Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Facul­ Frankrijk. De Protestantsche teiten bedreigd.

Schier elk jaar wordt in de Fransche Kamer van afgevaardigden voorgesteld, om de gelden, toegestaan voor de Protestantsche faculteiten te Parijs en te Montauban, te schrappen. Ook dit jaar had dit weder plaats, en wel ging het voorstel uit van de commissie voor het budget. Deze commissie ging nog een stap verder; door aan de Kamer voor te stellen, om het geheele budget voor eeredienst te laten wegvallen; ook moest, volgens die heeren, het gezantschap bij het Valicaan worden opgedoekt.

Hoe ook de Fransche minister van finantiën met de handen in het haar zit door het enorm tekort, toch zal hij niet kunnen aanraden, om kortweg de miljoenen voor de Roomsche kerk te weigeren. Niettemin heeft de regeering de Franschen, die aan de Roomsche kerk zich gehecht gevoelen, zeer tegen zich ingenomen, door de wet op de geestelijke vereenigingen door te drijven, waardoor de Jezuïeten het land hebben moeten verlaten. Zij zal nu niet aanstonds weer geneigd bevonden worden, om opnieuw de Roomsche geestelijken tegen zich in het harnas te jagen

Het is ook niet te denken, dat dit jaar het geld zal geweigerd worden, om de Protestantsche faculteiten van Parijs en Montauban in stand te houden. Want ofschoon de begrootingscommissie er op wijzen kan, dat het niet billijk is, dat Protestantsche faculteiten door den Staat onderhouden worden, terwijl de Roomsche, eenige jaren geleden ten doode zijn opgeschreven omdat de Staat er geen geld meer voor wilde geven; zoo kan de minister hierop niets anders antwoorden, dan dat men eerstgenoemde instellingen zoo maar niet botweg kan laten verdwijnen, zonder eerst verandering te hebben gebracht in andere wetten. Het is toch duidelijk, dat wanneer de staat eischt, dat niemand in de Luthersche en Gereformeerde staatskerk als predikant mag optreden, of hij moet den graad van „bachelien" verkregen hebben, en die graad alleen aan eene Universiteit kan worden verworven, de Kamer van afgevaardigden maar niet kan decreteeren, dat er geen Protestantsche theologische faculteiten zullen zijn. Want wanneer de staat de benoodigde gelden inhoudt, zullen die faculteiten niet kunnen blijven bestaan. Immers is onder de Protestanten het denkbeeld, dat ook de wetenschap souverein behoort te zijn in eigen kring, en daarom de beoefening daarvan niet mag staan of vallen met het al of niet toestaan van gelden voor het Hooger onderwijs in Frankrijk, onder de Gereformeerden nog niet doorgedrongen.

Toch is het te verwachten, dat, vroeg of laat, de theologische faculteiten van Montauban en Parijs zullen moeten vallen, gelijk de tijd niet ver meer schijnt, dat het geheele budget van eeredienst, voor de Roomsche kerk zoowel als voor de Protestantsche kerken, op de lijst van uitgaven van den staat niet meer zal voorkomen. Vooral nu het blijkt, dat de finantieele draagkracht van de natie afneemt, terwijl de Fransche liberalisten steeds radicaler worden, is het te verwachten, dat het concordaat dat Napoleon I met de Fransche kerken sloot, niet lang meer zal bestaan.

Rome zal dien slag weten te boven te komen, ja die kerk zal daardoor aan invloed en kracht winnen.-' De historie der laatste jaren heeft dit duidelijk bewezen. Het Roomsche vrije onderwijs is eerst recht gaan bloeien, toen zijne voorstanders genoodzaakt werden, om zelve daarvoor te zorgen. In Duitschland werd de z.g. „Kulturkampf" glansrijk door de Roomsche kerk gewonnen, ofschoon de Duitsche staatsheden voornamelijk tegen Rome streden door middel van het inhouden van tractementen. Doch het is te vreezen, dat de Protestantsche kerken er onder zullen lijden, indien zij zich in dezen tijd niet opmaken, om zooveel offervaardigheid te ontwikkelen, dat zij desnoods de hulp van den staat kunnen missen. De vrije kerken, ofschoon niet groot in aantal, gaven sedert jaren in deze een goed voorbeeld. Zij bestaan zonder eenige hulp uit de staatskas en leven uit het beginsel, dat de vrije kerk in den vrijen staat moet leven.

De officieuse synodale organisatie, die sedert een groote twintig jaren de evangelische of orthodoxe staatskerken in Frankrijk vereenigt, heeft wel uitgewerkt, dat er eenige offers werden gebracht, om de gelden, voor de studiebeurzen te verzamelen, die vroeger door den staat werden uitgeloofd, maar het budget van die officieuse Synode beloopt niet meer dan een 150, 000 francs, en voor al de behoeften der kerken is minstens het tienvoudige noodig.

Opmerkelijk is het, dat men in Roomsche kringen in Frankrijk, nu vele Roomsche geestelijke vereenigingen het land moesten verlaten, omdat zij zich niet wilden onderwerpen aan de nieuwe wetten, uitspreekt, dat de herroeping van het edict van Nante in 1685 een groot onrecht geweest is. Daardoor werden toch alle Gereformeerden genoodzaakt het land te verlaten, als zij hunne conscientie niet wilden verkrachten of niet met hunne kerken in de woestijn hun bestaan wilden voortslepen. Een aartsbis-^ schop heeft uitgeroepen, dat de wonden, toen geslagen, nog niet genezen zijn, en dat dit genoeg moest geweest zijn om Frankrijk te leeren, dat een volk er niets bij te winnen heeft, wanneer de grond van het vaderland onbewoonbaar gemaakt wordt voor een deel zijner kinderen „De Protestantsche emigratie van 1685 heeft het gezag van den koning niet bevestigd, is niet bevorderlijk geweest aan de zedelijke eenheid van het land, en heeft aan de zaak van den godsdienst geen goed gedaan."

Dit oordeel verblijdt ons. Frankrijk heeft zich door de gruwelijke herroeping van al de vrijheden, die aan de Gereformeerden verleend waren, ontdaan van tienduizenden zijner beste burgers. Het bederfwerend zout werd met geweld het land uitgeworpen, en het is er niet in teruggekeerd. De erkentenis van Roomsche zijde, dat Frankrijk nog onder het stuk van brutaal geweld lijdt, dat eenmaal Lodewijk XIV durWe bestaan, is merkwaardig. Het feit, dat de staatsmacht zich nu tegen Roomschen keert, terwijl het zwaard der Overheid vroeger tegen de Gereformeerden werd opgeheven, gaf daartoe aanleiding. Het is echter te betreuren, dat men in Gereformeerde kringen er een soort leedvermaak in heeft, dat zoovele voorstanders der Roomsche kerk, niet door de macht van het Evangelie, noch doordat hunne plaatsen ingenomen werden door verkondigers of voorstanders van het zuivere Woord van God, maar door de machtvan den Staat, genoodzaakt werden Frankrijk te verlaten.

Engeland. Uit de congregationalistische kerken.

Toen Spurgeon, een twaalftal jaren geleden, brak met de Baptistische unie, omdat daarin de „modern thought" de overhand had verkregen, en zij daardoor afzakte met de „down grade" beweging, beweerde hij, dat het in de congregationaUstische kerken nog erger gesteld was dan in de Baptistische.

Nu is het bekend, dat de Congregationalisten de voortzetting zijn van de Independentische kerken, waartoe Cromwell behoorde. Het eigenaardige dier kerken is, dat zij belijden, dat elke gemeente geheel onafhankelijk en zelfstandig moet wezen, niet aan een zichtbaar hoofd mag onderworpen zijn, en evenmin mag deelnemen aan meerdere synodale vergaderingen, omdat die door hen beschouwd worden als heerschappij uit te oefenen over de afzonderlijke kerken. De Independenten hebben er geen oog voor, dat de kerk des Heeren eene openbaring van het lichaam van Christus moet zijn, dat daarom de kerken niet los naast elkaar mogen leven, maar hare eenheid in Christus moeten openbaren, door het houden van meerdere vergaderingen, waar de belangen der gemeenschappelijke kerken kunnen besproken en behandeld worden.

Men heeft nu wel eene vergadering van alle congregationalistische kerken, gelijk in deze maand heeft plaats gehad, doch tot hiertoe is men er niet toe kunnen komen, om de verschillende z.g. County Unions (dat zijn de vergaderingen der CongregationaUstische kerken in de graafschappen of districten) tot eene algemeene

vergadering of Synode te laten saamkomen. Toen op de laatste vergadering te Manchester ook dit punt ter sprake kwam, eindigde de vergadering met het zetten van een groot vraagteeken.

Toch wordt de behoefte aan eene Generale Synode in de congrggationalistische kerken gevoeld. Immers hebben de congregationalistische kerken geen gemeenschappelijke belijdenis. Zij zijn daarbij zulk een absolute vrijheid gewoon, dat zij ieder tot predikant kunnen beroepen, dien zij willen. Het is noodig als brood, dat genoemde kerken zich rekenschap gaan geven van hare belijdenis, vooral nu de Ritschliaansche theologie zooveel aanhangers onder de predikanten gevonden heeft. Maar de gezindheid in die kerken is over het algemeen nog allerminst er toe geneigd, om eene gemeenschappelijke geloofsbelijdenis op te stellen. Wanneer een deel dier kerken daartoe toch overging, dan zou het grootste deel zich daartegen gaan verzetten, in de meening dat men een theologisch stelsel wilde opdringen.

Het eenige dat men in dezen tijd verkrijgen kan, is, dat de kerken zich vrijwillig binden om alleen zoodanige predikanten te beroepen, die onderzocht en toegelaten zijn tot den dienst des Woords door een bevoegde autoriteit, door de kerken zelven benoemd. Dat men in dien weg als van zelf moet komen tot het vaststellen van hetgeen men in de Congregationalistische kerken heeft te belijden, spreekt van zelf, even als dat men op die manier ook moet geraken tot vergaderingen van meerdere kerken.

Wij vreezen echter, dat genoemde kerken met hare predikanten eerst nog verder zullen moeten afdwalen, voordat het overblijfsel beseft, dat het noodig is, om verder dolen te voorkomen, dat de kerk hare belijdenis formuleert. De wijze waarop op de jongste vergadering te Manchester gesproken v, 'erd over de nieuwere critiek, het gezag van Gods Woord, de Ritschliaansche school, geeft ons den indruk, dat de „downgrade" beweging onder de afstammelingen der Independenten nog steeds voortschrijdt.

In den tijd dat de Congregationalistische Unie vergaderde, werd ook tot onze groote blijdschap eene meeting voor den vrede gehouden. Tusschen de 400 en 500 afgevaardigden woonden deze meeting bij. Op deze vergadering sprak Dr. Gasquoine het uit, dat deze oorlog de meest hartverscheurende was van de vervlogen eeuw. Sommigen gevoelden de zonde van dien oorlog en zij waren bereid om die zonde ook te belijden. F, n nu men als vertegenwoordigers van Christelijke kerken bijeen was, moest men niet bang zijn, om het woord „zonde" uit te spreken. Men had geen nationale misgrepen, maar nationale zonden te belijden. Zeide men dat de oorlog „onvermijdelijk" was. Dr. Gasquoine geloofde, dat indien de kerken twee jaren geleden getrouw geweest waren aan de zaak - van Christus en geen enkel woord ten gunste van den oorlog, maar zooveel mogelijk woorden voor het behoud van den vrede gespjoken hadden, de oorlog niet was gekomen.

Aan het einde zijner rede deed spreker het voorstel, om een briefte richten aan de Engelsche, HoUandsche kerken in Zuid-Afrika. Dit voorstel werd met algemeene stemmen aangenomen.

In dit schrijven komt o. a. deze zinsnede voor: „Wij veroordeelen dezen oorlog als eene nationale zonde, en zijn diep verontwaardigd over enkele manieren van oorlogvoeren, die men gevolgd heeft, als het verbranden der hoeven en de daaruit volgende concentratiekampen. Ook hebben wij er ernstig naar gestreefd, dat onze Regeering zoodanige vredesvoorwaarden zou voorstellen, als eervol konden worden aangenomen door een dapper volk."

Deze uiting doet ons goed. Wel heeft niet de geheele vergadering der Congregationalistische Unie zich over den oorlog uitgesproken, maar het is reeds veel, dat een 400 a 500 vertegenwoordigers dier kerken eenstemmig zijn in het veroordeelen van den oorlog in Zuid-Afrika.

De Examiner, het orgaan der Congregationalistische kerken, spreekt het daarbij, met het oog op de groote sterfte van kinderen in de z. g. concentratie-of worger-kampen, uit, dat men spoedig aan het werk moet gaan om de sterfte der kinderen tegen te gaan, daar er anders geen jeugdigen van jaren meer zullen te beschermen zijn.

De eer en de goede naam van Engeland is daarmede gemoeid, zegt het orgaan. Wellicht heeft het optreden van de redactie der Morning Leader tot deze uiting aanleiding gegeven. Het Handelsblad verhaalt; „Xi^ Morning Leader \i& tü. briefkaarten aan 8000 geestelijken gezonden met de regeeringsstatistiek der sterftecijfers van kinderen in de doodenkampen, en de vraag, of het nu geen tijd werd in het belang der kinderen tusschenbeide te komen? Onder de antwoorden waren 55 .pCt. waarin de Morning Leader werd uitgescholden, somtijds in kroegtaal, en slechts 14 pCt. waarin werd toegestemd, dat de kinderen gered moesten worden." Er wordt niet bijgezegd of dit alleen geestelijken zijn van de staatskerk, maar in elk geval staan wij hier voor het gruwelijk feit, dat op 8000 Christelijke voorgangers in Engeland 4400 niet alleen den opzettelijken kindermoord in Zuid-Afrika niet veroordeelen, maar zelfs in woedende dronkemanstaai den man te lijf gaan, die maar van tusschenkomst ten behoeve van arme lijders en lijderessen durft reppen. Ieder weet, dat het sterftecijfer klimt met den dag, en dat in September van de 54, 326 kinderen 1964 stierven. Het raakt dezen geestelijke heeren, die het Christendom tot eene bespotting en hun stand tot een schande maken, zoo weinig, dat de gedachte alleen aan eenige hulp hen razend maakt. Waar is de profeet, die het „wee u Gij adderengebroedsel! aan deze vromen zal toeroepen?

De laatste toevoeging is van de redactie der Hervorming.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's