Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voorloopig resultaat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het voorloopig resultaat.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met stillen dank aan God, zal het bericht h vernomen zijn, dat de broeders, die te Utrecht vergaderd waren, hun arbeid gelukkig ten einde hebben gebracht, en dat nu eerstdaags het door hen opgestelde advies, hoe de Theologische School en de Theologische faculteit der Vrije Universiteit te vereenigen zijn, aan de Kerken zal verzonden worden.

De berichten, die telkens in de nieuwsbladen de ronde deden, alsof de onderhandelingen tot een non possumus hadden geleid, zijn hiermede gelogenstraft. De moeilijkheden, waarmede men te kampen had, waren ongetwijfeld groot. Dikwijls scheen het, alsof het scheepke nooit veilig de helling verlaten zou. En het blijft te betreuren, dat niet allen, die aan den bouw hebben medegewerkt, ten slotte bereid zijn gevonden, met dit scheepke onder zeil te gaan. Maar het resultaat is toch, dat een bijna door allen onderteekend advies is opgesteld, en de hope bestaat, dat èn de Generale Synode te Arnhem èn de Vereeniging voor Hooger Onderwijs met dit advies zullen kunnen meegaan.

Dat de Heraut zich over dit resultaat van harte verheugt, weten onze lezers.

Niet alsof wij, op zich zelf beschouwd, het voortbestaan van de eigen inrichting der Kerken, tot opleiding van haar dienaren, naast de Vrije Universiteit zouden hebben afgekeurd. Hoe scherp wij ons ook tegen het seminaristische beginsel hebben gekeerd, dat de Theologie wil afscheiden van de andere wetenschappen, en alleen van de Kerk wil laten uitgaan, — de vrije concurrentie tusschen een Theologische School, die door de Kerken onderhouden wordt, en een Vrije Universiteit, die van een particuliere vereeniging uitgaat, werd door ons eer aanbevolen dan bestreden. Vooreerst om den meerderen waarborg, die daarin .school voor de zuiverhouding van het Gereformeerde beginsel. Twee zelfstandige inrichtingen loopen minder gevaar door een opkomende ketterij te worden meegesleept, dan ééne.

Wanneer in één dezer inrichtingen het bederf zich openbaart, kan de Kgrk gemakkelijker den band met die inrichting doorsnijden, als ze daarnaast nog een andere kweekschool voor haar aanstaande predikanten bezit. En ten tweede, omdat een eerlijke en goede concurrentie tusschen twee /Zelfstandige scholen, de hoogleeraren en studenten vanzelf prikkelt tot meerdere krachtsinspanning, en aldus de ontwikkeling der wetenschap eer bevordert dan tegenhoudt.

Maar hoezeer vnj, in het afgetrokkene beschouwd, dit standpunt nog steeds het meest voordeelige achten, èn voor de Kerken èn voor de wetenschap, toch kan kwalijk ontkend, dat zooals de verhouding in onze Kerken thans is, de voordeden aan het bestaan dezer beide inrichtingen verbonden, niet opwegen tegen de nadeelen; ja nog sterker, dat zich allengs tusschen die beide inrichtingen een antagonisme ontwikkelde, dat in de hoogste mate bedenkelijk was voor den vrede en rust der Kerken.

Drieërlei werkte hiertoe mede.

Vooreerst, dat de groep van Gereformeerden in ons vaderland feitelijk te zwak is, om twee scholen voor de Theologie in stand te houden. Een goede Theologische faculteit moet minstens zes hoogleeraren hebben, kunnen beschikken over een budget van een kleine veertig duizend gulden (onderhoud der gebouwen enz. daaronder begrepen) en een gemiddeld getal van een vijftig studenten tot den dienst des Woords hebben op te leiden. Rekent men toch, dat de studenten gewoonlijk vier jaar in de Theologie studeeren, dan geeft dit voor elk studiejaar in doorsnede twaalf studenten, wat zeker niet te hoog is. Nu zal ieder toestemmen, dat onze beperkte krachten niet toelaten, dat we ons de weelde van twee zulke scholen veroorloven. Een som van een tachtigd'üzend gulden, alleen voor het theologisch onderwijs, is met het oog op de vele uitgaven, die van ons Gereformeerde volk voor de Kerk, de zending, de lagere school, de Christelijke gymnasia enz. gevorderd worden, veel te drukkend. Een twaalftal mannen, die geen beunhazenwerk verrichten, maar met wetenschappelijke talenten toegerust, de Theologische wetenschap verder kunnen brengen, vindt men niet. En het aantal vacatures, dat telken jare openkomt in de Kerken, de zending medegerekend, gedoogt niet, dat het getal der studenten in de theologie tot meer dan vijftig stijgt. In het begin der doleantie, toen de predikantsplaatsen bij tientallen open kwamen, kon zulk een toevloed van studenten gerechtvaardigd zijn. Nu allengs de vacatures vervuld raken, en alleen door sterfte of emeritaat aanvuUing noodig is, zou een te groot aantal candidaten leiden, tot een toestand, als tegen het einde der 18de eeuw, toen een candidaat soms tien a twintig jaar op een beroep te wachten had. Ook hier moet het aanbod zich naar de vraag richten, wil men niet een geleerd proletariaat aankweeken, dat èn voor onze studentenen voor onze Kerken verderfelijk werken zou.

Waar het terrein onzer Gereformeerde Kerken niet ruim genoeg is, om twee Theologische scholen te kunnen dragen, daar moet wel over en weer een naijver ontstaan, die een geheel ander karakter draagt dan dat van een vrije en edele concurrentie op wetenschappelijk gebied.

Het is dan niet meer een wedijver, wie de beste vruchten zal opleveren voor de Kerk en de wetenschap, maar een worsteling om het eigen bestaan te redden. Men tracht de meeste collecten, de beste leerkrachten, het grootste aantal studenten, voor de eigen school te veroveren. Wat de eene school leert, wordt dan stelselmatig door de ander school afgekeurd, verdacht gemaakt, als riekende naar ketterij aan de kaak gesteld. De universitaire school gaat prat op haar wetenschappelijk karakter, de school der erken op haar oflicieele qualiteit. Wij eggen niet, dat het reeds tusschen de beide bestaande scholen tot zulk een oneilige concurrentie kwam. De mannen, die aan beide scholen den toon aangeven, hebben, door hocgen Christelijken zin geleid, getracht dit euvel te bezweren. Maar dat er verschijnselen waren, aan beide zijden, vooral onder de dii minores, die op dit kwaad wezen, zal niemand ontkennen.

Hier komt in de tweede plaats bij, en uist dat maakte het ver.schil nog scherper, dat aan de Vrije Universiteit de Kerken der doleantie en aan de Theologische School de Kerken der scheiding zich het meest verbonden gevoelden. Al was door de vereeniging in '92 de scheidsmuur tusschen beide kerkengroepen weggevallen, en al had de Synode de Theologische School als de „eigen inrichting" van alle Gereformeerde Kerken overgenomen, in de practijk bleef de scheidslijn doorloopen, zooals die door de historie eenmaal getrokken was. De Kerken uit de doleantie ontstaan, hadden te veel te danken aan de Vrije Universiteit, dan dat zij in eens dezelfde Hefde konden gevoelen voor de Theologische School; en de Kerken der scheiding kon den haar oude liefde voor de Theologische School niet plotseling overdragen op de Vrije Universiteit. Dat bleek in de collecten, in de bidstonden en jaarvergaderingen, in de beroepingen enz. De gedeeldheid in de opleiding werkte alzoo de rechte vereeniging der beide kerkengroepen tegen.

In de Vrije Universiteit en de Theologische School incorporeerde zich nog voor het besef der kerken de oude tegenstelling. Of dit terecht of ten onrechte was, doet er niet toe. Het volk rekent niet met afgetrokken begrippen; het ziet de beginselen belichaamd in personen en instellingen.

Zoolang de Vrije Universiteit en de Theologische School naast elkander blijven bestaan, zal ook in onze Kerken het geschil tusschen doleantie en afscheiding voortleven. Op menige plaats stuit de saamsmelting der beide Gereformeerde Kerken op de gedeeldheid der opleiding. Eerst wanneer dit struikelblok uit den weg is geruimd, is er mogelijkheid, dat de tegenstelling geheel verdwijnt en het A en B, dat onze Kerken ontsiert, voorgoed tot de historie zal behooren.

En in de derde plaats, met de tegenstelling tusschen de Theol. faculteit en de Theol. school hangt ten nauw.ste saam de strijd tusschen de universitaire en de seminaristische opleiding. Men versta ons hierbij wel. Het woord seminaristisch heeft in onze Gereformeerde kringen een leelijken klank.

Het doet denken aan de Roomsche seminaria; het geeft den indruk, dat men bedoelt 'een opleiding tot den Dienst des Woords, die geheel afgesloten is van de andere wetenschappen; die opgaat in practische africhting voor het ambt en die om de eischen der wetenschap zich weinig bekommert. In dien zin nu zijn er zeker zeer weinigen, die een seminaristische opleiding boven een universitaire zouden verkiezen. Algemeen erkent men, dat de opleiding tot den Dienst des Woords een wetenschappelijke behoort te zijn en dat de Theologie even goed als de andere wetenschappen een wetenschappelijk doel heeft na te jagen. Zooals de Theologie thans te Kampen onderwezen wordt, is er wel niemand, die tot haar het verwijt zal richten, dat zij uitsluitend de practische opleiding op het oog heeft. De Dogmatiek van Prof. Bavinck, de exegetische studiën van Prof. Noordtzij, zelfs de geschriften van Prof. Biesterveld over Homiletiek, Catechese en Poemeniek, al liggen deze vakken het meest op practisch gebied, 'toonen, dat men te Kampen in de eerste plaats de wetenschap beoefent en deze verder wil brengen.

In dien zin wordt het woord seminaristisch door ons dan ook niet bedoeld. Maar wel duidt dit woord blijkens het historisch gebruik het standpunt aan van hen, die oordeelen, dat de theologie als een heilige wetenschap alleen door de Kerk mag onderwezen worden; dat de hoogleeraren in de Theologie deswege door de Kerk als ambtsdragers moeten worden aangesteld, en dat daarom tusschen de Theologie en de andere wetenschappen steeds & Qn principieel ond& rscheid moet blijven bestaan. Ongetwijfeld ligt er in dit standpunt een element van waarheid. De Theologie heeft een eigen principium cognitionis, het Woord van God; ook staat ze veel nauwer in verband met de Kerk dan de overige v/etenschappen. Ze werd door onze vaderen daarom Sac osancta Theologia, d. i. de heilige Theologie genaamd, een eeretitel, die nooit aan de Rechten, de Letteren of de Medicijnen geschonken is. Bij de benoeming en het ontslag der Hoogleeraren in de Theologie heeft de Kerk dan ook heel andere rechten en belangen té doen gelden dan bij de hoogleeraren in de Rechten en Letteren. De Synode van Dordt in 1618—19 heeft dit in haar bekend advies aan de Staten over de reformatie der Academies duidelijk genoeg uitgesproken. Maar al is dit alles volkomen waar, de richting, waarop wij het oog hebben, gaat o. i, feil, doordat zij het goede beginsel overdrijft, den band tusschen de andere wetenschappen en de Theologie, of wil men nog juister tusschen natuur en genade, tusschen het werk des Vaders en des Zoons, doorsnijdt en daardoor, zij het dan ook onbewust en niet gewild, van de Gereformeerde op de Doopersche lijn dreigt over te gaan.

Dat de Theologische school wat haar ontstaan betreft, niet aan dit seminaristische beginsel te danken is, staat historisch vast. De vaderen der Scheiding hebben bij haar stichting alleen uit practische motieven gehandeld ; er moest een kweekschool voor predikanten zijn; een universiteit was buiten hun bereik; daarom bepaalde men zich tot de oprichting eener theologische school. En even zeker is, dat aan de Theol. School mannen zijn opgetreden, die principieel het seminaristische beginsel hebben bestreden en met kloeken moed het universitaire tandpunt hebben verdedigd. Op zichzelf s dus de Theologische school volstrekt niet met dit seminaristische beginsel te vereenzelvigen.

Maar wel kan kwalijk ontkend worden, dat allengs uit het feit, dat de Kerk deze School gesticht had, zich de theorie ontwikkeld heeft, dat de Kerk alleen de roeping en bevoegdheid had om de wetenschap der Theologie te onderwijzen. Zij., die dit beginsel waren toegedaan, droegen de Theol. School met al de Hefde van hun hart, maar konden zich uiteraard met het standpunt der Vrije Universiteit niet verecnigen. Het seminarie, de School der Kerk, was hun ideaal. En de Vrije Universiteit de donkere schaduw, die ons kerkelijk leven bedreigde en die daarom., althans wat haar Theologische faculteit betrof, hoe eer hoe beter diende uit den weg geruimd De wrijving, die hierdoor ontstond tusschen hen, die vóór de School der Kerk en die vóór de Vrije Universiteit waren, kreeg aldus een nog scherper karakter. Beginsel kwam tegenover beginsel te staan, en het gevaar was niet zoo denkbeeldig, dat ten slotte de opleidingsquaestie de wigge zou worden, die het verband onzer kerken weer zou doen splijten.

Het is om dit drietal redenen, dat de Heraut met ernst aandrong op weeiopvatting der onderhandelingen. Bij de Kerken, die met ons het gevaar inzagen, vond dit voorstel steun. En op haar aandrang riepen Curatoren der Theologische School de hoogleeraren en curatoren der beide inrichtingen saam, om tot een eenparig advies aan de Kerken te komen.

De onderhandelingen over dit advies hebben bijna een half jaar geduurd. Men is dus niet over één nacht ijs gegaan. Met zorg is elke uitdrukking gewikt en gewogen. Over en weer moesten offers gebracht worden, en toch mocht aan geen van beide zijden het offer van het beginsel worden gevraagd. Juist daarin school de moeilijkheid, die de oplossing zoo lang heeft vertraagd.

Gelijk vanzelf spreekt, draayt het advies, dat binnen enkele dagen aan de Kerken zal worden toegezonden, een geheel persoonlijk karakter. Het zijn niet de colleges der Curatoren en Hoogleeraren van beide inrichtingen, maar alleen de personen, die het stuk onderteekend hebben, die er de verantwoordelijkheid van dragen. En het doel is niet, om de Kerken of de Vereeniging voor Hooger Onderwijs met gezag een besluit op te leggen, maar om de Kerken en de Vereeniging van raad in deze gewichtige zaak te dienen.

Daarom spraken we van een voorloopig resultaat. Al wat tot dusver verricht is, was voorbereidende arbeid. Een teekenen van het bestek, hoe het huis kan gebouwd. De beslissing ligt bij de Kerken zelve en bij de Vereeniging. Eerst wanneer deze met het advies blijken mede te gaan, kan de volle toon van dank over het gewonnen resultaat worden gehoord.

Slechts een opmerking zij ons vergund om voor teleursteUing te bewaren. Het advies, dat de Kerken ontvangen zullen, is uiteraard een compromis. Noch de voorstanders der Vrije Universiteit noch de Uefhebbers der Theologische school zullen in dit advies hun eigen wenschen ten volle bevredigd vinden. Aan beide zijden zal allicht de eerste indruk wezen, d.it men te veel heeft toegegeven. Wie ijvert voor de souvereiniteit der wetenschap in eigen kring zal oordeelen, dat aan de Kerken te veel macht is toegekend. P3n wie alle zeggenschap voor de Kerken opeischt, zal niet bevredigd zijn, omdat de Universiteit ook haar rechten ten deele heeft behouden.

Juist daaruit echter zal blijken, dat de broeders hun doel bereikt hebben. Dat doel was niet om een principieele oplossing te geven van het vraagstuk, hoe de verhouding moest zijn tusschen de Kerken en de Theologische faculteit, maar om met behoud van de beginselen, die tegenover elkander stonden, een modus vivendi te vinden, waarbij geen van beide partijen haar eigen meening doorzette, maar beide elkander tegemoet kwamen. Zoo alleen kon men tot een practisch resultaat komen, waardoor de gedeeldheid tusschen de Theol. faculteit en de Theol. School ophield te bestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Het voorloopig resultaat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1902

De Heraut | 4 Pagina's