Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„En gij zijt in Hem volmaakt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En gij zijt in Hem volmaakt.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En gij zijt in hem volmaakt die het Hoofd is van alle overheid en macht. Col. 2 : 10.

Volmaakt zijn, en toch struikelen, kan saaragaan. Uw volmaakt-^•yw sluit dagelij k-sche schuldbelijdenis voor God niet uit. Pauius kan aan de kerk van Colosse schrijven: Gij zijt volmaakt", en toch er op volgen laten : „Doodt dan uwe leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid en de geldzucht, welke is afgodendienst." (3 : 5).

Dit schijnt elkaar te weerspreken.

Ge zoudt zoo zeggen: ls iemand volmaakt is, dan heeft het geen zin meer, hem, gelijk Pauius toch doet, toe te roepen: Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond; liegt niet tegen elkander" (3 : 8, 9).

Oppervlakkig bezien, zoudt ge zeggen, dat vloekt het één met het ander. Wie nog af moet leggen zijn gramschap en lastering, wie nog dooden moet zijn onreinigheid, die is niet volmaakt, veeleer nog in hooge mate ö«volmaakt. En omgekeerd, als ik van iemand uitspreek dat hij volmaakt is, dan heb ik me of in mijn zedelijk oordeel over hem vergist, of wel dan kan zoo iemand alle deze zonden niet meer afleggen, overmits hij ze dan afgelegd, volkomen afgelegd heeft.

Als de rijke jongeling tot Jezus komt, en nabij het koninkrijk Gods, maar er nog niet in is, dan zegt Jezus tot hem : Wilt gij volmaakt zijn, verkoop dan uw goed en geef het den armen. Dit maakt alzoo den indruk, alsof prijsstelling op het bezit van zijn goed in Jezus' oog de eenige wezenlijke zonde was, en alsof wie met deze ééne zonde maar brak, er was, en nu in Gods oog de volmaaktheid bereikt had; iets wat uiteraard de bedoeling van Jezus woord niet kan geweest zijn.

Altoos geraken we alzoo tot dezelfde uitkomst, dat volmaakt zijn heel iets anders is dan volmaakt worden. Dat volmaakt zijn niets te maken heeft met de trapsgewijze levensvernieuwing, met de steeds voortgaande heiliging, noch met het steeds meer overwinnen van de verleiding, maar dat het „volmaakt zijn" op éénmaal in ons tot stand komt, als God het steenen hart uit ons wegneemt, en ons innerlijk wederbaart ten eeuwige leven. Als de Heilige Geest in uv/ hart als in zijn tempel inkeert, en woning bij u heeft gemaakt, dan zijt ge volmaakt, dan is de wortel van uw bestaan en aanzijn, die doodelijk krank en verkanderd v/as, volkomen gaaf en gezond geworden, en zijt ge in de binnenste kern van uw wezen uit den staat der onvolmaaktheid in den staat der volmaaktheid overgezet. Ge weet dan dat ge uit den dood djt overgegaan in het leven. Ge zijt dan overgezet uit het rijk der duisternis in het rijk Van den Zoon der liefde. En in het binnenste van uv/ wezen zijt ge dan in zoo volstrekten zin volmaakt, dat gij niet meer kunt zondigen, omdat het zaad Gods in u blijft.

Ge staat dan afgekeerd van de duisternis en gekeerd naar het licht.

Ge staat dan in beginsel tegenover zonde, wereld en Satan, juist zooals God zelf, zooals de goede engelen, en zooals de volmaakt rechtvaardigen om Gods trcon er tegenover staan.

Ge haat dan wat ge eerst liafhadt.

Ge zijt in dien zin dan volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is.

Maar daarom heeft God u niet op hetzelfde oogenblik afgesneden van de nawerking uwer verdorven natuur, en daarom woont er wel terdege nog zonde bij u ia. Daarom heeft de verleiding en verzoeking nog wel waarlijk vat op u. En juist hieruit ontstaat dan uw roeping, om, met uw volmaakt zijn in de kern van uw wezen, nu ook den strijd tegen die nawerking van uw natuur, tegen use nog in u wonende zonde, en tegen die verzoeking van wereld en Satan op u te nemen, hierin nimmer te vertragen, en dank zij dien strijd, nu ook uitwendig in uw levensopenbaring, in uw gedachten, woorden en werken steeds meer de volmaaktheid na té jagen, en gaandeweg volmaakter te xvorden.

Dat pogen nu, dat streven, die worste tag die strijd gaat heel uw leven door. tn die worsteling met de zonde hebt ge eiken dag te volharden. Daarbij ontdekt ge telkens nieuwe zonde, waarop ge eerst niet bedacht waart. En juist uw vordering in zedehjke volkomenheid verfijnt derwijs uw «ennis van zonde, en verteedert in die mate uw consciëntie, dat ge voor uw eigen gevoel, onderwijl ge werkelijk vordert, toch den indruk ontvangt, alsof ge steeds verder van de volkomenheid afraaktet.

De zelfvoldaanheid neemt bij een kind van God, dat vooruit komt, niet toe maar af. YA\ zoo is het te verklaren, dat zelfs de allerheiligsten in dit leven niet dan een klein beginsel van de volle geloofsgehoorzaamheid in zich bevinden.

Feitelijk is de beste die sterft, in zijn sterven nog niet anders dan een arm zondaar voor God, ook al weet hij zeer goed, dat hij tal van zonden te boven kwam, en voor veel goede werken genade ontving.

Eerst in het sterven' zelf, voltooit de Heilige Geest door bovennatuurlijke genade deze heiligmaking op zulk een wijs in ons, dat we alsdan der zonde voor altoos afsterven.

Toch is ook hiermede nog niet alles gezegd. We zijn volmaakt, als het zaad Gods in ons hart indaalt. We worden gaandeweg iets volmaakter, als we veel zonden te boven komen. We worden in vollen zin volmaakt, als we in ons sterven der zonde geheellij k afsterven. Maar, zonder meer, zouden die twee onverzoend blijven voor ons eigen besef.

Daarom komt bij deze twee nu nog dit derde bij, dat Pauius zegt: ij zijt volmaakt in Hem, d. i. in Christus. Gelijk hij dan ook in Col. i : 22 zegt, dat het doel van zijn apostolische werkzaamheid is: en iegelijk mensch volmaakt te stellen in Christus Jezus.

Dit is het mysterie der rechtvaardigmaking, mits ge ze opvat, niet van u als kind van God op u zelven genomen, maar van u als kind van God in uw mystieke unie met Christus, ons aller heerlijk Hoofd.

En dit is geen fantasie, maar veeleer omgekeerd de feitelijke werkelijkheid.

Fantaisie is het juist, als ge uw eigen persoon als een op zich zelf staand wezen beschouwt. U diets te maken, dat ge zulk een op u zelf staand wezen zoudt zijn, is juist de zonde, is de inbeelding van uw zelfzucht, is uw zondig verzinnen.

God schiep u heel anders, niet als een op zich zelf staand persoon, maar als lid van het ééne groote menschelijk geslacht. En zoo ook herschiep Hij u niet als een uitver­ / koren eenling, maar als lid van dat nieuwe menschelijk geslacht, waarvan Christus het Hoofd is, en dat daarom heet h& t Lichaam van Christus.

Blijft gij nu toch de rekening voor uzelven opmaken, alsof gij een uitverkoren eenling waart, dan vervalscht ge uw geloofsbesef, dan houdt ge de verheldering van uw geloof tegen, en dan kunt ge u niet als een g volmaakte in de kern van uw wezen voelen, noch ook als een heilige in' dit leven voor uw God staan.

Dan moet ge wel denken : Dat alles moge voor anderen waar zijn, m.aar voor mij is het niet waar.

Dan raakt ge in valsche bekommering, en blijft wachten op een genade die nooit komt, en die u, op uw ééntje en als een eenling, het zalige gevoel van het kindschap zou moeten schenken.

Dit nu kan niet, en kon nooit.

Niet één verloste heeft ooit op zichzelf, buiten zijn aanhoorigheid tot het lichaam van Christus, zich als een heilige, als een uitverkorene, als een volmaakte bekend.

Gij zijt volmaakt in Hem.

Doch let er nu wel op, dit beduidt niet, dat ge u als een volmaakte zult bekennen, doordien ge met Jezus als uw Heiland een buitengemeen verkeer in visioen of in uw verbeelding krijgt. En het wil ook niet zeggen, dat ge het niet zijt, maar dat God u als zoodanig rekent.

Neen uw inlijving, uw inplanting in

Christus is een Goddelijke realiteit. Niet gij doet dat, niet uw geloof doet dat, niet uw verbeelding brengt dat tot stand, maar God volvoert dit zalig werk. Eerst stondt ge buiten het Lichaam van Christus. Dan lijft God u in Christus in. Daardoor zijt ge een lid van dat mystieke Lichaam van Christus. En nu gaat het met u, zooals het met dat Lichaam van Christus gaat. Ge zijt er organisch ingevlochten en in opgenomen. Het leven, dat door dat Lichaam stroomt, is uw leven. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij, en wat ik nu leef, dat leef ik door den Zoon van Qod, die zichzelven voor mij heeft overgegeven.

In Christus, het hoofd van dat Lichaam, woont de Heilige Geest, uit Christus vloeit deze Heilige Geest in de leden van het Lichaam. En uw staat voor God is nu niet meer wat ge in uzelven zijt, maar wat gij in Christus zijt en Christus is in u.

Al wat ge nu met uw bevinding leeft buiten dat Lichaam van Christus verarmt u en maakt u ongelukkig. Maar ook al wat ge leeft in dat lichaam van Christus geeft v z h t u de zalige bevinding van een heilige, van een volmaakte realiteit.

„Evenals had ik nooit zonde gedaan, ja, als had ik het zelf al volbracht wat Christus voor mij-volbracht hLv-UvvSor zoover ik zulk een genade met een geloovig hart aanneem".

Zoo niet valt ge weer uit het geloof uit, af alles is xveg, en er blijft niets dan zelfaanklacht, „dat ge tegen alle Gods geboden gezondigd hebt, ja nog steeds tot alle boosheid geneigd zijt". Maar dan ook, zóó keert ge niet tot het geloof terug, of ge voelt u weer als lid van het Lichaam van Christus, met Christus één plante, een rank in den Wijnstok, en al wat Christus heeft is het uwe, en al v, ^at het uwe was, zinkt weg in de diepte der zee.

Dit nu is de geloofsvolmaaktheid.

Al uw zonde verzoend, al uw schuld verzwolgen, en al de heiligheid en de gerechtigheid van Christus uw heiligheid en uw gerechtigheid, evenals hadt ge nooit zonde gekend, gehad of gedaan, ja, als hadt ge het al zelf volbracht, wat Christus voor u volbracht; en wat is dit anders dan de zalige bevinding van volmaakt in Hem te zijn.'

Zoo is er dus feitelijk in u zelf niet anders dan de volmaaktheid in den wortel, in beginsel, door het zaad Gods dat in u is. In uw uitwendig leven is niets, en kan niet anders zijn, dan een streven om steeds volmaakter te worden, maar zonder dat ge het ooit wordt, althans niet aan deze zijde van het graf.

Maar in de geloofsvolmaaktheid valt gij met al uw onvolmaaktheid weg, om niet anders van u te doen overblijven dan een lid van het Lichaam van Christus; en hoe zou een lid van Christus' Lichaam ooit anders dan volmaakt in Hem kunnen zijn.?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„En gij zijt in Hem volmaakt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1901

De Heraut | 4 Pagina's