds weken vooruit zijn taak overziet en in groote trekken voor een jaar lang weet, wat men zal te doen hebben.

Dat zal zich dan richten op verrijking en verheldering van kennis, op bestraffing en tegengaan van zonde, op inprenting van heiligen ernst, op het voeden en verwarmen van het gemeenschapsleven met het Eeuwige Wezen, op vertroosting bij lijden en smart, op de rechte beschouwing van ons lot, en bovenal op de gestadige verrijking van ons zieleleven, door toenemend geloof en toenemende genade, met de vrucht van het Werk van Christus.

Werkt men dit nu verder uit, en brengt men dit rijke program in verband met de speciale toestanden in zijn bepaalde gemeente, met den daarin heerschenden geest en met de algemeene levensverhoudingen, en evenzoo met den verschillenden stand van geloovigen en nog niet geloovigen, van de rijken en armen in kennis, van de gelukkigen en ellendigen in de wereld, van de ernstigen en speelzieken, en zoo veel meer; doet men daarbij voorts zoowel de Wet als het Evangelie tot zijn recht komen; en brengt men dit in contact zoowel met de Gemeene gratie als met de Particuliere genade; — dan wordt op het laatst het onderscheidenlijk prediken naar aller stand en toestand en behoefte, zoo schier eindeloos geschakeerd, dat men, wel verre van ooit verlegen te zitten wat men zeggen zal, veeleer steeds te worstelen heeft met de overstelpende volheid van stof, die u dreigt te overweldigen.

En dan natuurlijk begint de keuze van den tekst in een geheel ander licht te treden. Dan vraagt men niet meer, wat tekst het rijkst klinkt, noch met welken tekst men het best gereed zal komen, maar dan heeft men voor een geheele reeks van weken telkens een bepaald doel, en weet telkens vooruit, wat in deze paedagogische orde het woord en de ordinantie Gods is, die men aan de gemeente brengen zal. En voor wie dat weet, en in de Heilige Schrift thuis is, kost het dan natuurlijk weinig moeite, om in die Heilige Schrift de plaatsen bijeen te zoeken, die juist die stoffe het duidelijkst aangeven, en uit die onderscheiden plaatsen zoekt men dan die ééne uit, die voor het bepaalde geval, in die bepaalde gemeente, het doeltreffendst zal zijn. En zoo zal men dan eenzelfde gedachte uit Gods Woord, de ééne maal tot de gemeente brengen met een stuk heilige geschiedenis, een volgend maal uit een onderwijzend profetisch gedeelte, en weer een ander maal door op den Christus in één zijner daden of woorden te wijzen, en nog een ander maal door ze tot de gemeente te brengen in een stellige en stellende uitspraak der Schrift.

Zoo blijft inval en geval uitgesloten. Er is niet een rijgen van koralen, maar een zich ontwikkelende orde. Men bouwt werkelijk van week tot week naar een weldoordacht plan voort. Men repeteert niet, maar is telkens nieuw. Men komt vooruit en verder. En telkens heeft men met elke predicatie een bepaald doel. Men weet wat men bij de gemeente bereiken wil, en de gemeente merkt al spoedig dat ze gevoed en verder geleid wordt, en haar belangstelling neemt toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's