Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heer W. Stuursma, ouderling te Munnekezijl, liet in de Gron. Kerkb. onderstaand schrijven aan Dr. Bavinck opnemen, met het oog op diens artikelen Ouders of Getuigen in de BAZUIN.

Met aandacht en belangstelling heb ik uwe stukken in De Bazuin gevolgd. Ik verheugde mij in den beginne er over, dat uw schrijven, 't welk steeds een verzoenenden aard heeft, meer licht zou werpen op de vraag over »getuigen in plaats van de ouders."

Toch ben ik tot mijn spijt zeer teleurgesteld. Allereerst het opschrift «Ouders of getuigen." Immers in de Geref. Kerken hier in Nederland wordt nergens die tegenstelling gemaakt.

Volkomen ben ik het met u eens, en mij dunkt alle goed Gereformeerden, dat de ouders in de eerste plaats geroepen zijn hunne kinderen ter doop te houden.

Niemand betwist dit. Toch schijnt het, dat er wel velen moeten zijn, die dit betwisten, want de toon van uw schrijven, de menigte van historische bewijsvoeringen maken den indruk, alsof er ye!e beren op den weg zijn.

Zulke personen moesten dunkt mij met name genoemd worden.

Ik heb ze echter nooit ontmoet; in uw schrijven lees ik . er voor t eerst van; daarom maakte dit schrijven op mij den indruk, alsof u braaf tegen windmolens aan 't vechten waart.

Heeft uw schrijven nu eene oplossing gegeven ? Heeft het liefde en eendracht gekweekt in den boezem der Kerken?

Ik meen van neen, want de vraag is niet »of vader en moeder beide bij den doop behooren ? ' I maar «moeten wij snel zijn in het volbrengen van den wil en eisch des Heeren ? ’

t Schijnt mij toe, dat men te veel de Schrift en de belijdenisschriften naar de zondige praktijk wil plooien, inplaats van de praktijk naar de Schrift en de belijdenisschriften te bekeeren.

Is de Bijbel het onfeilbare Woord van God, en zijn de Formulieren en de Liturgie overeenkomstig dat Woord, dan is niet de praktijk des levens Gods Woord.

Niet de Schrift naar den openbaringsvorm van het Verbond dus te veranderen, maar de zondige Verbondsopenbaring wijzigen overeenkomstig Gods Woord.

Terug naar de Wet en de Profeten.

Nu maakt het op mij den indruk, alsof u die pogingen eerder tegenwerkt dan aanmoedigt.

Ik hoop, dat ik in deze gedachte mij bedrogen heb, en dat het vervolg dit zal toonen.

Indien er werkelijk zulke vreeselijke drijvers zijn, waartegen u meent te moeten optreden, dan hebt u ze mijns inziens veel te veel eere bewezen.

Door zulk schrijven tegen enkele drijvers zijn de Kerken weinig gebaat, want nu gaat men eiken predikant, die zich ook maar aan iets van 't geen u schreef schuldig maakt, voor een drijver houden.

In plaats dat er vertrouwen komt, wordt de spanning vermeerderd en gaat men zich «veelal ten onrechte ' beroepen op Prof. Bavinck.

Indien de hooggeachte Redacteur van De Bazuin ons positief had uiteengezet, hoe het moet toegaan in de praktijk des Doops, wattneer het kind moet gedoopt worden, naar den eisch van het heilig sacrament en den aard van het Verbond der genade, dan zouden de Kerken meer gebaat zijn dan thans.

Onze leeraar predikt, dat de tiouders" zoo spoedig mogelijk hunne kinderen zullen laten doopen.

Doch ziet, nu geeft Prof. Bavinck den indruk, dat dit «zoo spoedig mogelijk" wel wat gerekt mag worden.

Toestanden gelijk die in 't Noorden gevonden worden, dat men zeven tot tien en meer weken wacht, met het ter doop houden der kinderen, zult u toch ook ten strengste afkeuren.

Maar de menschen hebben niet allen een rijtuig; (want de plattelandsgemeenten liggen ver verspreid) slechts zeer enkelen veroorloven zich die weelde.

En volgens uw schrijven is de moeder in haar volste recht om weken en weken te wachten, zoolang zij én geheel hersteld is, èn krachtig genoeg is voor groote wandelingen.

Nu weet u beter dan ik, dat de eisch des Heeren, wanneer 't niet letterlijk beschreven staat, weinig invloed op velen uitoefent.

De predikant gaat tegen zulke misstanden in. t Gelukt hem den geest van onverschilligheid te doen verminderen.

Doch tevergeefsch wordt zijn arbeid, want De Bazuin brengt uitkomst.

En wat nu de predikant (ik spreek in 't algemeen) ook preekt en hoe hij ook leert, 't volk houdt zich eenmaal gaarne daaraan, wat men 't liefste wil.

Prof. Üavinck schrijft, dat zij die aandringen op zeer spoedigen Doop, ijveraars zijn, die beter deden, wat meer te letten op het toegaan tot 't Avondmaal.

Mij dunkt «'t eene doen ea 't andere niet nalaten.»

Doch dese raad geldt m. i. meer voor 't Zuiden dan voor t Noorden van 't land.

Dit kwaad heerscht in t Noorden bijna niet. Wie hier belijdenis doet, gaat ook ten Avondmaal, en indien niet, dan wordt zoo iemand gewoonlijk door een of meer ambtsdragers be zocht.

Toch schrijft De Bazuin voor t Zuiden èn 't Noorden.

Hier mogen wij dus voortgaan met 't hooghouden van den heiligen Doop.

Nu is het echter jammer, dat de groote menigte dit over het hoofd ziet, en maar aldoor staart op de vermaning tegen ijveraars.

En die nu leert, zoo spoedig mogelijk het Ver bondskind te doopen, die wordt terstond voor zulk een ijveraar gehouden.

Wantrouwen is alzoo in de harten gestrooid tegen de leeraars.

Ja, velen zien in zoo iemand terstond een verkapten doleerende of Kuyperiaan of wat dies meer zij.

En wat het laatste stuk betreft, daar begrijp ik in 't geheel niets meer van.

Het schijnt wel, alsof Prof, Bavinck het stuk der wedergeboorte in t geheel niet begrijpt. Want er is, dunkt mij, onder de voorgangers niemand, die de wedergeboorte wil gronden op t geen u daar schrijft.

Juist op grond van de beloften van het Verbond der genade, meen ik, dat wij de kinderen des Verbonds moeten houden voor wedergeborenen.

Zal een vader zijne kinderen opyoeden met te zéggen: «gij moet mijn kind nog worden ? ”

Zal de gemeente van Christus hare «kinderen"' opvoeden met te zeggen: «gij moet nog een lid van dat lichaam van Christus worden ?

Neen toch, beiden zullen immers zeggen: «gij zijt kind en gij moet u als kind openbaren, en indien gij halsstarrig weigert om uwe kinderplichten , na te komen, dan moeten wij u bestraf fen om u terug te brengen tot uwe kinderplichten.

Is dan onze liturgie niet goed ? Dat deze dan spoedig veranderd worde,

’t Gansche doopsformulier en de dankzegging geeft de exegese zoo duidelijk mogelijk «dit kind is een kind gewasschen in 't bloed van Christus.’

Hier is 't onmogelijk óm van 2 maal 2 vijf te maken.

Waarom schenkt u ons toch geen klaren wijn, waaraan wij iets hebben ?

Door deze lange reeks van stukken zijn wij niets wijzer geworden. Er is wel veel meer ver warring gekomen.

En nu hoop ik niet, dat u dit stuk om zijne scherpte zult veroordeelen.

Ik heb gewacht, totdat anderen zouden spreken, doch men zwijgt.

Liefde tot de gemeente van Christus noopt mij. Deze heb ik lief boven personen.

En daarbij, ieder vogeltje zingt zoo het gebekt is. De karakters verschillen.

Indien u mij uit de H. Schrift, uit de Formulieren van Eenigheid, uit de Liturgie of uit de Kerkenorde kunt bewijzen, dat het er niet zoo erg op aankomt, wanneer het kind gedoopt wordt, of indien de ontwikkeling van het Genadeverbond, gelijk dit thans gekend wordt, er aanleiding voor mocht geven, dat hier onverschilligheid geen zonde is, dan zult u mij en zeer velen met mij verplichten.

Zoolang u dit niet doet, houd ik het hierbij: «weest snel in t volbrengen van den eisch des Heeren.

Ons komt voor, dat Dr. B. zeker exces aan den éénen kant wilde tegengaan, doch nu oorzaak zal worden, dat het exces aan de andere zijde weef hand over hand toeneemt.

De practijk des levens doet sterk tot uitstel van den Heiligen Doop neigen. Soms van maanden. Vele ouders hebben zich op die wijs, zonder het te weten of te bedoelen, aan verachting van de ordinantie Gods schuldig gemaakt. Bovendien had dit uitstel de bediening van den heiligen Doop gedenatureerd.

Er bestond dus alle oorzaak om een getui genis in de Gemeente te laten uitgaan, waardoor dit ongemotiveerde uitstel, de bron van alle kwaad te dezen opzichte, werd tegengegaan. In-dien zin heeft ook d& Heraut %^%c!a.it

ven, zonder ooit te overdrijven. En nu vreezen we, dat Dr. Bavinck, tegen sommiger overdrijving op dit punt zich keerend, ook al bedoelt hij 't anders, oorzaak zal worden, dat het oude zeer weer voortwoekert.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's